Elke eerste maandag van de maand op Pinguin Radio van 20:00 tot 22:00 uur de beste tracks van de belangrijkste 10 albums samengesteld door de muziekredactie van de Volkskrant.
Megadeth – Dystopia (Universal)
Als gitarist bij Metallica gedroeg hij zich als een onhandelbare kleuter, dus werd hij in 1983 uit de band gesmeten. Sindsdien staat het leven van Dave Mustaine in het teken van de zoete thrashmetalwraak: met Megadeth probeert hij het megasucces van zijn ex-band al ruim dertig jaar te evenaren, en soms lukte hem dat nog ook. Met de platen Rust in Peace en Youthanasia bijvoorbeeld, waarop Megadeth snerpende en inhoudelijk sterke, welhaast politieke thrashmetal ventileerde.
De nieuwe plaat, Dystopia, haakt aan bij die mooie Megadeth-periode van begin jaren negentig en doet de zwakke laatste jaren vergeten. Het geluid is scherp en blikkerig als voorheen, in de snelle riffs van Mustaine zelf en in de herkenbare, loeiende bassound van medebandoprichter David Ellefson. De eerste drie nummers mogen tot de beste liedjes uit de Megadeth-catalogus worden gerekend; vooral in het titelnummer en in het behoorlijk dreunende Fatal Illusion is Mustaine in vorm: aanstekelijke en schreeuwerige punkrefreintjes in kenmerkend snerende vocalen, toegankelijke riffs en gillend soleerwerk van de nieuwe scheurgitarist Kiko Loureiro. Je krijgt zowaar zin in die liveshow van Megadeth op het Nijmeegse festival Fortarock.
Vernieuwend is de Megadeth-mix van punk, metal en pop natuurlijk niet, en op Dystopia staan ook echt een paar mindere nummers (Poisonous Shadows is een zouteloze metalballad, met heel slechte teksten), maar er komt toch steeds weer een memorabel nieuw liedje achteraan (Lying in State bijvoorbeeld, waarin Mustaine ouderwets geëngageerd uithaalt). En zo daagt Mustaine de oud-collega’s toch weer uit: komt Metallica eigenlijk nog eens door met sterk nieuw thrashmetalwerk?
Suede – Night Thoughts (Warner)
Zo bedroevend als de carrière van de Britpop-band Suede in 2002 eindigde met het pompeuze album A New Morning, zo sterk was de comeback elf jaar later met de plaat Bloodsports. Zanger Brett Anderson had het juiste gevoel voor dramatiek weer te pakken, de gitaarriffs van Richard Oakes waren raak en de composities beklijfden.
Maar een hit als Animal Nitrate, Trash of Beautiful Ones – al jaren hoogtepunten tijdens de liveshows -, die bevatte Bloodsports helaas niet. Maar het album bleek slechts een voorzichtige vingeroefening voor het ijzersterke Night Thoughts, dat het beste Suede-album sinds Coming Up (1996) mag worden genoemd. Opgebouwd als een klassieke suite, beginnend met een strijkje als ouverture, is Night Thoughts een compleet geheel waarop pittige glamrock liedjes als No Tomorrow en dreinende ballads als Pale Snow of Tightrope elkaar afwisselen. Anderson zingt geweldig en de band speelt met een zeldzame overgave. Het lijkt alsof iedereen elkaar eindelijk weer heeft gevonden en heeft besloten heeft alles uit de kast te halen.
Andersons teksten zijn geloofwaardiger, want passen meer bij iemand die, zoals hij, de 50 nadert. Er zit een aangename zelfrelativering in die voorheen nog wel eens ontbrak. ‘I don’t know the meaning of much’, zingt hij in het sterke What I’m Trying to Tell You. Oakes zet er de juiste pakkende gitaarakkoorden onder en even wanen we ons twintig jaar terug, toen Suede een van de belangrijkste nieuwlichters in de Britpop was. Zonder nostalgisch te klinken is Night Thoughts een plaat die zich kan meten met Dog Man Star (1994) en Coming Up (1996), de twee mooiste Suede-platen.
De Staat – O (Caroline)
Ze hebben er een plaat of vier over gedaan, maar op O lijkt De Staat zijn ideale sound gevonden te hebben.
De groove en de donkere, staccato zang van Torre Florim waren altijd al zekerheden van een goede Staat-song. Ook de hoekige ritmiek is niet nieuw. Maar op O gaan dansbaarheid en meeslependheid samen alsof dit een vanzelfsprekende combinatie is. Het is even wennen dat Rocco Hueting zijn gitaar goeddeels vervangen heeft door synthesizers, wat De Staat op het eerste gehoor wat minder doet rocken. Maar de elektronica priemt lekker ontregelend door en ze hebben er een originele sound mee te pakken. Terwijl Florim zich ook als liedjesschrijver blijft ontwikkelen, getuige het fraaie Systematic Lover. O is minder vol dan voorganger I_Con (2013) en klinkt eigener en zelfverzekerder. Precies de plaat die De Staat moest maken om aansluiting te vinden bij hun livereputatie als een van de opzwependste bands van de laatste tijd.
Savages – Adore Life (Matador)
Op de hoes staat een fier gebalde vuist en volgens frontvrouw Jehnny Beth wilde de Londense gitaarband Savages het tweede album vullen met de ‘hardste songs ooit’. Van dat laatste is niets terechtgekomen, maar het vrijdag verschijnende Adore Life, opvolger van het sterke Silence Yourself (2013), is wel een steengoede plaat geworden, geworteld in postpunk.
Beth zingt als de opgefokte dochter van Ian Curtis (Joy Division) en Patti Smith. Vrijwel doorlopend doet ze aan Siouxsie Sioux denken. De grote kracht van Adore Life is (zoals de titel al een beetje suggereert) dat Savages minder boos is gaan klinken: ze lijken zichzelf toestemming te hebben gegeven om plezier te hebben, met een wat losser geluid als resultaat.
Wat een goede song deint daar op de kolkende gitaarriffs van The Answer, zo’n openingsnummer dat je meteen volpompt met geloof in een sterk vervolg. Dat komt er ook, al is het beslist niet allemaal gejaagd lawaai dat Savages serveert: Adore is een merkwaardig soort postpunkballad, Slowing Down the World doet wat de titel suggereert.
Het tempo is niet continu hoog; de intensiteit is dat wel. Het jaar 2015 leverde weinig memorabele rockplaten op, maar nu hebben we er halverwege januari al eentje te pakken. Savages komt 16 maart naar de Melkweg, Amsterdam.
Anderson .Paak – Malibu (Membran / Suburban)
Zijn debuutalbum uit 2014 was al heel geslaagd, maar toch schoot de ster van de Californische rapper en soulzanger Anderson .Paak (echte naam: Brandon Paak Anderson) pas echt omhoog toen hij vorig jaar een gastrol vervulde op Compton van Dr. Dre.
Zelf noemt hij zijn albums ook graag naar stadsdelen van Los Angeles: na Venice (2014) is er nu Malibu. Die wijknamen zeggen wel iets: Compton is rauw en grimmig, in Malibu flaneren de mensen in de zon.
.Paak maakt melodieuze, warmbloedige hiphop met veel soul- en jazzreferenties. In dat opzicht is hij eerder de overtreffende trap van Kendrick Lamar of een Californische Common dan een typische Dre-leerling. Zelfs wanneer hij rapt, klinkt hij met die zwoele, hese stem als een soulzanger. Hoor Am I Wrong: het lijkt wel een verloren Stevie Wonder-lied.
Aartsrelaxed klinkt ook The Season/Carry Me, over zijn jeugd, die toch echt turbulent was. Zijn vader stierf al vroeg, zijn moeder was gokverslaafd en zelf was hij een tijdje dakloos, maar een verharde, bittere kerel is Anderson .Paak er niet van geworden. Malibu ademt een levenslust en optimisme dat hij vast en zeker meeneemt naar Paradiso Noord in Amsterdam, op 12 februari.
All Them Witches – Dying Surfer Meets His Maker (New West)
Op het eerste gehoor lijkt All Them Witches een band die niet heeft kunnen kiezen. Er zitten duidelijk een paar heavy rockers in de band, getuige de soms loodzware psychedelische rockwerken die bijna richting doom metal gaan. Maar de band zweert ook bij fijnzinnige gitaarfolk, bij country en blues.
13 januari 2016
Dat kan een vrij dramatische want erg wisselvallige plaat opleveren, maar dat is Dying Surfer Meets His Maker geenszins. De band uit Nashville weet compacte rootsliedjes als Dirt Preachers en Open Passageways, opgetuigd met heerlijke en direct meezingbare refreintjes, fraai te rangschikken tussen lange instrumentale rockstukken als het psychedelisch zoemende woestijnepos El Centro. En dan wil gitarist Ben McLeod ook nog even laten horen dat hij een uitmuntende instrumentalist is in bijvoorbeeld Mellowing, een tokkelgitaarlied als een warm bad, dat bijna wel bedoeld móét zijn als eerbetoon aan de meester van de fingerpickers Bert Jansch.
Zo verkent All Them Witches alle uithoeken van de rootsmuziek en weet de band die van een mooi ronde en heavy lading te voorzien, vooral dankzij donker rollende bassen en rauw meppende drums. Een behoorlijk uniek en groovend rootsbandje, dat op 4 maart live valt te beluisteren in het Deventer Burgerweeshuis. We gaan er daarna vast nog veel meer van horen.
Eefje de Visser – Nachtlicht (Eefjes Platenmaatschappijtje)
Veel lijkt er niet veranderd aan Eefje de Visser. Haar derde album Nachtlicht, dat vrijdag uitkomt, verschijnt opnieuw in eigen beheer. Net als De Koek (2011) en Het Is (2013) brengt de zangeres Nachtlicht uit op haar eigen label, Eefjes Platenmaatschappijtje en, ja natuurlijk zingt ze nog altijd in het Nederlands.
Ze heeft nog altijd die aangenaam zachtmoedig, wat romig klinkende stem en schrijft het liefst liedjes vol poëtische mijmeringen die niet zozeer verhalend als wel associatief zijn. Titels waren altijd al kort, maar kennen nu allemaal slechts één woord.
Mee, Jong, Staan, Wel en Stof heten enkele van de tien nieuwe liedjes en ook die klinken vertrouwd. Raadselachtig en intrigerend tegelijk. En toch is Nachtlicht een heel andere plaat dan de twee voorgangers geworden.
Pusha T – King Push/Darkest before Dawn: The Prelude (G.O.O.D. / Universal)
Plaat om naar uit te kijken, gepland voor april 2016: King Push van oostkustrapper Pusha T uit Virginia, die doorbrak als helft van het duo Clipse en op eigen titel een van de beste hiphopplaten van 2013 uitbracht (My Name Is My Name). Het korte Darkest Before Dawn (34 minuten) biedt hierop nu al een veelbelovende prelude.
De rappers die 2015 kleur gaven, waren veelal verstandige, beschouwende jongens: fouten gemaakt maar tot inkeer gekomen. Wat dat betreft is het wel lekker om weer eens een echte hardliner als Pusha T aan het werk te horen: gangsta and proud of it. M.P.A. staat hier voor ‘money, pussy, alcohol’. Het zijn ouderwets belangrijke zaken.
Heerlijk grimmig zijn de openingstracks, en ook Got’em Covered en Keep Dealing, met diepe bassen en beats die landen als een hamer op een aambeeld. Imposant is ook de lijst gastbijdragen: Kanye West, Timbaland, A$AP Rocky en een vocale cameo van Jill Scott. King Push schijnt ‘commerciëler’ te worden dan deze rauwe prelude. De vraag is of hij ook beter wordt.
Baroness – Purple (Abraxan Hymns)
In 2012 eindigde de tournee van de Amerikaanse band Baroness in een drama. De toerbus raakte bij de Engelse stad Bath van de weg en stortte van een viaduct. Het ongeluk hakte er in bij Baroness, zowel fysiek als mentaal. De drummer en bassist zagen zich genoodzaakt te stoppen.
Je zou verwachten dat de nieuwe Baroness een verslag is van de ellende van de afgelopen jaren, maar dat is Purple geenszins. Het vierde studioalbum is een opwindende en optimistische rockplaat, die ondanks het donderende riffwerk nergens verbeten klinkt.
Wat een geweldige rockliedjes schrijft zanger en gitarist John Dyer Baizley toch. Shock Me bijvoorbeeld is een bijna stadionrockend anthem, met prachtig meeschreeuwrefrein. En ook in het balladachtige gevoelswerk is Baroness ijzersterk. Chlorine & Wine, mét piano, is een brullend gezongen maar toch ook best sentimenteel drugs- en liefdesliedje.
En wat is het prettig dat aan Baroness geen enkel genrenaampje kleeft. De band voelt zich kennelijk volkomen vrij om te putten uit een halve eeuw rockgeschiedenis, citeert soms uit de grunge, wijst naar Metallica en knipoogt soms zelfs naar Pink Floyd. Maar Baroness klinkt vooral uniek en als zichzelf. En met een half vernieuwde band toch ook als herboren.
Hef – 13 (Noah’s Ark)
Het gouden hiphopjaar 2015 leverde in Nederland sterke platen op van met name Fresku en Dazzled Sticks. Bij dat duo voegt de Rotterdamse rapper Hef zich met zijn sterke derde album 13.
Dat er goede muziek op komst was, viel al op te maken uit de outtakes die eerder dit jaar verschenen op de ep Zes en een half, maar luisterend naar 13 begrijp je meteen waarom die stukken moesten afvallen: ze hadden niet gepast op het hechte 13, het meest persoonlijke dat Hef tot dusver opnam.
Niet alleen in zijn introspectieve teksten stelt hij zich kwetsbaar op, met zijn muzikale keuzen doet hij dat ook: 13 is een ingetogen album zonder duidelijke climax of uitschieter, een plaat die deint op golven van weemoed. Zijn raps zijn kalm, monotoon bijna, maar daar worden ze alleen maar indringender van.
Hef vertelt over zijn jeugd en zijn eerste stappen als rapper (‘heb drie zomers moeten sparen voor een microfoon’), over de fouten die hij maakte (‘drugs in de kofferbak, geld op m’n schoot en die ding in de dashboard’), over de dood van een vriend (‘nog een moeder die in tranen is, nog een kleine die zijn vader mist’) maar ook over zijn dankbaarheid voor wat hij nu heeft. Rust, een leven, een dochter.