Spinvis – 7.6.9.6.

Spinvis – 7.6.9.6. (Excelsior)

De muziek van Spinvis is doorgaans al wat gekunsteld (mind you: in positieve zin) en nu is zijn nieuwe plaat ook nog eens heel gekunsteld tot stand gekomen. Gekunsteld is een anagram van geknutseld en dat is in het geval van Nieuwegeiner Erik de Jong geen toeval. Dat gekunstelde heeft nu ook alles te maken met de coronapandemie, die de muziekwereld sowieso al maandenlang in een wurggreep heeft. Al geldt dat voor meer sectoren. Ik zal u de bek niet openbreken.

Enfin. Spinvis en zijn kunsten. Hij heeft zijn plaat 7.6.9.6. genoemd. An sich slaat die cijfercombinatie als een waterpomptang op een satékroket. Maar er zit toch wel wat achter. Spinvis hoort er muziek in. En hij heeft gelijk. Zoals Spinvis sowieso een denker is en het gelijk zo vaak aan zijn kant vindt. Het gaat om een melodie: hoog, laag, hoger, lager. Probeer maar eens. 7.6.9.6.

Het is tekenend voor het observerende oor van de Utrechter, die zijn album noodgedwongen zelf mixte. Zang- en vioolpartijen van zijn muzikanten kwamen binnen via mail en telefoon. Over gekunsteld gesproken. En het knutselen dat eruit voortvloeit. Het proces van opnemen heeft de plaat geen kwaad gedaan. Integendeel. Want 7.6.9.6. is een typisch Spinvis-album geworden. Met veel nummers van hoge kwaliteit. Zowel qua tekst als muzikaal. Dans je voorzichtig mee op het verrukkelijke Hollywood?

De Jongs fluisterzang blijft het voornaamste ingrediënt, terwijl ál te veel uitbundigheid ook nu weer wordt voorkomen. Live vliegen De Jong en consorten nog weleens uit de bocht, op plaat rijdt hij vooral in z’n drie. Of zelfs in z’n twee. Heel soms éventjes in vier. Maar niet te lang. Het staat zijn geluid zo goed.

Daaraan tornen is geen optie. Soms denk je iets al eerder gehoord te hebben, zonder dat je de vinger exact kunt drukken op die eventuele vorm van recycling. Dat is knap. Spinvis’ lichte hang naar absurdisme (lekker gekke foto ook op die cover) en vervreemding blijft een lust voor het oor. Zijn melancholie en stemmigheid blijven fascineren en de aandacht vasthouden. Vooral in de avonduren. Bij schemerlicht en een goed glas wijn. Ja, toe maar. Om het af te maken. Knutsel trouwens, is weer een anagram van klutsen. En klutsen van klusten. Oké, nu hou ik op. Pieter Visscher

Sophie Hunger – Halluzinationen

Sophie Hunger – Halluzinationen (Supermoon/Caroline)

Sophie Hunger heeft met Halluzinationen een ronduit meesterlijke plaat uitgebracht in haar toch al prachtige, door de massa nog wat onontdekte oeuvre. Je kunt het maar gezegd hebben.

Hungers zevende studioplaat in veertien jaar tijd is zo divers als we van haar gewend zijn. De als Émilie Jeanne-Sophie Welti geboren Zwitserse wandelt al 37 jaar rond op deze planeet en woont de laatste jaren in Berlijn. In de stad die voor zoveel groten in de muziekwereld (David Bowie, Depeche Mode, Iggy Pop en Nick Cave bijvoorbeeld) als muze functioneerde. Ook voor Hunger, onwillekeurig misschien.

Hunger spreekt als Zwitserse geen Hoogduits, maar door haar residentie in de Duitse hoofdstad is ze zo goed als accentloos en maakt ze meer dan op vorige albums gebruik van haar tweetaligheid. Hunger klinkt natuurlijker in het Duits. Mysterieuzer. Prettiger. Hoewel het Engels haar bovendien uitstekend staat. Ook vrijwel accentloos.

Hunger valt op Halluzinationen terug op het rijke spectrum aan invloeden dat ze meekreeg in de loop der jaren. Jazz, rock, blues, elektro, krautrock én de hang naar new wave geven ook aan Halluzinationen een enigszins caleidoscopisch cachet. Muziek die de schimmigheid in Duitse Krimi’s prima kan versterken. En dan met name de Duitstalige tracks. Niet het titelnummer, de springerige elektrohit, maar de ingetogen pianoballade Rote Beeten Aus Arsen bijvoorbeeld. Of het door Hunger sterk gearticuleerde Finde Mich. Met andermaal een glansrol voor de piano.

Hunger is duidelijk gepreoccupeerd door een bepaalde stemmigheid in haar songs, zonder dat het somber wordt. Gelukkig maar, want door die nieuwe coronapiek valt er al zo weinig te dansen. Gelukkig kan dat op het huppelende, licht verslavende Security Check alsook het aanstekelijke, übervrolijke Everything Is Good, dat zomaar door Metronomy’s Joseph Mount geschreven had kunnen zijn. Springerig en ook licht opwindend. We hebben het zo nodig. Pieter Visscher

Will Butler – Generations

Will Butler – Generations (Merge Records/Konkurrent)

De Canadese superformatie Arcade Fire heeft sinds de oprichting te maken met een Win-Will-situatie waarvan de rechtgeaarde muziekliefhebber al jarenlang de vruchten plukt. Win is blikvanger en de belangrijkste vocalist in Arcade Fire. Multi-instrumentalist bovendien. Jongere broer Will bespeelt nog véél meer instrumenten (welk instrument bespeelt hij niet, luidt de huiskamervraag) en heeft, meer dan Win, de neiging zich ook solitair te ontplooien op muzikaal gebied.

Generations is de tweede worp van Will Butler. Policy verscheen ruim vijf jaar terug en was twee minuten korter dan een halfuur. Generations duurt net geen voetbalwedstrijdhelft. Maar zet ‘m lekker op wanneer je naar toeschouwerloze potjes als RKC Waalwijk – VVV Venlo of Roda JC – Jong FC Utrecht loert. Dan valt er nog wat te genieten tenminste. Want Generations is een prima plaat.

Butler opent het album met het op analoge synths gebouwde Outta Here. “Had enough of your generation!”, laat-ie meteen het achterste van z’n tong horen. En je denkt onbewust maar subiet: wat lijkt je stem toch ongelooflijk veel op die van je broer, al is die nog wat sterker doordrenkt van pathos.

De indierock van Will ligt in het verlengde van het geluid van Arcade Fire. Het is allemaal wat grilliger. Van een coherent geheel is minder sprake. Maar een kniesoor die daar een punt van maakt. De door een wat vervreemdende videoclip ondersteunde, punkgeïnspireerde song Bethlehem is het wildste wat we vinden op het maatschappelijk geëngageerde Generations, maar wat een hit! Het had op geen enkel Arcade Fire-album misstaan.

Veel van de tracks op Generations zijn aangekleed met allerhande elektronica. Je hoort dat Butler plezier heeft gehad tijdens de totstandkoming van de plaat. Dat terwijl hij tekstueel geregeld harde noten kraakt. Ook wel de tijd voor natuurlijk. Pieter Visscher

Mammal Hands – Captured Spirits

Mammal Hands – Captured Spirits (Gondwana Records/DRG Music)

Jordan Smart, Nick Smart, Jesse Barrett. Namen die niet gek veel mensen wat zeggen. Terwijl ze gedrieën de misschien wel beste jazzformatie van het moment vormen: Mammal Hands. Uit het Engelse Norwich.
Het trio debuteerde in 2014 met het meteen al sterke Animalia en er volgden drie albums, waarvan Captured Spirits zojuist bij uw platenboer is afgeleverd.

Die altijd lastige vierde? Veel bands weten er alles van. Net zoals de tweede geen sinecure bleek. Maar de vierde van Mammal Hands is de beste die de band deed verschijnen.

Mammal Hands opereert in het jazzgebied waar gelijkgestemden als GoGo Penguin en Portico Quartet zich ook begeven. Om eens twee klinkende namen te noemen. Het mag swingen. Het mag zelfs goed dansbaar zijn. Zoals Chaser bijvoorbeeld is. Wat een hit!

Mammal Hands heeft een voorliefde voor elektronische muziek en dan met name dance. Dat horen we ook op Captured Spirits terug. Nog wat sterker dan daarvoor. Piano, drums en tabla, diverse saxofoons, een basklarinet en allerhande elektronica knokken geregeld om de hoofdrol in de elf tracks, die zeker niet allemaal retedansbaar zijn, maar wel een sprankeling hebben om alle coronastress het hoofd te bieden. ‘Laat het lekker los’, om good old Extince eens te quoten.

Mammal Hands’ dynamische jazzgeluid klinkt vitaler en helderder dan ooit tevoren en met deze plaat gaan nog meer zieltjes worden gewonnen. De kracht zit ‘m in de songs vaak net zo in het repetitieve als in het stuwende gehalte, naast de freejazzelementen, die ook aanwezig zijn. Vervreemdend, soms wat subversief en altijd boeiend, betoverend en wonderschoon. In Norwich kan de vlag (weer) worden gehesen. Pieter Visscher

Bananagun – The True Story Of Bananagun

Bananagun – The True Story Of Bananagun (Full Time Hobby/Konkurrent)

Nick van Bakel heet de gitarist van het uit Australië afkomstige Bananagun. Dan weten we wel wat zijn grootouders deden vlak na de Tweede Wereldoorlog; het vliegtuig pakken richting Down Under, om daar de situatie eens op te nemen. Ik Vertrek avant la lettre. Zoiets.

Van Bakel is een van de dragende muzikanten in de prachtformatie Bananagun, die met een debuutplaat komt aanwaaien om heel diep voor te buigen.

Gedrenkt in psychedelica en geregeld aanschurkend tegen Belle & Sebastian, The Doors en Django Django wordt een geluid gecreëerd dat net zo zalvend als dansbaar is.

Vocalisten wisselen elkaar af en de op afrobeat gebaseerde sound houdt de aandacht continu vast. Dit is een formatie die speelplezier koppelt aan begenadigd talent. Terwijl de vocalisten niet eens overdréven begenadigd zijn. Kun je nagaan.

Prachtig instrumentaal is het uitgesponnen People Talk Too Much waarin de band zich jazzy uitstapjes permitteert. Hetgeen vaker gebeurt.
Er valt nogal wat te genieten op de elf tracks tellende langspeler, die steeds meer fijnzinnigheden ontvouwt, draaibeurt na draaibeurt.
Er wordt een instrumentarium uit de kast getrokken om je vingers bij af te likken. Djembé en fluit bijvoorbeeld.

The True Story of Bananagun is een sublieme, bijzonder boeiende potpourri van een overheerlijke groep muzikanten die hippieachtige tijden in herinnering roept. Die flowerpower waar we weer zo naar verlangen. Zeker nu. Pieter Visscher

Deep Purple – Whoosh!

Deep Purple – Whoosh! (V2)

Toen de Britse hardrockers van Deep Purple in 1970 met het waanzinnig briljante Child In Time op de proppen kwamen – dat óverheerlijke hammondorgelintro alleen al! – was de wereld een stuk rustiger dan nu. Minder druistig. Terwijl Deep Purple wel wild was. Lékker wild vooral. Met name voor die tijd.

Later werd het natuurlijk állemaal steeds wilder. Nieuwe rock- en metalgenres ontstonden. Veel bands die de laatste 50 jaar doorbraken zijn stuk voor stuk schatplichtig aan Deep Purple. Queen, Metallica, Aerosmith, Bon Jovi, Alice In Chains, om zo maar enkele namen te noemen. Ook een recente band als Royal Blood kent het werk van Ian Paice Roger Glover, Ian Gillan, Steve Morse en Don Airey dondersgoed. De eerste drie zijn sinds mensenheugenis actief in de band.

Gillan, 75 lentes jong inmiddels, komt niet meer in de buurt van de hoge uithalen ten tijde van Child In Time, maar beschikt nog immer over een fijne rockstrot. Dat mag worden gezegd. En muzikaal mag de band ook nog altijd met trots kijken wat wordt neergezet op plaat en op de podia. Ook Whoosh! mag er zeker zijn.

Whoosh! is de nieuwe plaat van de band. Het eenentwintigste studioalbum.
Natuurlijk heeft de tijd vat gekregen op het geluid van Deep Purple. Toetsenist Don Airey grijpt geregeld de hoofdrol. Hij, de opvolger van wijlen Jon Lord, danst op de toetsen tijdens No Need To Shout en We’re All The Same In The Dark.
Er staat meer moois op het album, dat zowel hardrock, als blues als progrockelementen bevat.

Whoosh! is een album dat zich natuurlijk niet kan meten met het werk uit de vroege jaren 70, maar zonder meer een duit in het zakje doet in het imposante oeuvre van Deep Purple. Mooi in de luxeversie van het album is de dvd met daarop het optreden tijdens Hellfest 2017. Pieter Visscher

Eight Rounds Rapid – Love Your Work

Eight Rounds Rapid – Love Your Work (Tapete Records/Sonic Rendezvous)

Love Your Work is het derde album van het uit het Engelse Southend afkomstige Eight Rounds Rapid. Een formatie die zich met de eerste twee albums al goed op de (post)punkkaart zette en met worp drie weleens definitief kan doorbreken.

Een pure punkband is Eight Rounds Rapid niet, omdat de heren net zo veel rhythm and blues in hun muziek stoppen. Opvallendste verschijning in het kwartet is niet eens gitarist Simon Johnson, die een zoon is van Feelgood-gitarist Wilko Johnson, maar zanger/tekstschrijver David Alexander, die geregeld net zo veel wegheeft van Johnny Rotten als van IDLES’ Joe Talbot. Muzikaal ontlopen IDLES en Eight Rounds Rapid elkaar bovendien niet overdreven veel.

Eight Rounds Rapid houdt van fratsen, evenals Sleaford Mods, dat bovendien in de buurt is. Dezelfde in-your-face-attitude en zeggingskracht. Hoewel er bij Eight Rounds Rapid geen elektronica aan te pas komt.

Goed te horen is dat het album is geschreven tijdens de coronatoestanden, die de wereld nog immer in een wurggreep hebben. We krijgen teksten over verwarring, angsten en isolatie voorgeschoteld. Beklemmend wordt het trouwens nergens. Integendeel.

Je hoort goed dat Simon Johnson zich uitleeft met gitaarvervormingsapparatuur, zoals het fuzz-pedaal. Opgeteld bij het wat staccato drumgeweld van Lee Watkins en Jules Coopers woeste bas leidt dat tot een berg energie die we zo graag live hadden willen horen, dit jaar. In een zaal of op een festival. Tijd voor een vaccin! Pieter Visscher     

James Dean Bradfield – Even In Exile

James Dean Bradfield – Even In Exile (The Orchard/ DGR Music)

James Dean Bradfield kennen we vooral als zanger van Manic Street Preachers, uit Wales. De band brak in 1992 door met Motorcycle Emptiness. Bradfield schreef mee aan de epische track. Manic Street Preachers is een band die songideeën in de groep gooit en tot composities komt. Geen unicum.

Bradfield bracht veertien jaar terug zijn eerste soloplaat uit, die niet geheel solitair tot stand kwam en dat geldt in sterkere mate voor zijn nieuwe soloalbum: Even In Exile. Het leven wordt gevierd op de plaat en zo horen we het graag. We rommelen immers gemiddeld een jaar of 80 wat aan op deze verwarde planeet en dan komt Magere Hein maar ‘ns kijken. Vier het leven! is daarom het credo van Bradfield en wij vieren het feest dolgraag met ‘m mee. Al is dat nog geen sinecure, zeker niet tijdens zo’n vervelende pandemie. Wees eerlijk.

Bradfield slingert met Even In Exile een elftal songs de wereld in die veelal uitnodigen tot meezingen. Het liefst alleen, in de auto, waar niemand anders er last van heeft. De nummers verwijzen, verre van onomwonden, maar welzeker, naar de dood en voorál het leven van de Chileense zanger, dichter en activist Victor Jara. Hij was geen fan van de bourgeoisie in het algemeen en die van Chili in het bijzonder. Jara evenwel omarmde de liefde met dezelfde geestdrift en hij zong daar graag over. Zoals velen in de muziekgeschiedenis graag zongen en zingen over het belangrijkste aspect dat het leven ons biedt. Die liefde inderdaad. Met de godvergeten anderhalve meter afstand wordt ook dat allemaal wat krampachtiger, maar enfin. Jara kwam op een verschrikkelijke manier aan zijn einde, zoals dat vaker gaat met verzetshelden. Hij werd gemarteld en ten slotte vermoord, tijdens het bewind van fucking Pinochet. Vlak voor zijn dood schreef Jara nog een lied tegen fascisme en dictatuur. Zwanenzang om in te lijsten.

Op Even In Exile zijn de teksten, over Jara, geschreven door dichter/toneelschrijver Patrick Jones. Voor de muziek is Bradfield zelf verantwoordelijk. Het is muzikaal een album geworden dat in het verlengde ligt van de muziek van Manic Street Preachers, zoals we vaker zien bij bandleden die op eigen benen eens wat gaan proberen. Niks mis mee. Alternatieve rock, met een boodschap. Met een vleugje bombast, her en der. Wat extra elektronica, soms. Het past er allemaal bij. Rustpunten genoeg, bovendien. Bradfield wil dolgraag dat geweldenaar Victor Jara doorleeft in ieders gedachten en heeft met Even In Exile een prachtig, bij vlagen (Thirty Thousand Milk Bottles en met name There’ll Come A War, waarin piano en elektronica elkaar omhelzen) indringend eerbetoon op plaat gezet. Victor Jara zou er beretrots op zijn geweest. Held! Pieter Visscher

 

Mike Polizze – Long Lost Solace Find

Mike Polizze – Long Lost Solace Find (Paradise Of Bachelors/Konkurrent)

We zitten midden in een hittegolf en dan is het natuurlijk wel lekker dat er net een geweldig hittegolfalbum is verschenen. Het heet Long Lost Solace Find.
Geschreven en op plaat gezet door Mike Polizze.

Het gaat om het eerste soloalbum van Polizze, bij een enkeling mogelijk bekend als boegbeeld van de formatie Birds Of Maya en als gitarist in het ook wel licht obscure Purling Hiss. Uit Philadelphia komt-ie. En daar komt Kurt Vile ook vandaan.

Vile kennen we als voormalig gitarist in The War On Drugs. En vooral als solomuzikant. Vile en Polizze zouden we een superduo kunnen noemen. En dat doen we ook. Want zet de twee in een studio en de mooiste muzikale dingen gebeuren.

Waar Polizze met zijn bands stevige, soms wat overdreven geforceerde rockmuziek op plaat zet, daar vindt hij zijn rust als soloartiest.
Met de hulp van Vile, die niet alleen op de achtergrond zingend hoorbaar is, maar ook slidegitaar speelt, zijn harmonica tevoorschijn tovert en zelfs even met een trompet gaat zwaaien. We zagen het allemaal niet aankomen.

Het album is geproduceerd door Jeff Zeigler, die we ook al kennen van The War On Drugs. Muzikaal ligt Polizzes gitaarmuziek sterk in het verlengde van die van zijn vriend Vile. Vocaal, allebei wat lijzig, ontlopen ze elkaar bovendien al niet te veel.

Long Lost Solace Find is een album net zo rustgevend als inspirerend. Gevuld met twaalf folky rockliedjes, die niet alleen gelukzaligheid etaleren, maar ook twee gitaarvirtuozen laten horen die hun vriendschap bezegelen met een plaat die net zo ingetogen als hartverwarmend is. Heb ik nou al iets gezegd over een barbecue? Pieter Visscher

Protomartyr – Ultimate Success Today

Protomartyr – Ultimate Success Today (Domino/V2)

Opeens hoor je een vrouwenstem, in June 21, het vijfde nummer van het vijfde album van Protomartyr. Het is Nandi Rose, die Joe Casey vergezelt. Het is iets wat je niet meteen verwacht bij Protomartyr. Zeker niet wanneer het zo’n lieflijk stemgeluid is. Rose, normaliter opererend als Half Waif – haar elektronische geesteskind – matcht wonderwel met de donkere bariton van Casey. Het is een van de verrassingen op Ultimate Success Today. Een titel zwanger van ironie.

Protomartyr slaagt er nu al in vijf albums op rij bijzonder hoogstaande postpunk op plaat te zetten en het is inmiddels een band om zielsveel van te houden. Ze laten je niet in de steek. Het vijfde album ook nog eens in acht jaar tijd. Zo productief en nimmer aan kwaliteit inboeten; kom daar nog maar eens om tegenwoordig.

Tekstueel is het allemaal weer zo poëtisch als altijd. Uit June 21:

Lonely backyard dog sings out to the moon
Beyond the garage, a yellow Zephyr on blocks
Windows rust shut, the fan is not enough
Feel the heat and sorrow descend into my heart

Heel af en toe rijmt het tekstueel, maar meestal niet. Protomartyr is dé band die bewijst dat dat ook niet hoeft. Muzikaal vaak net zo dwars en dan ook nog de (briljante) brombeer Casey, die er nog altijd uit zou liggen in de voorronde van Idols.

Hij, de anti-ster, met die fles bier steevast in z’n klauwen als hij de planken betreedt. Om zijn podiumangst het hoofd te bieden. Hij schaamt zich er niet voor.

De postpunk van Casey cum suis is nog altijd net zo beklemmend als geestverruimend en subversief. Maar wat kun je veel kwijt in deze muziek. Nu ook nog eens ingekleurd met saxofoon, cello, fluit en klarinet. Protomartyr doet het. Zonder concessies te doen aan het eigen nichegeluid. Pieter Visscher