Pixies – Doggerel

Pixies – Doggerel (BMG/Mattan)

Mag je van een band die er zo lang uit was en in 2014 opeens weer platen ging maken verwachten dat het heilige vuur er nog altijd is? Jazeker. En hebben de Pixies met Indie Cindy (2014), Head Carrier (2016) en Beneath The Eyrie (2019) dat dan ook bewezen? Absoluut. En ook met Doggerel is het weer raak. Klassiek Pixies-album. Echt waar. Het heilige vuur is er dus nog altijd. Hoor Frank Black eens heerlijk vocaal muren omver gooien in het knallende Dregs Of The Wine.

Terwijl er niet veel bands zijn met zo’n grillig carrièreverloop als Pixies, zijn er ook niet veel bands die na zo’n lange periode nog zo relevant kunnen zijn. En met een, betrekkelijk, urgente plaat op de proppen kunnen komen. Surfer Rosa (1988), Doolittle (1989), Bossanova (1990) en Trompe Le Monde (1991) betekenden in vier jaar tijd vier albums en heel veel genialiteit die aan het brein van Black was ontsproten. Black was er toen ook meteen klaar mee en ging het solopad op. Succesvol. “Wij zijn een surrealistische band”, heeft hij zich weleens laten ontvallen.

Die surrealistische band, die rockkleur gaf aan het einde van de jaren 80 en het begin van de jaren 90 heeft met Doggerel een album afgeleverd dat niet meer zo invloedrijk is als de eerste drie, oké vier albums. Terwijl het album nog onmiskenbaar en óverheerlijk Pixies is.

Twaalf songs staan erop en als we eerlijk zijn had het album met negen à tien liedjes waarschijnlijk meer zeggingskracht gehad. Toch wat meer urgentie, meer zeggingskracht. Maar ook die iets mindere nummers op Doggerel hebben de kenmerkende rockarrangementen die de muziek van Pixies zo kenmerkt. We mogen niet klagen na al die jaren. Pieter Visscher

50e verjaardag Rory Gallaghers Deuce wordt gevierd

Om de 50ste verjaardag van Rory Gallaghers tweede soloalbum Deuce uit 1971 te vieren, is een luxe cd-boxset uitgebracht. De uitgebreide feestelijke release graaft diep in het Rory Gallagher-archief en bevat een nieuwe mix van het originele album, achtentwintig niet eerder uitgebrachte alternatieve takes, een BBC Radio In Concert uit 1972 met zes nummers en zeven radiosessietracks van Radio Bremen.

Het pakket bevat een hardcover boek van 64 pagina’s met een voorwoord van Johnny Marr van The Smiths, ongeziene afbeeldingen van wijlen Mick Rock, essays en memorabilia van de albumopname. De 2cd en 3lp komen uit de deluxe box en er verschijnt een speciale D2C 1lp van BBC In Concert – Live at The Paris Theatre, 13 januari 1972.

“Er was een dag dat ik meespeelde met het Deuce-album. Dat was een compleet keerpunt voor mij als gitarist”, aldus Johnny Marr. Zeker niet de minste gitarist die dat laat weten. Uitgebracht in november 1971, slechts zes maanden na zijn gelijknamige solodebuut, was het tweede album van Rory Gallagher, Deuce, de samenvatting van alles wat hij had beloofd na de ineenstorting van Taste. Rory wilde het gevoel van een liveoptreden vastleggen, dus hij zou proberen om direct na liveconcerten op te nemen en de productie tot een minimum te beperken.

Hij koos Tangerine Studios, een kleine reggaestudio, in Dalston in Oost-Londen, vanwege de geschiedenis met de legendarische producer Joe Meek. Met Gerry McAvoy op basgitaar en Wilgar Campbell op drums, werd het album ontwikkeld door Robin Sylvester en geproduceerd door Rory. Deuce bevat veel Rory-hoogtepunten, van het zinderende Crest Of A Wave tot het Keltische I’m Not Awake Yet.

Marlon Williams – My Boy

Marlon Williams – My Boy (Dead Oceans)

My Boy is het derde soloalbum van Marlon Williams en ook zijn avontuurlijkste. Hij verkent de uithoeken van zijn muzikale interesses en dat leidt tot veel wonderschone liedjes. Opnieuw.

De Nieuw Zeelander heeft op zijn titelloze debuut (2018) en met name op de plaat die twee jaar later verscheen laten horen wat hij allemaal in petto heeft. Make Way For Love staat stijf van de klasse. Het was zo’n zogenaamd break-upalbum, nadat de relatie met zijn geliefde, minstens zo getalenteerde, Aldous Harding op de klippen liep.

My Boy is vooral een Williams die volop geniet van het leven. Ook van zijn andere carrière; die van acteur. De vorm die Williams is die van een onbezorgde wereldreiziger, die alles en iedereen omarmt. Easy Does It is wat dat betreft een titel die boekdelen spreekt.

Hoewel de boventoon wordt gevoerd door een zekere vrolijkheid is Williams ook niet te beroerd zijn kwetsbaarheid te tonen. In het titelstuk bijvoorbeeld. Prijsnummer is het (goeie video!) discoachtige Don’t Go Back, met een glansrol ook voor Hollie Fullbrook (geinige naam), die het nummer van nog meer Nile Rodgers-achtige elementen voorziet. My Boy is Williams’ meest poppie album tot nu toe – vol met scherpe radjes, dat wel – en zet de deur naar wereldwijd succes nog wat wijder open. Pieter Visscher

CCR daagde The Beatles uit: grootste groep ter wereld

Na 50 jaar is het zorgvuldig gerestaureerde album Creedence Clearwater Revival at the Royal Albert Hall uitgebracht samen met de aankomende documentaireconcertfilm: Travelin’ Band: Creedence Clearwater Revival in the Royal Albert Hall. Met het legendarische optreden in zijn geheel, bevat de opname hits als Fortunate Son, Proud Mary en Bad Moon Rising.

Decennialang al mdeden er geruchten de ronde onder de fans van Creedence Clearwater Revival over een lang verloren gewaande opname van hun legendarische show uit 1970 in de Royal Albert Hall in Londen. Craft Recordings was verheugd om aan te kondigen dat de geruchten inderdaad waar zijn. De langverwachte Creedence Clearwater Revival in de Royal Albert Hall presenteert het concert in zijn geheel en vindt CCR op het hoogtepunt van hun carrière, op de meest prestigieuze locatie in Londen. Het album plaatst luisteraars centraal bij de show en bevat John Fogerty, Tom Fogerty, Doug Clifford en Stu Cook die (nu klassieke) hits uitvoeren.

Creedence Clearwater Revival in de Royal Albert Hall is verkrijgbaar op 180 gram vinyl, cd en cassettebandje. Bovendien is het album beschikbaar op digitale platforms, inclusief in hi-res en Dolby® ATMOS-audioformaten. Een gelimiteerde Super Deluxe Edition Box Set volgt later in het jaar.

Na ongeveer 50 jaar in opslag te hebben gelegen, zijn de originele multitrack-tapes minutieus gerestaureerd en gemixt door het GRAMMY® Award-winnende team van producer Giles Martin en ingenieur Sam Okell, die samen talloze veelgeprezen projecten hebben geleid, waaronder de edities van het 50-jarig jubileum van The Beatles van Abbey Road en Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band, evenals audio voor de Elton John biopic Rocketman en Peter Jackson’s The Beatles: Get Back Series. De lp werd gemasterd door de gevierde ingenieur Miles Showell in Abbey Road Studios met behulp van halve snelheidstechnologie voor de hoogste kwaliteit luisterervaring.

Toen Creedence Clearwater Revival 14 april 1970 het podium van de Royal Albert Hall betrad – slechts enkele dagen nadat The Beatles hun breuk aankondigden – waren de Californische rockers misschien wel opeens de grootste band ter wereld. In de aanloop naar de show had CCR een ongekend ‘magisch jaar’ achter de rug, zoals Jeff Bridges in de film vertelt. “In slechts 12 maanden had de band vijf top-10-singles en drie top-10-albums [Bayou Country, Green River, Willy and the Poor Boys] in de Amerikaanse hitlijsten behaald, waarmee ze The Beatles overtroffen. Ze waren verschenen op de legendarische Ed Sullivan Show en speelden voor meer dan een miljoen mensen in heel Amerika, waaronder de honderdduizenden die bij Woodstock waren verzameld. John, Tom, Stu en Doug hadden misschien niet de bekende klank van John, Paul, George en Ringo, maar Creedence daagde The Beatles uit voor de titel van de grootste groep ter wereld.

Inderdaad, het zuidelijk doordrenkte moerasrockgeluid van de band doordrong de wereldwijde ether in 1969.

Depeche Mode trapt Europese deel wereldtournee 2023 af in Amsterdam

Depeche Mode heeft vandaag, tijdens een in Berlijn gehouden persconferentie, bekendgemaakt dat de band weer op wereldtournee gaat. Dus ook zonder de dit jaar overleden toetsenist Andrew Fletcher blijft de band bestaan. Martin Gore en Dave Gahan stonden uiteraard stil bij de dood van hun vriend Fletch.

Een nieuw album van de band verschijnt eind maart. Het Europese gedeelte van de wereldtournee wordt 16 mei afgetrapt in de Ziggo Dome in Amsterdam.

The Amazons – How Will I Know If Heaven Will Find Me?

The Amazons – How Will I Know If Heaven Will Find Me? (Fiction/Virgin/Universal)

How Will I Know If Heaven Will Find Me? is een lekker lange titel. Zo lang zelfs dat The Amazons het niet nodig vonden hun bandnaam af te drukken op de kartonnen cd-hoes. Noch op de voorkant, noch op de zijkant. Dat laatste is wat opvallender.

Wat valt er nog meer op aan de nieuwe Amazons? De band heeft afscheid genomen van Catherine Marks, die de eerste twee albums van de band produceerde. Voor How Will I Know If Heaven Will Find Me? is in zee gegaan met Jim Abbiss, die we kennen van zijn werk voor onder meer Arcade Fire, Arctic Monkeys, Editors, Adele en The Verve. Heeft dat het geluid van de band sterk veranderd? Niet heel erg. De indierock van de band uit Brighton herken je uit duizenden. Ook al door het fenomenale stemgeluid van Matt Thomson, die de net zo bombastische als melodieuze rock van het Britse kwartet voorziet van veel extra emotie. Thomson drukt een zwaar stempel op het geluid van The Amazons.

How Will I Know If Heaven Will Find Me? (geen idee) is zo’n plaat die per draaibeurt meer kleur op de wangen krijgt. Positiviteit in de hoofdrol, in tijden waarin we die ook zo nodig hebben. Thomson, verantwoordelijk voor het leeuwendeel van de muziek van de band, schreef de meeste teksten tijdens de ‘hoogtijdagen’ van de coronapandemie. Veel gaan over zijn Amerikaanse vriendin, die hij weinig zag in die periode.

Veelzeggend is een couplet uit There’s A Light: “I want you. I want you like the morning. Waiting for the same old sun to rise. Always catch the light at different times.” Het is een van de elf nummers op een plaat die kwalitatief steeds meer gaat raken aan de eerste twee uitstekende worpen van The Amazons. Neem je tijd ervoor. The Amazons spelen maandag 7 november in het Amsterdamse Paradiso. Kan weleens een heerlijk avondje gaan worden. Dansschoenen aan! Pieter Visscher

Phoebe Green – Lucky Me

Phoebe Green – Lucky Me (Chess Club Records/Mattan)

De titel Lucky Me, van de eerste langspeler van Phoebe Green is misleidend, vast wat cynisch. Want Green heeft er altijd voor moeten knokken; voor dat geluk. Ze legt het op haar manier uit: “I’ve been so lucky in terms of my upbringing and early life that I’ve felt almost uneasy and guilty about it, because from a young age I believed that success was only earned through suffering. It’s frustrating because despite circumstantial privilege, I’m still fucking traumatised and I find it sort of humiliating.”

De 24-jarige uit Manchester schreef grotendeels alle songs op dit album, nadat ze al furore maakte met twee ep’s. Ze lijkt met Lucky Me, dat behoorlijk wat kartelrandjes heeft, maar wat poppier is dan de ep’s, haar beste geluid te hebben gevonden. Niet in de laatste plaats door de hulp die ze kreeg van producer Dave McCracken, die eerder werkte met onder meer Stone Roses, dEUS en Depeche Mode. McCracken is op Lucky Me zelfs wat meer geweest dan ‘slechts’ producer; zo schreef hij mee aan vijf van de dertien songs.

Op de plaat zoekt Green naar zichzelf, onderzoekt ze haar eigen gedrag. Ze kijkt kritisch naar alle tegenstrijdigheden en complexiteiten die ze in zich heeft. Alsof ze haar eigen psychiater is. Dat is knap en her en der ontrafelt ze zichzelf feilloos.

Alleen op die manier wil ze anderen raken. Niet in staat om om de hete brij heen te draaien of veilig aan de oppervlakte te blijven zweven. Ze zoekt de connectie met anderen. Als zij Greens kwetsbaarheid zien dan zouden ze dezelfde emoties kunnen voelen, doet ze uit de doeken.

Phoebe Green probeert in het reine te komen met haar chaos en doet dat door een pompende bas aangedreven titelnummer het mooist. “Did I get what I wanted? Was it worth the blood, sweat and vomit?” Vermoedelijk wel. Pieter Visscher

Built To Spill – When The Wind Forgets Your Name

Built To Spill – When The Wind Forgets Your Name (SubPop)

De Amerikaanse indierockband Built to Spill is nooit onopgemerkt gebleven in de wereld van de alternatieve muziek, maar echt doorgebroken naar het grote publiek is de rond zanger/gitarist Doug Martsch geformeerde formatie nou ook weer niet. Dat gaat met de tiende langspeler When The Wind Forgets Your Name bovendien niet gebeuren. Terwijl het weer een ouderwets sterke plaat is.

We horen de raakvlakken met generatiegenoot Dinosaur Jr opnieuw en dat doet sowieso altijd deugd. En ook Neil Young blijft steevast in de buurt. Ook al omdat de stem van Martsch raakvlakken vertoont met die van Young. Ze gaan beiden geregeld de hoogte in.

Built to Spill is (lange zin) die band van de vervreemdende teksten en die mix van louter te adoreren melodische gevoeligheid en verzengende gitaarsolo’s, die gek genoeg maar nooit willen vervelen, analoog aan het geluid van eerdergenoemd Dinosaur Jr. En dan is When The Wind Forgets Your Name ook nog eens een album waarin je keer op keer kunt verdwalen. Doug Martsch neemt je onder zijn hoede. Neem het weelderig uitgesponnen Spiderweb. Wat een klasse.

When the Wind Forgets Your Name is een soort retroalbum geworden, zonder dat het dat is. Want als we heel kritisch naar de plaat kijken is de band stil blijven staan in zijn muzikale ontwikkeling in al die jaren, gelijk, wederom, Dinosaur Jr. Maar waarom zou je in hémelsnaam ook steeds maar willen doorontwikkelen, terwijl je met het geluid waarmee je startte al die jaren tevreden bent gebleven. Zolang er binnen die sound maar goeie liedjes blijven ontstaan. En dat is het geval op When The Wind Forgets Your Name. Belachelijke titel trouwens. Pieter Visscher

 

Interpol – The Other Side of Make-Believe

Interpol – The Other Side of Make-Believe (Matador)

Interpol heeft nooit makkelijke platen afgeleverd. The Other Side of Make-Believe is de lastigste. Snel doorgronden is er niet bij. Heb je zo een luisterbeurt of zes voor nodig. Om te beginnen. Maar zo kennen we ze weer, ten slotte.

Voor The Other Side of Make-Believe werd Flood uit de hoge hoed getoverd. De topproducer, die de groten der aarde onder zijn hoede nam: Smashing Pumpkins, U2, Depeche Mode, Nine Inch Nails, Nick Cave en PJ Harvey bijvoorbeeld. Alan Moulder, ook niet onbekend met die namen, bemoeide zich ook nog eens met de productie. Maar Moulder is geen onbekende voor Interpol.

De productionele hoogstandjes komen pas tot volle wasdom wanneer gebruik wordt gemaakt van een steengoeie koptelefoon, heeft ondergetekende gemerkt. Wat een aankoop is dat geweest zeg. Zo vallen de foefjes van Flood en Moulder pas op, want de nieuwe Interpol, hard over de (prima) luidsprekers, klinkt her en der productioneel net even te dichtgesmeerd. Komt nog eens bij dat serieuze uptemposongs ontbreken op Interpols zevende. Waardoor stroperigheid op de loer ligt. Het wordt ternauwernood voorkomen. Song negen, het ronduit zalige Gran Hotel, vol met onmiskenbare Kessler-hooks schakelt door naar z’n vier en dat hadden we net even nodig. Klassiek Interpol-geluid. Dat ook nog eens. En wat te denken van het verslavende Into The Night? Om smoorverliefd op te worden. Och, wat doet dat drumwerk van Samuel Fogarino aan Joy Division denken.

Al met al is The Other Side of Make-Believe ‘gewoon’ weer een echte Interpol-plaat geworden. Met die eeuwige hoofdrol voor het sonore stemgeluid van Paul Banks. Verveelt nimmer. Maar ook weer een glansrol voor gitarist Daniel Kessler. Juist zij maken van The Other Side of Make-Believe een onmiskenbaar Interpol-album, waarvoor de verwachtingen na vier jaar wachten al met al misschien toch net wat te hooggespannen zijn geweest. Juist door het fabuleuze productieteam. Pieter Visscher

 

R.E.M.’s sjabloon voor de hele indierockbeweging

R.E.M.’s debuut-ep Chronic Town viert dit jaar zijn 40-jarig jubileum en wordt voor het eerst uitgebracht als een op zichzelf staande cd met uitgebreide liner notes door de originele producer Mitch Easter. Het wordt uitgebracht in drie verschillende formaten: cd, picturedisc en cassette.

Met zulke geliefde klassiekers in het repertoire van de band als Gardening At Night, Wolves, Lower en 1.000.000, was de ep met vijf nummers, zoals Rolling Stone opmerkte, “een werk om naar uit te kijken.” Als debuut was R.E.M.’s Chronic Town een anomalie… een plaat die niet helemaal paste in de beperkingen van wat er op de radio werd gespeeld. Dus in plaats van te proberen in een genre te passen, heeft R.E.M. geholpen bij het creëren van hun eigen collegerock. Chronic Town, de opvolger van hun doorbraaksingle Radio Free Europe, die in 1981 werd uitgebracht, diende als toegangspoort tot wat een van de grootste bands van de alternatieve rock zou worden. “Je zou met een beetje fantasie kunnen zeggen dat Chronic Town het geluid was van een expeditie, klaar voor alles, op weg”, zegt Easter liefdevol over de ep. “Als R.E.M.’s single Radio Free Europe een wegwijzerzou zijn, was Chronic Town was de atlas.”

De introductie van hun arpeggio gitaarspel, cryptische en vaak niet te ontcijferen teksten en stralende refreinen die al snel zouden opduiken als handtekeningen van het klassieke R.E.M.-geluid is Chronic Town het geluid van een rusteloze band, boordevol ideeën, opererend met een post-collegiaal budget. Charmant en verfrissend heeft de band onmiddellijk veel impact. Wolves, Lower opent de ep met de kenmerkende impressionistische en eigenzinnige teksten van Michael Stipe, terwijl de rubberachtige baslijnen van Mike Mills en de jankende Rickenbacker van Peter Buck het onvoorspelbare drumwerk van Bill Berry in toom houden. Het is deze combinatie die de band niet alleen de komende decennia van brandstof zou voorzien, maar ze net zo betrouwbaar zou maken als songsmeden. Gardening At Night, dat diende als een sjabloon voor collegejangle-pop uit de jaren 80, smeedde een stijl die hartige ritmegitaren combineerde met een meanderende baslijn die een solide blauwdruk bleek te zijn voor toekomstige universiteitsbands.

De impact en invloed van Chronic Town op de toekomst van alternatieve muziek is onbetwist en wordt door Magnet Magazine beschreven als “in wezen een sjabloon voor de hele indierockbeweging.”