Getrouwd, vader van twee kinderen en eigenaar van een persoonlijk gebouwde opnamestudio in Nashville. Veel is er veranderd in het leven van Matthew Houck – Phosphorescent – sinds hij vijf jaar geleden het veelgeprezen album Muchacho uitbracht. Alle grote veranderingen die de gewezen New Yorker doormaakte zijn terug te vinden in de nieuwe langspeler, met de daarom logische titel C’est La Vie.
Tekst Mania | Ruben Eg
Helemaal stil was het overigens niet in de vijf jaar na Muchacho. In 2015 verscheen immers nog Live At The Music Hall. Een plaat die Houck zelf als méér dan een tussendoortje beschouwt. ‘Ik heb hard aan die plaat gewerkt, en zou het niet hebben uitgebracht als het zomaar een collectie liedjes zou zijn’, vertelt hij. ‘Voor mij is Live At The Music Hall een écht album.’
Tot nu toe was het mijn favoriete Phosphorescent-plaat. Mag je dat zeggen over een live-album?
‘Ik vind het prima. Ik was blij dat ik via dit album kon laten horen hoe sommige oudere nummers geworden zijn. In de vroege jaren van Phosphorescent maakte ik mij weinig zorgen over de kwaliteit van de albumopnames. Het was gewoon zorgen dat je liedjes opgenomen kreeg. Met de wetenschap van nu, begrijp ik wel waarom veel van die nummers niet al te gemakkelijk… te verteren waren (lacht).’
Wat is het geheim van een goede opname? De studio, de apparatuur? Of toch alles in de computer zetten, in stukken hakken en aan elkaar plakken?
‘Ik sta niet dicht bij één van beide. Met Muchacho, en met C’est La Vie in het bijzonder, heb ik geleerd waarom bepaalde platen uit de seventies en eighties zo mooi zijn. Die klonken fenomenaal door alles: de ruimtes waarin ze zijn opgenomen, de apparatuur, de opstelling van de microfoons, de technici. Ik heb mij daar jaren nooit druk over gemaakt. Het was gewoon: liedjes opnemen en weer verder. Nu steek ik daar veel meer tijd in.’
Word je uiteindelijk geen apparatuurfreak, die steeds de allerbeste microfoon moet hebben?
‘Een beetje. Maar je groeit door de jaren heen natuurlijk ook als muzikant. Ik ben een betere zanger dan vroeger. Op de live-plaat staat het nummer Dead Heart. De originele versie op het album Aw Come Aw Wry uit 2005 is… Ik houd van alle albums die ik heb opgenomen. Toen ik ze uitbracht was ik zo trots als je maar kunt zijn. Maar soms kunnen nummers groeien in iets wat je toen nooit had kunnen bedenken. Daarom ben ik zo blij dat Dead Heart op Live At The Music Hall op een andere manier is verschenen.’
Terug naar dit album: waar heb jij al die jaren uitgehangen?
‘Ik was aan het werk! (lacht) Mijn vrouw (bandlid Jo Schornikow, red.) en ik kregen een kind. Wij wilden daarom weg uit New York en vonden een huis in Nashville.’
Waarom Nashville? Omdat het een muziekstad is?
‘Precies. Er woonden ook wat vrienden van ons. We dachten: laten we eens kijken, als het niet bevalt kijken we verder. Maar het beviel uitstekend, vooral omdat het een muziekstad is. Toen ik bijvoorbeeld voor het nummer These Rocks een contrabas nodig had, kwam een kennis direct aanzetten met Dave Roe: de oude bassist van Johnny Cash. Zoiets kan alleen in Nashville.’
Wanneer ben je begonnen met C’est La Vie?
‘Het is een beetje een raar verhaal. Vrij snel nadat we in Nashville kwamen, tikte ik een analoog MCI-studiomengpaneel uit de seventies op de kop. Ik dacht dat ik dat met een paar weken wel had opgeknapt en er dan mee aan de slag kon. Dat was heel, heel erg naïef gedacht. Zes maanden later zat ik er nog steeds aan te sleutelen. Op dat moment moesten wij ook ons huurhuis uit. Omdat ik vervolgens geen plek meer had voor dat mengpaneel, ben ik gaan zoeken naar een vaste ruimte. Maar ik vond alleen een oud winkelpand, zonder muren en elektriciteit erin. Dus ik dacht: dat doe ik ook wel zelf. Daardoor werd het een alleen maar langer project. Tussentijds speelde de band op een festival, en toen ik ze toch bij elkaar had wilde ik in drie dagen de basis van zes nieuwe nummers opnemen in The Bomb Shelter-studio in Nashville. Gewoon om te horen hoe het zou klinken. Die eerste, spontane opnames klonken zó fantastisch. Toen ik pas acht maanden later in mijn eigen studio aan de slag kon, kreeg ik het enthousiasme van die eerste spontane opnames niet terug. Daardoor greep ik veel terug naar dat materiaal. Ondertussen had ik ook meer nummers geschreven, kregen we een tweede kind en ging het leven verder. Zo is uiteindelijk het album ontstaan.’
Klinkt eigenlijk een beetje magisch.
‘Eigenlijk precies het gevoel dat ik altijd najaag. Het is uiteraard slimmer om, eh, gedisciplineerd te werk te gaan. Maar voor mij werkt het zo.’
Christmas Down Under vind ik een erg mooi nummer. Kerst op een plek waar het niet sneeuwt, water en vuur: het lijkt alsof iemand twijfelt tussen religie en de evolutietheorie?
‘Er gebeurt veel in dat nummer. De titel is wat goedkoop, maar ik ben blij dat je verder hebt gekeken dan de titel alleen. Ik denk dat dit één van de sterkste nummers is die ik ooit heb geschreven. Er zit inderdaad veel in. Maar ik twijfelde hoeveel er van over zou blijven.’
In meer nummers stel je vragen over het leven. Heeft dat iets te maken met een man van middelbare leeftijd die zich gaat settelen, die opeens geen kind meer is maar een vader?
‘Over dat laatste had ik toe nu toe nog niet nagedacht. In Phosphorescent loop ik vaak wat vragenstellend rond. Maar de focus op mijzelf, die egoïstisch naar binnen kijkt, is wel veranderd door mijn kinderen. Daarom kon ik ook geen betere albumtitel bedenken dan C’est La Vie. Er zijn geen antwoorden. Het is leuk om er over na te denken. Maar het lijkt mij onwaarschijnlijk dat jij en ik de waarheid over het leven wel even naar boven halen.’