Brian Jonestown Massacre

Interview met Anton Newcombe van The Brian Jonestown Massacre

Brian Jonestown MassacreWie The Brian Jonestown Massacre alleen kent van de ruzie met The Dandy Warhols, de begintune van de HBO-serie Boardwalk Empire en als kraamkamer van de Black Rebel Motorcycle Club, moet nog een hele wereld ontdekken. Bandleider Anton Newcombe is al enkele jaren clean, en vanuit zijn studio in Berlijn productiever dan ooit. Onlangs verscheen het album Third World Pyramid, in december volgt al de opvolger Don’t Get Lost.

Tekst Mania | Ruben Eg

Over de mystieke Newcombe (49) doen al vanaf zijn debuut Methodrone de wildste verhalen de ronde. Niet allemaal waar, zoals die over de diep gekoesterde haat tegen generatiegenoten The Dandy Warhols, maar allemaal wel met een kern van waarheid erin. ‘Ik wil mij écht niet gedragen als een rockster. Maar bij zoiets ga ik door het lint’, haalt de zanger een recent incident op het festival Desert Daze in het Joshua Tree National Park aan.

Newcombe kreeg het daar aan het begin van het optreden met zijn band behoorlijk aan de stok met een geluidsman. “We moesten nog soundchecken toen er al duizend man voor het podium stond”, ergert Newcombe zich een week later nog steeds. “Als eindelijk de microfoons aan beurt zijn, vraag ik twee keer waar de geluidsman staat als hij roept mijn microfoon te testen. ‘Dan niet!’, snauwt hij terug, samen met allemaal gepiep door de speakers. Het hoeft van mij allemaal niet perfect te gaan, daar ben ik op tournee wel aan gewend. Maar zoiets? Die lui achter de schermen hebben het hele festival voor mij verpest. En we leven al in zo’n crazy world, niet?”Brian Jonestown MassacreJe werkt sinds enkele jaren in Berlijn. Hoe ben je daar terechtgekomen?
“Ik woon hier met mijn vrouw en zoon. Berlijn is cool. Niemand valt mij hier lastig. Ik ben onzichtbaar, kan met mijn eigen gedachten rondlopen in de vele parken. Ik spreek niet eens Duits! Hiervoor zat ik altijd in hotels op IJsland, waar ik de studio van Björk huurde, dronken werd en platen opnam. Mijn studio in Berlijn staat in een aparte flat, met een woonkamer, keuken en slaapkamer erin. Muziek maken is geen baan, het is mijn leven. In Berlijn geven ze jaarlijks een miljard dollar uit aan kunst. Het is mooi om in zo’n samenleving te wonen.”

Inspireert Berlijn je muzikaal ook?
“De stad is vooral interessant. Iedereen vraagt mij steeds naar de muziekscene hier. Maar die is er niet echt. Er komt gewoon van alles langs. Ik bezoek ook niet echt concerten. Mijn leven is simpelweg hier. Wel vind ik het prettig om in de nabijheid van internationale, Europese mensen te werken. Ik wil eigenlijk in elk land opnemen. Zonder regels. Ik doe een moord om met iemand in het Nederlands op te nemen. Bands bij jullie proberen veel in het Engels. Maar ik wil het graag eens in het Nederlands.”

De Kift lijkt mij een prima band voor jou.
“Hoe schrijf je dat? K-I-F-T? Cool. Ik zoek ze direct even op Discogs. Iedereen wil die Hollywood-cultuur altijd maar. Geef mij liever iets anders.”

Third World Pyramid en Don’t Get Lost verschijnen kort na elkaar. Een productieve periode?
“Ik ben altijd erg productief geweest. Maar na een lange tour met The Brian Jonestown Massacre en Tess Parks heb ik in korte tijd veertig nummers geschreven. Ik wilde daar twee albums van maken: een korte en een lange. Third World Pyramid moest meer zijn wat mensen van mij zouden verwachten. Je hoort nu: ‘Third World Pyramid is goed, maar niet mijn favoriete plaat’. Maar straks komt met Don’t Get Lost iets wat ze totaal niet zouden verwachten van mij. Ik denk vaak na over hoe mensen naar mijn platen luisteren. Al die scenario’s doorloop ik in mijn hoofd.”

Een album dat men niet van jou verwacht?
“Het ene nummer heel psychedelisch, erg I Am The Walrus. En dan weer een heel motorische song. Een plaat waarbij je niet weet wat het volgende nummer wordt. ‘Zit hij nu in de oosterse muziek, of luistert hij The Rolling Stones?’ Geen van beide dus.”

Hoe begin jij doorgaans aan een nieuwe plaat?
“Muziek is overal. Ik haal ideeën voor een nummer uit geluiden. In één noot op het orgel van oma hoor ik al een nummer. Of zomaar blazen in een fluit. Er zitten liedjes in de lucht, zonder al te hippie te willen zijn. Als je het hoort pak je het, en werk je het intellectueel uit. “Wat als ik vrolijke teksten bij sombere muziek plaats?” Ik werk wel snel. Ik kan in de metro in de microfoon van mijn iPhone zitten hummen om snel een melodie vast te leggen. Een deel van de magie gaat ook per ongeluk. Ik pak nooit een plaat en wil dan The Jesus and Mary Chain ofzo zijn. En ik wil ook niet zoals The Stone Roses één plaat maken die iedereen zich later herinnert, maar verder niets. Live wil ik die magie samen met het publiek creëren. Een jazzconcept. Van: je moet er bij geweest zijn.”

Duren de shows van The Brian Jonestown Massacre daarom ook steeds drie uur?
(lacht) “Ik heb er tachtig shows van drie uur op zitten. ‘Ben je gek ofzo?’, vroegen boekers eerst. Maar zo wil ik het. Je kunt laten zien hoe snel de tijd gaat. Tijd is zó elastiek. Als je van je fiets valt lijkt het uren te duren voor je op de grond ligt. En een concert van drie uur kan zo voorbij zijn.”

Jouw muziek is erg beeldend. Wordt het daarom vaak gebruikt in films en series?
“Ik wil graag meer aan films werken. Ik praat vaak met schrijvers over goede filmideeën van mij, in de hoop dat ze die stelen. Goede films worden niet meer gemaakt. Ik vloog laatst met Virgin Atlantic. Tijdens de hele vlucht hadden ze niet één film die ik wilde zien. Alles is gemaakt voor domme mensen. De wereld is zo slecht geworden. Muziek kan een goede film geweldig maken. Stomme films waren niet zonder geluid, want er zat muziek onder. Nu stapt Batman in een BMW, neemt een Coca-Cola en draait Katy Perry. Dat maakt een film écht niet beter. Audrey Hepburn die Moon River op een akoestische gitaar zingt, en niet eens goed; dáár herinner je Breakfast At Tiffany’s om. Er is meer geld en er zijn meer hd-camera’s, makkelijke montagesoftware en streamingplatformen dan ooit. En toch wordt er alleen maar shit gemaakt. De echte armoede is het gebrek aan ambitie en stijl.”