Menigeen had hem vorig jaar in zijn eindlijstje staan: de The French Press ep van Rolling Blackouts Coastal Fever, inmiddels kortweg Rolling Blackouts C.F. geheten. Sindsdien was het reikhalzend uitkijken naar Hope Downs; de bij Sub Pop uitgegeven eerste volledige langspeler van het Australische vijftal.
Tekst Mania | Ruben Eg
Wie er begin september 2017 bij was in de Tolhuistuin, de dependance van de Amsterdamse poptempel Paradiso, keerde razend-enthousiast thuis. De frisse popsongs van de Rolling Blackouts Coastal Fever, gedreven door hoekige gitaarlijnen en een strakke ritmesectie, deed veel aanwezigen denken aan hun eerste kennismaking met The Strokes. Tom Russo, een van de drie zingende en liedjesschrijvende gitaristen van de band, herinnert zich het optreden eveneens nog goed. “Geen idee waarom, maar het was het drukst bezochte optreden van die tournee”, zegt hij over de toen vooruitgesnelde roem.
Misschien omdat jullie muziek maken die je écht live moet horen?
“Misschien wel, ja. Iets anders kan het niet zijn. We zijn niet bepaald charmante of aantrekkelijke figuren. De enige manier waarop wij iemand voor ons kunnen winnen is met optreden (lacht). Toch zijn we meer als songschrijversproject, dan als band begonnen. Ik ben met Fran (Keaney, red.) en Joe (White, red.) liedjes gaan schrijven op onze slaapkamers. Echte grote ambities hadden we niet. We hadden daarvoor wel in verschillende bandjes gespeeld, maar met Rolling Blackouts Coastal Fever zijn we juist heel voorzichtig wat gaan optreden. In het begin speelden we slechts om de paar maanden ergens. Het duurde even voor we in echte zalen gingen spelen. Pas toen werden we langzaam een echte liveband.”
Door de vele tempowisselingen in de liedjes op Hope Downs, lijkt het alsof jullie al jammend liedjes in elkaar schroeven. Hoe begint het schrijfproces doorgaans?
“Aanvankelijk begon een nummer altijd met de tekst, waarna we samen de muziek maakten. Dat veranderde door de jaren heen. Nu maakt Fran, Joe of ik eerst een soort skelet van iets dat een liedje moet worden, waarna we er als band een geheel van maken. Daarom komt de ritmesectie er nu zo sterk doorheen.”
Is er een nummer van de eerste twee ep’s, waarvan je nu denkt: ‘Daar hadden we nu iets totaal anders van gemaakt’?
“Interessante vraag. Er is een oud nummer, Angoline, dat we nog altijd nu en dan live spelen. Maar de huidige versie is heel anders dan de versie die we jaren terug opnamen voor een ep waar nummers van meerdere bands op stonden. Het is veel meer poppy dan wat we nu schrijven. Daarom past het eigenlijk niet zo goed in de set. Het is in een totaal andere tijd geschreven, maar we houden toch nog erg van het nummer. Ik denk dat als we het nu hadden geschreven er iets totaal anders uit was gekomen.”
Misschien omdat de drie songschrijvers in één band elkaar nu beter aanvoelen?
“Ja. We spelen nu een paar jaar samen en alles is inmiddels tweede natuur geworden. Je hoeft weinig meer tegen elkaar te zeggen. Een knikje is genoeg.”
Wat had je indertijd zelf voor ogen? Was er een speciale sound waar je naar zocht?
“Een beetje van alles wat. We hadden een paar ideeën: popsongs met jagende gitaren, met simpele en melodieuze gedreven ritmes, een akoestische gitaar die meer bij de ritmesectie past, plus twee elektrische gitaren er overheen die doen wat ze willen. Dat was een beetje het hokje waar we ons in plaatsten. Dit is wat er uiteindelijk van geworden is. Een echte definitie voor de muziek die we maken hebben we niet. We zeggen altijd een beetje cynisch dat we ‘stoere pop’ of ‘softe punk’ maken. Eigenlijk als grapje, want zo punk zijn we helemaal niet en zo heel pop klinken we ook niet. Maar dat lepelen we maar op als iemand ons er om vraagt. We horen wel eens dat er veel ruimte zit in onze liedjes. Misschien is dat wel iets Australisch, waar je enorme uitgestrekte vlaktes hebt als je de stad uit gaat. Veel klassieke Australische bands uit de jaren tachtig hadden dat ook, zoals The Go-Betweens en The Triffids; die enorme ruimte die onbewust in de muziek sluipt.”
Hope Downs heeft een echt ‘rand-van-de-stad-gehalte’, zeker als je naar de teksten luistert.
“We wonen in Melbourne; in een grote stad, maar toch dicht bij de natuur. Die fascinatie hebben we allemaal wel. Ik denk dat de omgeving waarin je woont en de ervaringen die je opdoet onbewust in de dingen die je maakt doorschijnt. Het beïnvloedt je toch. An Air Conditioned Man, het eerste nummer van de plaat, heeft absoluut dat gevoel van vervreemding in een grote stad. Fran heeft het nummer grotendeels geschreven. Ik zing het laatste refrein, wat een soort tegenreactie is op het hoofdfiguur uit het nummer die een paniekreactie heeft over zijn 9-tot-5-leven in de stad.”
Bellarine, mijn favoriete nummer van de plaat, heeft ook zo’n intrigerend hoofdpersonage.
“Joe heeft dat geschreven. Bellarine is de naam van een badplaatsje, aan de overkant van de baai bij Melbourne. Ik kwam daar als kind vaak vakantie vieren, Fran en Joe ook. Het vertelt het verhaal van een terneergeslagen vader die vanaf het strand in Bellarine de wolkenkrabbers van Melbourne in de verte ziet. Hij maakt een zware tijd door, is vervreemd van zijn dochter en blikt terug op zijn leven. Bellarine is een badplaats, maar tegelijk een zware omgeving. Mensen die er wonen hebben het niet makkelijk. Het is een mooie plek, waar het tegelijk ook best deprimerend kan zijn.”
LIVEDATA 17/08 Lowlands, Biddinghuizen (Sold Out) 18/08 Pukkelpop, Hasselt (BE) 01/11 Trix, Antwerpen (BE) 03/11 Paradiso, Amsterdam 04/11 Doornroosje, Nijmegen