Suede – Autofiction

Suede – Autofiction (BMG)

Meer dan een enkeling die Suede een aantal weken terug aan het werk heeft gezien in de hoofdstedelijke Melkweg heeft zich laten ontvallen dat de band in grootse vorm verkeert. Hetgeen nauwelijks twijfel lijdt, gezien het feit dat het recentelijk verschenen Autofiction een album is om heel erg opgewonden van te worden. Geproduceerd door oudgediende Ed Buller is Autofiction afgemixt door de legendarische Alan Moulder (Interpol, Smashing Pumpkins, Depeche Mode, Nine Inch Nails, U2, David Bowie).

Het energiekste dat de herboren band uit Londen tot nu toe op plaat heeft gezet. Het gaspedaal wordt vrijwel overal hard ingedrukt en dan hoor je dat Brett Anderson en zijn gevolg op hun best zijn. Suede en gejaagdheid is een gouden combinatie en dan tellen we daarbij op dat het teveel aan toch wat licht geveinsde dramatiek waaraan Anderson zich terdege schuldig heeft gemaakt tijdens zijn carrière ditmaal vrijwel geheel achterwege is gebleven op een langspeler. Het levert een koprol op in huize Visscher.

Het balladeachtige What Am I Without You, is met het schitterende, door strijkers aanzwellende Drive Myself Home het enige rustpunt op het album, waardoor je zelfs denkt: was dat nou nodig? Omdat Anderson in What Am I Without You misschien net te veel dramatiek van zijn tong laat afglijden en dan laat je ‘m maar even. Toe maar Brett. We zien ‘t door de vingers. Want de rest van de elf nummers heeft een urgentie vanjewelste. Dus vooral omdat Anderson vrijwel alle pathetiek de nek om heeft gedraaid.

Zelf noemt de band Autofiction een punkalbum. Dat is gechargeerd, of tongue in cheek, zo u wil, maar dat Autofiction binnen Suedes oeuvre wel het dichtst bij dat genre in de buurt komt is zonneklaar. Postpunk is een adequater stempel. Het album behoort zonder enige vorm van twijfel tot het beste wat dit jaar is verschenen. We nemen onze pet daar voor af. Durf maar eens te eindigen ook met de sterkste track, het zeer terecht door Pinguin Radio ruimschoots omarmde, zo’n zes minuten durende Turn Off Your Brain And Yell. Meeslepend, episch, opbeurend en schreeuwend om meer. Véél meer! ‘Can you feel the sunshine, when you turn off your brain and yell? Come on, feel the sunshine. When you turn off your brain and yell.’ Zo is dat. Wát een zegetocht! Pieter Visscher

 

 

Weyes Blood – And In The Darkness, Hearts Aglow

Weyes Blood – And In The Darkness, Hearts Aglow (SubPop)

Fascinerende vrouw blijft dat toch, die Natalie Laura Mering, die als haar alter ego Weyes Blood opereert in de wereld van de alternatieve popmuziek. De Amerikaanse, 34 inmiddels, had voor haar doorbraakplaat Titanic Rising (2019) al behoorlijk wat in de melk te brokkelen, maar het was de vraag of ze een passend antwoord zou kunnen vinden op dat Titanic Rising, toch wel haar magnum opus. Het is knap dat ze het niveau weet te evenaren. Stemmigheid voert andermaal de boventoon. Dat jasje zit Mering als gegoten.

Zij die nooit te beroerd is haar diepste zielenroerselen aan de grote klok te hangen. Ze maakt van haar hart geen moordkuil en dat is niet eens zo gek in tijden waarin we toch wel wat opener naar elkander lijken te worden dan vroeger. Gooi het eruit en pak de buit. Een nieuw adagium plotsklaps, dat op een tegel mag worden gekladderd, mocht daar behoefte aan zijn. Zo heeft Mering haar slapeloze nachten van de afgelopen jaren, en alle gepieker die daaruit voortvloeide, gevangen in een tiental indiepopliedjes die erg goed passen in een herfstige wereld. Folky popsongs.

“Ik heb een obsessie voor de duistere kanten van het leven”, liet Mering zich onlangs ontvallen in een interview met NRC. Waarbij we toch onherroepelijk weer moeten denken aan die bloemen op de mestvaalt. Weyes Blood plukt ze. We vergeven haar dan ook terstond licht narcistische trekjes, zelfs die van Morrissey-achtige proporties. Zo blijven uitklapposters vermomd als cd-boekje steevast iets potsierlijks hebben. Mering is een plaatje, maar ze loopt er misschien wat al te fanatiek mee te koop op al die albumcovers.

Het leidt af van alle pracht en praal waarmee ze haar liedjes inkleedt. De rijke instrumentatie, die je bij vlagen naar de keel grijpt. Ze is de vocale overlevering van Karen Carpenter, wier bandgeluid bij vlagen ook nog eens raakt aan dat van Weyes Blood. Beiden bekend met de worstelingen des levens. En och hemel, wat levert dat prachtmuziek op. Pieter Visscher

Khruangbin & Vieux Farka Toure – Ali

Khruangbin & Vieux Farka Toure – Ali (Dead Oceans)

Laten we het een van de muzikaalste albums die de laatste tijd zijn verschenen noemen. Hoewel, dat is gekkigheid natuurlijk. Want er zijn zoveel meer bijzonder muzikale platen verschenen de laatste tijd. Maar tóch.

Want Ali, van Khruangbin & Vieux Farka Touré is een heerlijk muzikaal album geworden. Niet in de laatste plaats door de aanwezigheid van Malinees Vieux Farka Touré, afkomstig uit het West-Afrikaanse land waar verschillende islamitische en nationalistische rebellengroeperingen elkaar al jaren de tent uit vechten. Het tuig zou eens naar het hartverwarmende Ali van Khruangbin & Vieux Farka Touré moeten luisteren, om tot inkeer te komen. Om te kalmeren. Even lekker zen. Waar zijn we nou mee bezig? Die vraag zou het tuig zichzelf moeten stellen.

Want och, wat is het contrast toch groot tussen het krapuul en het imponerende spel van de Texaanse band Khruangbin en Vieux Farka Touré. Met Ali wordt een eerbetoon gebracht aan Ali Farka Touré, Vieux’ vader, die bekendstaat als de John Lee Hooker van de Sahara. Het gitaarspel van zijn zoon, die de nóg mooiere bijnaam Jimi Hendrix van de Sahara heeft, doet er nauwelijks voor onder. Qua klasse houden ze zelfs gelijke tred.

Op Ali vinden dub en funk elkaar en is de blues bovendien een voornaam ingrediënt. Tel daar een vleugje hiphop en een snuf reggae bij op en je weet ongeveer in welke hoek je het moet zoeken.
Vieux Farka Touré zingt in een traditionele taal, maar je hebt geen kennis van de teksten nodig om je in vervoering te laten brengen door de synthese tussen tekst/zang en muziek. Verwacht louter schoonheid en laaf je zo’n 37 minuten lang aan alle pracht die oorlogstuig in moordend tempo de mond zou moeten snoeren. Pieter Visscher

Tamino – Sahar

Tamino – Sahar (Communion Records/Virgin)

Tamino-Amir Moharam Fouad, kind van een Belgische moeder en Egyptische vader, verraste vier jaar terug met het prachtige album Amir, waarop het schitterende Habibi te vinden is. De geweldige mogelijkheden die zijn stem hem bieden worden in dat nummer ten volle benut. Schurend tegen de vocale reikwijdtes van Jeff Buckley. Petje af. Heel diep.

En op opvolger Sahar doet de geboren Antwerpenaar vrijwel hetzelfde. Geen rare fratsen, geen commerciële knieval, alleen maar prachtige, gedragen liedjes. Rijk georkestreerd. Vooral de viool doet een royale duit in het zakje. Het is prachtig. Tamino zelf op onder meer gitaar, peervormig snaarinstrument de oed, synthesizer, piano en vibrafoon.

Je kunt goed horen dat Sahar geen haastklus is geworden. Neem een song als The First Disciple, waarin zo ongelooflijk veel finesse is verstopt dat je de hele buurt wel bij elkaar wil roepen: Hé, kom eens luisteren! Wees stil en geniet.

Sahar betekent melancholie op z’n mooist. Sahar is met z’n tien tracks een plaat zonder miskleunen geworden, gelijk z’n voorganger. Tamino blijft dicht bij zichzelf en zingt zo mooi en met een schijnbare achteloosheid dat hij je zo’n veertig minuten het gevoel kan geven dat je heel erg welkom bent in zijn utopische, zelfgeschapen universum. Waar woorden als oorlog, doodslag, egocentrisme, machtswellust en narcisme niet eens bestaan. Tamino neemt je onder zijn hoede en leidt je rond in zijn bloedeigen paradijs. Pieter Visscher

 

Ásgeir – Time On My Hands

Ásgeir – Time On My Hands (One Little Independent)

Om maar even met de deur in huis te vallen: Bury The Moon (2020) van Ásgeir is een van de allermooiste albums die het daglicht hebben gezien op onze planeet. Een ongekend meesterwerk. Moet bij iedereen in de platenkast staan. Wat een óngelooflijke schoonheid. Ásgeir schreef het in 2020 toen hij kapot was van een verbroken relatie en zich ergens een paar weken solitair opsloot in the middle of fucking nowhere in IJsland. Ásgeir Trausti Einarsson steeg naar grote hoogtes.

Inmiddels gaat het weer een stuk beter met Ásgeir en dat heeft zijn weerslag op de muziek. Niet dat die ineens stúkken minder is geworden, maar laten we het zo zeggen: een nieuwe, pijnlijke relatiebreuk had Time On My Hands zonder twijfel ten goede gekomen. Want nu hebben we ‘slechts’ te maken met een uitstekend album. Met tien liedjes. Die ook tien jaar Ásgeir markeren. We zijn blij voor Ásgeir, uiteraard, die weer goed in zijn vel zit. Laat dat voorop staan.

Time On My Hands is een typische Ásgeir-plaat, zonder de experimenteerdrift van Afterglow (2017), waarop Ásgeir te veel stoeide met allerhande elektronica en de compositie plots uit het oog verloor. Het liedje eist de hoofdrol op op Time On My Hands en dan hoor je weer dat de IJslander vol in z’n kracht staat (vreselijk marketingzinnetje). De liedjes zijn dartel en hebben geen productionele hoogstandjes nodig om tot volle wasdom te komen. Voor de productie is Ásgeir ook ditmaal voor het grootste deel verantwoordelijk.

Hij schreef alles weer zelf en bespeelt bovendien alle instrumenten. Op de hoorns, trombone, saxofoon en trompet na. Time On My Hands is een heerlijke herfstplaat, die je omhelst wanneer je dat even nodig hebt. Het zijn immers donkere dagen. Ásgeir sleept ons er hoogstpersoonlijk doorheen. Het verrukkelijke Snowblind sleept ons zelfs de dansvloer op. Doe je mee? Pieter Visscher

 

 

 

 

Beach Bunny – Emotional Creature

Beach Bunny – Emotional Creature (Mom+Pop Music/Mattan)

Al heel even uit, maar wat in het vat zit verzuurt niet. Wees eerlijk. Goede wijn moet je ook altijd even laten liggen. Een maand of twee. Heb ik me laten influisteren.

Beach Bunny is als die goede wijn. Het tweede album van de band heet Emotional Creature en we weten dat Butch Vig fan is. Dan heb je ons. Butch omarmde BB al tijdens het debuut. Butch produceerde Nevermind. Weet je nog? Zijn enthousiasme is na het beluisteren van Emotional Creature geenszins getemd. Want die immer moeilijke tweede is een geslaagd geheel geworden. Gevuld met allemaal uitstekend in het gehoor liggende indiepop/rockliedjes.

Grootste troef die de band uit Chicago in handen heeft is noch gitarist Matt Henkels, noch drummer Jon Alvarado, noch bassist Anthony Vaccaro, maar zangeres Lili Trifilio. Zij draagt de gitaarsongs van het kwartet, met haar prettige, emotievolle stem. Een nummer als Oxygen gaat in huize Visscher zo 20 keer op repeat als we niet oppassen. Heerlijk, beklijvend rockliedje met wat punky kartelranden. Zo horen we het zo graag.

They don’t wanna see you the way I do
But life looks better through my worldview
Suddenly, everything is easy
I’ve never felt something so deeply
‘Cause with you, with you, I breathe again
Baby, you’re my oxygen

En met die tekst kunnen we ook wel uit de voeten. Heeft ze in Oxygen nou een dubbelzinnigheid verstopt? Vast. Liefdesliedjes zonder al te veel platitudes blijven sowieso onze voorkeur houden, hier bij Pinguin Radio. Oxygen zouden we, zonder de rest van de plaat tekort te willen doen, het prijsnummer kunnen noemen op Emotional Creature. Een album dat alle kaaarten op tafel legt. Trifilio zingt over haar worstelingen in het leven, haar onzekerheden, terwijl de vrolijke zaken in ons zinloze bestaan bovendien de revue passeren. Met een snuf cynisme. Zwarte humor om hartstikke vrolijk van te worden. Pieter Visscher

High Vis – Blending

High Vis – Blending (Dais)

Woede en hoop zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zoveel wordt wel duidelijk wanneer je luistert naar het tweede album van de Liverpoolse band High Vis, die met Blending een van de lekkerste rockalbums van dit jaar heeft afgeleverd.

Rock die uitwaaiert naar diverse richtingen – zullen we het postpunk noemen? – en die evenzoveel referenties oproept aan allerhande bands. We horen flarden van Joy Division, Oasis, Fontaines D.C. en ook wel wat Idles en Eagulls (voor de kenners).
De mannen zijn boos. Zo horen we het graag in roerige tijden zoals die van vandaag de dag. De arbeidersklasse is zo goed als dood roept Graham Sayle en je gelooft ‘m terstond. Woeste gitaren en rammende drums zetten de toon. Een tekst over fabrieken en scheepsdokken. Sayle hunkert naar oude tijden. Kon hij die situatie maar herstellen. “Als je het niet geeft, nemen we het, verdomme!” Sayle windt er natuurlijk geen doekjes om. Het nummer heet 0151, wat het netnummer van Liverpool is.

Trauma Bonds gaat over de nasleep van de zelfmoord van een vriend. Er klinkt wanhoop in Sayles stem. En die is niet gespeeld. Zo is Blending überhaupt een fantastische, oprechte plaat, van een band met een hoge urgentie en gunfactor. Hebben we nog geluk dat we hier zijn, vraagt-ie zichzelf af. Terwijl er bovendien wat licht door de wolken schijnt op Blending, waarmee we terugkomen bij die eerdergenoemde hoop.

Blending is een tekstueel geregeld grauwe plaat, maar lang niet alles is somber te noemen op deze negen tracks tellende plaat en ook niet in dit bestaan. Wees eerlijk. Niettemin staat Blending bol van de boodschappen, meningen, waarschuwingen. Oppervlakkigheid drijft ons uit elkaar, waarschuwt Sayle. Het kapitalisme krijgt uiteraard een flinke veeg uit de pan. De band borduurt tekstueel voort op de razernij die de toon voert op het debuut No Sense No Feeling uit 2019. Een plaat met dezelfde diepgang en geldingsdrang. 15 februari staat High Vis in de heerlijke Rotterdamse Rotown. Iets om nu al naar uit te kijken. Pieter Visscher

Pixies – Doggerel

Pixies – Doggerel (BMG/Mattan)

Mag je van een band die er zo lang uit was en in 2014 opeens weer platen ging maken verwachten dat het heilige vuur er nog altijd is? Jazeker. En hebben de Pixies met Indie Cindy (2014), Head Carrier (2016) en Beneath The Eyrie (2019) dat dan ook bewezen? Absoluut. En ook met Doggerel is het weer raak. Klassiek Pixies-album. Echt waar. Het heilige vuur is er dus nog altijd. Hoor Frank Black eens heerlijk vocaal muren omver gooien in het knallende Dregs Of The Wine.

Terwijl er niet veel bands zijn met zo’n grillig carrièreverloop als Pixies, zijn er ook niet veel bands die na zo’n lange periode nog zo relevant kunnen zijn. En met een, betrekkelijk, urgente plaat op de proppen kunnen komen. Surfer Rosa (1988), Doolittle (1989), Bossanova (1990) en Trompe Le Monde (1991) betekenden in vier jaar tijd vier albums en heel veel genialiteit die aan het brein van Black was ontsproten. Black was er toen ook meteen klaar mee en ging het solopad op. Succesvol. “Wij zijn een surrealistische band”, heeft hij zich weleens laten ontvallen.

Die surrealistische band, die rockkleur gaf aan het einde van de jaren 80 en het begin van de jaren 90 heeft met Doggerel een album afgeleverd dat niet meer zo invloedrijk is als de eerste drie, oké vier albums. Terwijl het album nog onmiskenbaar en óverheerlijk Pixies is.

Twaalf songs staan erop en als we eerlijk zijn had het album met negen à tien liedjes waarschijnlijk meer zeggingskracht gehad. Toch wat meer urgentie, meer zeggingskracht. Maar ook die iets mindere nummers op Doggerel hebben de kenmerkende rockarrangementen die de muziek van Pixies zo kenmerkt. We mogen niet klagen na al die jaren. Pieter Visscher

Marlon Williams – My Boy

Marlon Williams – My Boy (Dead Oceans)

My Boy is het derde soloalbum van Marlon Williams en ook zijn avontuurlijkste. Hij verkent de uithoeken van zijn muzikale interesses en dat leidt tot veel wonderschone liedjes. Opnieuw.

De Nieuw Zeelander heeft op zijn titelloze debuut (2018) en met name op de plaat die twee jaar later verscheen laten horen wat hij allemaal in petto heeft. Make Way For Love staat stijf van de klasse. Het was zo’n zogenaamd break-upalbum, nadat de relatie met zijn geliefde, minstens zo getalenteerde, Aldous Harding op de klippen liep.

My Boy is vooral een Williams die volop geniet van het leven. Ook van zijn andere carrière; die van acteur. De vorm die Williams is die van een onbezorgde wereldreiziger, die alles en iedereen omarmt. Easy Does It is wat dat betreft een titel die boekdelen spreekt.

Hoewel de boventoon wordt gevoerd door een zekere vrolijkheid is Williams ook niet te beroerd zijn kwetsbaarheid te tonen. In het titelstuk bijvoorbeeld. Prijsnummer is het (goeie video!) discoachtige Don’t Go Back, met een glansrol ook voor Hollie Fullbrook (geinige naam), die het nummer van nog meer Nile Rodgers-achtige elementen voorziet. My Boy is Williams’ meest poppie album tot nu toe – vol met scherpe radjes, dat wel – en zet de deur naar wereldwijd succes nog wat wijder open. Pieter Visscher

The Amazons – How Will I Know If Heaven Will Find Me?

The Amazons – How Will I Know If Heaven Will Find Me? (Fiction/Virgin/Universal)

How Will I Know If Heaven Will Find Me? is een lekker lange titel. Zo lang zelfs dat The Amazons het niet nodig vonden hun bandnaam af te drukken op de kartonnen cd-hoes. Noch op de voorkant, noch op de zijkant. Dat laatste is wat opvallender.

Wat valt er nog meer op aan de nieuwe Amazons? De band heeft afscheid genomen van Catherine Marks, die de eerste twee albums van de band produceerde. Voor How Will I Know If Heaven Will Find Me? is in zee gegaan met Jim Abbiss, die we kennen van zijn werk voor onder meer Arcade Fire, Arctic Monkeys, Editors, Adele en The Verve. Heeft dat het geluid van de band sterk veranderd? Niet heel erg. De indierock van de band uit Brighton herken je uit duizenden. Ook al door het fenomenale stemgeluid van Matt Thomson, die de net zo bombastische als melodieuze rock van het Britse kwartet voorziet van veel extra emotie. Thomson drukt een zwaar stempel op het geluid van The Amazons.

How Will I Know If Heaven Will Find Me? (geen idee) is zo’n plaat die per draaibeurt meer kleur op de wangen krijgt. Positiviteit in de hoofdrol, in tijden waarin we die ook zo nodig hebben. Thomson, verantwoordelijk voor het leeuwendeel van de muziek van de band, schreef de meeste teksten tijdens de ‘hoogtijdagen’ van de coronapandemie. Veel gaan over zijn Amerikaanse vriendin, die hij weinig zag in die periode.

Veelzeggend is een couplet uit There’s A Light: “I want you. I want you like the morning. Waiting for the same old sun to rise. Always catch the light at different times.” Het is een van de elf nummers op een plaat die kwalitatief steeds meer gaat raken aan de eerste twee uitstekende worpen van The Amazons. Neem je tijd ervoor. The Amazons spelen maandag 7 november in het Amsterdamse Paradiso. Kan weleens een heerlijk avondje gaan worden. Dansschoenen aan! Pieter Visscher