Elke eerste maandag van de maand op Pinguin Radio van 20:00 tot 22:00 uur de beste tracks van de belangrijkste 10 albums samengesteld door de muziekredactie van de Volkskrant.
New Order – Music Complete
Wie gaf er eigenlijk nog wat voor New Order? Hun laatste album Waiting For The Siren’s Call (restjesplaat Lost Sirens niet meegerekend, verscheen tien jaar geleden en was een dieptepunt.
Door: Gijsbert Kamer – 30 september 2015
Toen de geluidsbepalende bassist Peter Hook de band acht jaar geleden verliet, leek het verhaal over. Maar kijk, toetseniste Gillian Gilbert is na vijftien jaar weer terug, bassist Tom Chapman blijkt de Hooky-baslijnen prima machtig en Music Complete is met gemak het beste New Order-album sinds Technique (1989). En ook een net zo’n opbeurend, dansbaar album bovendien. De breekbare zang van Bernard Sumner klinkt weer innemend, de synths staan op discomodus, maar klinken modern, en heerlijk die krakende gitaren waarin nog altijd echo’s van Joy Division doorklinken.
MINDER VERMOEIEND
De liedjes klinken eindelijk echt geïnspireerd en ook het bandgeluid is minder vermoeid en gewild modern. Een paar gastvocalen minder (jammer van Brandon Flowers) en je had een perfecte plaat gehad. Maar toch, welkom terug.
Lees hier het interview van 25 september uit de Volkskrant met New Order.
Julia Holter – Have You In My Wilderness
Dat Julia Holter (30) uit Los Angeles een bijzonder talent is, kon je op haar eerste drie platen al horen – in 2013 trok Loud City Song al veel aandacht – maar ietwat ondoordringbaar was haar avant-gardepop vol verwijzingen naar Franse en Griekse literatuur wel.
Door: Menno Pot – 30 september 2015
Het rijk georkestreerde Have You In My Wilderness is een breekpunt. Nog altijd valt er zo veel te horen dat het je soms duizelt (strijkers, piano, orgel, elektronica), maar het fluwelen Sea Calls Me Home of het springerige Everytime Boots zijn meer dan ooit pop.
VERLEIDELIJK
Dat werkt uitstekend. Het maakt Holter bij vlagen zo verleidelijk als Jane Birkin of Nico en het contrasteert prachtig met het vervreemdende Vasquez of Betsy On The Roof, een door strijkers gedragen epos in grijstinten.
Hier valt veel wonderschoons te ontdekken: in arrangementen, melodieën, teksten én Holters vocalen, ijl meanderend door haar muziektuintje in bloei. Zo begrijpelijk als hier was Julia Holter niet eerder, maar dat heeft haar slechts fascinerender gemaakt.
The Common Linnets – II
Tweede op het Eurovisie Songfestival, de Waylon-affaire; daar begon het mee, maar wat The Common Linnets daarna overkwam, kon niemand bevroeden: Calm After The Storm werd een internationale hit, de verkoop van het albumdebuut nadert het half miljoen.
Door: Menno Pot – 30 september 2015
Het zou zonde zijn het project nu weer te ‘parkeren’, zoals aanvankelijk het plan was. Dus verschijnt nu II, een plaat waaraan je kunt horen dat The Common Linnets een echte band is geworden, met Ilse DeLange en JB Meijers als creatief hart.
Op het eerste gehoor is het recept onveranderd: in country gewortelde, radiovriendelijke americanapop met prachtige zangharmonieën. Dat was het recept en dat is het nog steeds.
VERLENGD SUCCES
Toch is er iets veranderd. We horen een band die minstens evenveel associaties met Fleetwood Mac en Crosby, Stills & Nash oproept als met country. Er wordt steviger gerockt: hoor hoe In Your Eyes dampt of hoe Walls Of Jericho op zijn Led Zeppelins voortploegt.
Alle ingrediënten voor verlengd succes lijken aanwezig op II: knappe songs, een sound die druipt van vakbekwaamheid en ervaring, hier een weidse popsong (That Part), daar een klein, gevoelig liedje met hemelse samenzang (Better Than That) en zelfs die ene echte potentiële hit, het schitterende We Don’t Make The Wind Blow, dat in de Nederlandse Top 40 overigens in de onderste regionen, op nummer 32, bleef steken.
Zo zie je maar: de praktijk is soms weerbarstig, maar dat doet aan de ambachtelijke klasse van The Common Linnets niets af – en aan hun internationale potentie evenmin.
Lees hier het interview van 25 augustus met The Common Linnets.
Kwabs – Love + War
Kwabs is een jongen om in de gaten te houden
100 miljoen keer werd zijn hit Walk bekeken op YouTube, maar een album was er nog niet. Dat heeft Kwabs (25) nu wel: Love + War. Wie is deze Britse ‘synth&B’-belofte?
Door: Robert van Gijssel – 21 september 2015
Een beetje oneerbiedig misschien, maar beslist niet zo bedoeld: Kwabena Sarkodee Adjepong – Kwabs voor zijn vrienden – is zo’n typisch product van de nieuwe muziekindustrie. ‘Kwabs’ (25) viel op in Groot-Brittannië bij een tv-programma voor muzikaal talent. Hij had een flinke internationale hit met het bonkende en opbeurende r&b-anthem Walk, waar anders dan op YouTube. Het nummer werd de herkenningsmelodie van de onwaarschijnlijk populaire voetbalgame Fifa 15, en is nu dus een meeneuriegeval voor de wereldwijde gamersgeneratie.
Lees hier het interview van 21 september met Kwabs.
The Arcs – Yours, Dreamily
Toch een lichte tegenvaller, dat jongste Black Keys-album Turn Blue (2014), een tikje verveeld vooral, maar met zijn nieuwe zijproject The Arcs revancheert de creatieve spil van het rockduo uit Ohio, Dan Auerbach (36), zich sterk.
Door: Menno Pot – 9 september 2015
Aan debuutalbum Yours, Dreamily werkten Auerbach en zijn collega-Arcs al in de periode dat de Black Keys-frontman platen van Dr. John (2012) en Lana Del Rey (2014) produceerde. Met enige goede wil hoor je hun invloeden terug.
Veel bronstige soul en funk, die Auerbach lof van de ‘Doc’ zou opleveren, Nature’s Child knipoogt warempel even naar de sexy ‘pop noir’ van Del Rey, maar het verrassendst zijn The Arcs in stukken als Velvet Ditch: jazz, Afrikaanse ritmiek en een flinke dot Prince, allemaal in één song. En alles klinkt geweldig, zoals we dat van producer Auerbach gewend zijn.
Een Lonely Boy-achtige single voor op de radio is er niet en The Arcs hebben die ook niet zo nodig, want ook zonder geheide hit is Yours, Dreamily misschien wel de veelzijdigste en avontuurlijkste plaat van Dan Auerbach. Het doet uitkijken naar het optreden op 12 november in de Melkweg in Amsterdam.
Royal Headache – High
Al wekenlang niet uit het hoofd te krijgen, de puntige powerpopliedjes op dit tweede album van het Australische Royal Headache. Hun vier jaar geleden, aanvankelijk alleen op vinyl verkrijgbare titelloze debuut sprong al uit het steeds groter wordende aanbod aan nieuwe garagepunkmuziek.
Door: Gijsbert Kamer – 16 september 2015
High is zo mogelijk nog beter. Zanger Shogun heeft de vitaliteit en overtuigingskracht van de jonge Paul Weller. De dubbele gitaarpartijen fonkelen als de Undertones in hun hoogtijdagen, de melodische vondsten worden met een argeloosheid uit de mouw geschud zoals we ons die herinneren van Guided By Voices op hun best.
Ouderwets? Nee, tijdloos. Hoe opwindend veel nieuwe garagerock ook klinkt, Ty Segall en Mikal Cronin mochten willen ooit zo’n reeks perfecte liedjes achter elkaar te krijgen als Royal Headache op kant één van High.
De tweede plaatkant is ietsje minder, maar goed genoeg om High tot een bescheiden (de plaat duurt nog geen half uur) sensatie te bestempelen. Wie haalt ze naar Europa?
Iron Maiden – The Book of Souls
Logisch dat Bruce Dickinson van Iron Maiden het op The Book of Souls wat rustiger aan doet. De hoge en galmende gilnootjes van het baanbrekende metalwerk uit de jaren tachtig haalde Dickinson live niet meer, en dan moest het boegbeeld van de ‘New Wave Of British Heavy Metal’ onlangs ook nog een tumor uit de keel laten verwijderen. Dan is nieuw werk in een iets lager register natuurlijk welkom, met het oog op een naderende tournee.
Door: Robert van Gijssel 9 september 2015
Eigenlijk klinkt heel Iron Maiden op deze zestiende en dubbele studioplaat beheerst. Uitbundig is nog wel de instrumentatie – een overdaad aan fijn rauwe gitaren en hier en daar gepast gonzende synthesizers – maar in de eindeloos uitgevouwen liedjes (slotstuk Empire of the Clouds duurt 18 minuten) wordt meer dan voorheen soberheid gezocht.
The Red and the Black, geschreven door bassist Steve Harris, begint weliswaar met zo’n typisch marcherende riff waarmee Iron Maiden vooral op Piece of Mind (1983) ten strijde trok, maar mondt halverwege uit in een progrockend gitaaravontuur, waarin de structuur van de compositie toch steeds helder blijft.
In de wat kortere nummers, zoals opener If Eternity Should Fail en het ouderwets lekkere Death or Glory, weet Iron Maiden gelukkig ook nog wat hoeken uit te delen: gedenkwaardige riffs, doeltreffende refreintjes die we straks makkelijk kunnen meebrullen, en het immer omhoog kringelende solowerk van de gitaristen Dave Murray en Adrian Smith. Je moet na anderhalf uur verse Iron Maiden eigenlijk tot je verbazing constateren dat deze dubbelaar behoort tot het betere werk van de megametalband.
Bewilder – Dear Island
Het is lang geleden dat er in Nederland zo’n sterke, gevarieerde rockplaat is uitgekomen als Dear Island. Voorman Maurits Westerik heeft er jaren aan gewerkt.
Door: Gijsbert Kamer 2 september 2015
De puntige rock ‘n’ roll waarmee hij met zijn band Gem tien jaar geleden bekendheid verwierf, heeft plaatsgemaakt voor een veel breder geluid. Maar producer Henk Jonkers (Hallo Venray) weet in alle liedjes toch de wat onrustige vurigheid te behouden die Westeriks voordracht typeert. In Forza (It Is) klinkt hij gejaagd en getergd als Bob Dylan vijftig jaar geleden. Het soulvolle Carry On, Carry On had zo uit Memphis kunnen komen, terwijl de verstilde ballad So It Goes eenzelfde gevoelige snaar weet te raken als dEUS in hun rustigste liedjes. Een pittige funk-riff in Safe en een vleugje authentieke countryrock in She Keeps On Talking onderstrepen de veelzijdigheid van de band en hun mooie samenspel.
Dear Island verwijst naar Vlieland, waar deze bijzondere plaat is opgenomen en dit weekend tijdens het festival Into The Great Wide Open ten doop wordt gehouden.
Beach House – Depression Cherry
Eigenlijk was het een luxeprobleem waartegen het duo Beach House na zijn vierde album opliep. Moesten ze doorgaan met het verstevigen van hun sound, of juist niet? Stilaan waren er hardere drums in het dromerige popgeluid van de band geslopen, wat als voordeel had dat Beach House zich live wat makkelijker kon manifesteren.
Door: Gijsbert Kamer 2 september 2015
Na de doorbraak naar grotere poppodia met het derde album Teen Dream, kon de band uit Baltimore steeds minder makkelijk volstaan met de elegante zweverigheid van het eerdere werk. Het eveneens succesvolle vierde album Bloom bleef muzikaal nog in evenwicht, maar de betovering raakte er live wel een beetje vanaf.
FRAAIE PLAAT
Gelukkig hebben Alex Scally en Victoria Legrand, die samen de kern van Beach House vormen, gekozen voor datgene waarin ze het best zijn: lome, dromerige popliedjes, gedragen door de ijle en toch warme stem van Legrand. Wat niet wil zeggen dat het geluid kaal en sober is gehouden. Je hoort in de meeste liedjes prachtig subtiele verschuivingen in veelal volle arrangementen.
Schitterend is het gitaargeluid in Space Song, versmolten met synths en voorzichtig tikkende drums. Terwijl Sparks de zweverige pracht van het rustige werk van My Bloody Valentine benadert. Waar het er na Bloom even op leek dat Beach House zou vastlopen in hun route naar grotere zalen, keert de band knap terug naar de dromerigheid van weleer.
Geen idee hoe Beach House Depression Cherry op het podium brengt, maar een fraaie plaat is het wel.
Fresku – Nooit Meer Terug
Niet die onbegrensde grootspraak die veel rappers zo eigen is, maar twijfel en zelfinzicht toont Fresku op zijn derde album.
Door: Gijsbert Kamer 2 september 2015
Dat was een behoorlijke bom die de Eindhovense rapper Fresku vorige maand liet vallenboven Hilversum. Het liedje Zo doe je dat en de bijbehorende videoclip (waarin de rapper zijn zwarte gezicht wit schminkt) was niets minder dan een aanklacht tegen Nederlandse radiomakers, die volgens de rapper alleen zwarte muziek willen draaien als deze wit klinkt en, nog specifieker, bij voorkeur hiphopplaatjes draaien als deze gemaakt zijn door blanke rappers.
Kort gezegd: wel Eminem en Kraantje Pappie, maar geen Fresku. En dat moet veranderen. Het goede aan Zo doe je dat is niet alleen dat de inmiddels 28-jarige rapper hiermee een vurige discussie liet ontvlammen, maar ook dat het nummer zo knap in elkaar is gezet.
Van de met knippen en plakken gemanipuleerde uitspraken van 3FM-dj Giel Beelen tot het stukje rockmuziek van Go Back To The Zoo aan het slot, laat het nummer zich beluisteren als een adembenemend hoorspel.
PITTIGE GROOVE
Het is deze zorg voor details die je op veel nummers van Fresku’s vrijdag te verschijnen derde album terughoort, die van Nooit Meer Terug zo’n sterke plaat maakt.
Een plaat waarbij de als Roy Michael Reymound geboren Fresku (Papiamento voor brutaal) belangrijke hulp kreeg van rapper MocroManiac en producer Teemong. Vooral de laatste, ook al verantwoordelijk voor de fraaie videoclips die aan de release van Nooit Meer Terug vooraf gingen, drukt een belangrijk stempel op het album. Meteen al in het titelnummer zet hij een pittige groove neer: ‘Soms is het lonely waar ik ben/ niet aan de top maar verder dan de meesten’, rapt Fresku, om even later uit te roepen: ‘Teemong, wat doe je, als je m’n album zo laat beginnen…’
Ja, wat dan? Dan is Fresku meteen op de goede weg van zijn derde album een meesterwerk te maken. Even wat vrolijkheid in het al bekende Kreeft, waarin de rapper een beetje pocherig meldt alleen nog maar krab en kreeft te eten en een maaltijd van rijst en kip voor ‘losers’ is.
DUBBELZINNIG
Allemaal scherts natuurlijk. Fresku weet niet alleen waar hij vandaan komt: uit een gebroken gezin, opgegroeid in betrekkelijke armoede. Maar hij verhaalt vooral voortdurend over zijn worsteling met zichzelf. Doet hij alles wel goed? Klinkt hij als rapper overtuigend genoeg? Benut hij zijn talenten voldoende? Heeft hij zijn financiën wel op orde? Is hij wel een goede vader voor zijn 5-jarige dochter Alisha? Vragen die op zijn vorige twee albums ook al voorbijkwamen, maar nu zo mogelijk nog prangender zijn geworden.
Fresku behandelt zijn twijfels en zijn angsten dubbelzinnig. Hij rapt er nadrukkelijk over, maar wil ook alles relativeren. Vandaar de voicemail van zijn manager Kees de Koning, die hem in Gooi Jezelf Weg even uitlegt klaar te zijn met het voortdurende gezeur van zijn artiest. Fresku heeft nu toch zijn erkenning als rapper? Of gaat hij liever terug naar de riemenfabriek?
Nee, dat wil Fresku niet. Maar echt zeker van zijn zaak is hij niet. Het voortdurende getob is bijzonder voor rappers. Hiphop is toch een genre waarin eigen kleine verdiensten snel worden uitvergroot. Mooi dat zijn vader trots op hem is (bewezen door ook al een voicemailbericht in het nummer Trots) maar Fresku blijft balanceren tussen ‘stoppen en doorgaan’.
KONING VAN DE STRAAT
Zo ontvouwt zich op zijn plaat langzaam een vertelling waarin twijfel omslaat in paranoia en waarin satire naar de achtergrond verdwijnt. Als hij even niet zelf centraal staat, rapt hij over jonge ouders die in de maatschappij ten onder dreigen te gaan, zoals in het aangrijpende Gevangen: ‘Net vrij, zeven maanden gezeten, draaideureffect’.
Of over jonge meisjes die op hun 16de zwanger zijn zonder te weten wie de vader is (Rustig Aan). Om in Meisjes/Jongens weer even een andere toon aan te slaan: die van een stoere, alleswetende koning van de straat. Een zin als ‘Die bitch heeft geneukt met iedereen die wil in haar gleuf’ zou je eigenlijk niet verwachten op dit album, maar, zo stelt zijn protagonist vast: ‘Meisjes willen stoute jongens die lief zijn alleen voor hen/ Jongens willen lieve meisjes die stout zijn alleen voor hen.’
Tekstueel gebeurt er veel. Fresku gooit zijn gevoelsleven in de muziek en spaart zichzelf allerminst. Meer Karl Ove Knausgård dan Kanye West, zo schaamteloos gedetailleerd deelt hij zijn gevoelsleven met de luisteraar. Als Fresku tot slot in Angst zijn zorgen uit en alles van zich af schreeuwt, is gepaste stilte de enige reactie:
‘Onder het mom van veiligheid geven we mensen stempels
Alsof ze echt een bedreiging zijn.
Antillianen, Marokkanen, risicogroepen,
Zwarte mensen, islamieten, typische boeven.
Is dit nou veiligheid, ik voel me minder safe
Want jouw beveiliger mishandelt en fouilleert me steeds
En niet op basis van mijn daden maar mijn kenmerken
Heb zo veel drang om ze te haten maar ik ben sterker.’
MEER VARIATIE
Heel sterk en overtuigend klinkt Fresku op dit derde album, met eigenlijk maar één minpuntje: muzikaal blijft een aantal nummers achter bij de teksten, dan gebeurt er net iets te weinig. Het tempo is vaak hetzelfde en producer Teemong zou iets meer variatie in de beats mogen aanbrengen. Zo blijft het wel een lange zit, want dansen lukt vaak ook niet echt.
Ook een echte partyhit ontbreekt. Maar na een zomer Drank en drugs is het bijna louterend door Fresku te worden meegevoerd naar de soms duistere krochten van zijn geest.