Ramkot – In Between Borderlines

Ramkot – In Between Borderlines (NEWS/Mattan)

In Between Borderlines betekent het albumdebuut van de uit Gent afkomstige formatie Ramkot. Geen idee waar die naam aan ontleend is, maar deze heeft een stevige connotatie. En dat klopt ook wel

Ramkot kwam al met twee goed ontvangen ep’s op de proppen en In Between Borderlines stelt ook geenszins teleur. De songs zitten prima in elkaar en wie goed luistert hoort waar Abraham de mosterd vandaan heeft gehaald. Je ontkomt qua intensiteit niet aan een naam als Queens Of The Stone Age, terwijl Ramkots landgenoten Millionaire je bovendien te binnen schieten. De band zelf plakt het stempel met ramrock op hun uitgaves. Die typering omarmen we graag met alle liefde. De raakvlakken met Royal Blood zijn er overigens ook.

Rockband Ramkot is in 2017 opgericht door de broers Tim en Tom Leyman, die in Hannes Cuyvers een derde broer hebben gevonden. Zo zien ze het graag zelf.

De plaat opent net als het sublieme Gentlemen van Afghan Whigs van het gelijknamige superalbum uit 1993: ‘Your attention please!’ Zou dat toeval zijn?

Ramkot houdt de meute bij de les met een achttal songs waarop het net zo lekker rocken als dansen is. De plaat van de Vlamingen duurt slechts een minuut of 26. Niettemin: op naar volle en dampende festivalweides! Pieter Visscher

 

Roosbeef – Zomer In Nederland

Roosbeef – Zomer In Nederland (Buffel Records)

Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten is het tweede album van singer-songwriter Roosbeef, die in haar paspoort Roos Rebergen heeft staan. Een lange titel, waar we goed mee uit de voeten konden en nog altijd kunnen. Omdat ie zo lekker is blijven hangen. Nog altijd kijk ik met extra aandacht naar buurman Roderick wanneer hij zijn hondstrouwe pitbull Annechien laat poepen in het plantsoen. Annechien wordt negen van de tien keer vertroeteld door omstanders. Fascinerend beestje. Je verwacht een kort gesprek met Jean Luc. Over stakende buschauffeurs. Een onaangekondigde hagelbui. Maar niets. Slechts Annechien krijgt aandacht. Een aai over zijn sympathieke bol.

Voordat Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten verscheen, debuteerde Roosbeef met een titelloos album. In 2006. Doorgebroken naar het grote publiek is ze nog niet, maar haar populariteit bij een nichegehoor in zowel Nederland als België is er wel degelijk. En dat is niet zo gek, omdat Roosbeef zich toch wel duidelijk onderscheidt van de grauwe massa. Niet in de laatste plaats door haar bijzondere stemgeluid. Daar moet je van houden. Hoewel ze dat ook zeggen van ome Bob Dylan.

Roosbeef schrijft mooie popnummers, ingekleed met allerhande fraaie narratiefjes, waarin ze geregeld haar ziel blootlegt. Niet letterlijk, maar je voelt wat ze wil zeggen. Haar pijn en waar ze van houdt. Op Zomer In Nederland, de zevende langspeler van Rebergen, horen we een zangeres die zich heeft laten inspireren door PJ Harvey. Dat betekent niet meteen een rockplaat, maar we snappen best wat Roos bedoelt.

In Vergeten Groenten zingt ze over. Ja, waarover eigenlijk? Maar het is prachtig en ontregelend: ‘Schone lakens en dubbel glas. Let niet op de rommel, want we wonen er pas. Domme antwoorden in Tupperware. Blijf in het zicht, want ze komt van ver.’ Zomer In Nederland is Roosbeefs prachtigste album geworden. Pieter Visscher

 

King Tuff – Smalltown Stardust

King Tuff – Smalltown Stardust (Sub Pop)

Wanneer je altijd wat in de marge van het muzikale spectrum opereert wil dat niet zeggen dat wat je aflevert kwalitatief inferieur is aan wat door de massa wordt opgepikt. Integendeel. Neem zo’n King Tuff, wiens echte naam Kyle Thomas luidt. De singer-songwriter uit de Verenigde Staten is al een kleine dertien jaar vrijwel continu op tournee door de USA en kan daar leuk van leven. Da’s leuk muziek maken.  Jongen die zijn droom leeft, in feite. Live wordt hij wel geholpen door een band overigens. Stuk gezelliger.

Kyle is een ontspannen chansonnier die zich heeft laten inspireren door acts die net als hij wel wat aanschuren tegen de psychedelische muzikale wereld. Hij heeft in het verleden, en misschien nog steeds wel, veel geluisterd naar onder meer David Bowie en T-Rex. Wanneer je aandachtig luistert, hoor je dat zonder meer terug. Vooral de vroege Bowie dan.

Prima single op Smalltown Stardust is Portrait Of God. ‘Do you believe in a higher power that cannot be explained? Do you believe in the sadness of the rain?’, vraagt Kyle zich af. Een geinige video ondersteunt het nummer. We ontdekken wat Bob Ross-achtige elementen in de clip en dat zien we graag.

‘I’m not the kinda guy that goes to church on sunday’, zingt Kyle. ‘I’d rather spend my time worshiping in my own way. Walking in the woods. Wading in the river.’ Een beetje rustig allemaal. Niet te gehaast. Kyle is geen jongen die zich laat meeslepen door de ratrace; hij haalt liever alles uit ons zo korte bestaan. Jongen die je het beste gunt.

Muzikaal zijn de raakvlakken met Kurt Vile zonder meer aanwezig. Beiden hanteren dezelfde tempi om tot liedjes te komen en Kyle heeft bovendien dat lijzige in zijn stem, wat we ook herkennen bij Kurt. Het zouden vrienden voor het leven kunnen worden. Wie brengt ze met elkaar in contact? Pieter Visscher

Meskerem Mees – Caesar

Meskerem Mees – Caesar (Mayway Records)

Meskerem Mees is de in 1999 in Addis Abeba geboren, maar in België opgegroeide singer-songwriter die in 2021 het geweldige Julius uitbracht. Een album dat uitpuilt van de poppareltjes.

De ep Caesar borduurt daar op voort. Een ep met acht tracks overigens. Alle acht ook weer raak. Mees is het vrouwelijke equivalent van oude mannen als Bob Dylan en Neil Young. Jawel. Maar misschien wel wat beter nog. Jawel. Verfijnder. Ontwapenender sowieso. Oorspronkelijk, speels en ultramuzikaal.

Meskerem Mees laat zich andermaal bijstaan door Frederik Daelemans; op cello en zang. De Belg is complementair aan zijn metgezellin, die zelf op gitaar, viool en piano te horen is.

Op een ep die eigenlijk veel te kort duurt. Want je wil veel meer horen van Meskerem. Van België’s grootste muzikale talent van het moment. Zo puur, maar met alle bravoure die je maar kunt bedenken. Zo komt ze op de proppen met het spoken word-stuk Great Dandelion, dat dit sublieme tweede meesterwerkje afsluit.

Het wordt voorafgegaan door een grandioze bewerking van de Schotse cultclassic Cod Liver Oil And Orange Juice. Een nummer dat in oorsprong een parodie is op de Amerikaanse gospelsong Virgin Mary Had A Little Baby. Het was in de sixties een hit voor de Schotse folkheld Hamish Imlach. Gedurfde tekst, vol dubbele bodems, waardoor het op de BBC-radio zo veel mogelijk in de ban werd gedaan. Nauwelijks verbazingwekkend dat juist Meskerem het nummer bij de kladden heeft gepakt en er een ronduit wonderschoon liedje van heeft gemaakt. Pieter Visscher

Leftfield – This Is What We Do

Leftfield – This Is What We Do (Virgin)

Jawel. Leftfield is de Britse danceact die in 1988 is ontstaan en pas vier studioalbums heeft afgeleverd. In dat jaar won PSV de Champions League (avant la lettre) en werd Nederland Europees kampioen. Deze vierde worp, This Is What We Do, is een nieuw meesterwerk. Dan is het hoge woord er maar alvast uit.

De plaat bruist van het optimisme, ondanks het feit dat ie tot stand is gekomen in een periode van pandemische ellende, een echtscheiding en heel veel fysiek ongemak (kanker) bij kloppend hart van Leftfield, Neil Barnes. Die sinds 2010 solo verder is gegaan nadat Paul Daley aangaf wat anders te willen doen. Heeft het geluid daaronder geleden. Nee, integendeel. Want voorganger Alternative Light Source (2015) is nog immer ronduit episch te noemen. De song Universal Everything behoort zelfs tot het beste wat ooit op plaat is gezet in de dancewereld. Dat niveau wordt vaker aangetikt op het album. Allemaal aan het brein van Neil Barnes ontsproten dus, toen nog solitair.

Inmiddels is allengs weer een duo ontstaan, met de komst van Adam Wren. Een stuk gezelliger ook. Daley en Wren kennen elkaar al sinds ’95 en beiden zijn hoorbaar complementair aan elkander. Op een plaat zonder missers. Maar met bijvoorbeeld Grian Chatten van Fontaines DC. In een van de prijsnummers Full Way Round, met beukende synths, indringende baslijnen en Prodigy-achtige pompende beats wordt een vloervuller neergezet die zijn weerga niet kent. Iets om reeds reikhalzend naar uit te kijken met de komende festivalzomer voor de boeg. Want reken er maar op dat Leftfield de weides wereldwijd volledig plat gaat spelen.

Het pulserende geluid van Leftfield, waarin techno-elementen een pregnante duit in het zakje doen, heeft nog zó veel zeggings- en aantrekkingskracht dat we kunnen vertellen dat Leftfield de koning is die nog immer de troon bestijgt in de wereld van de dance. This Is What We Do heeft een urgentie waarop we alleen maar konden hopen en wanneer je dan op je wenken bediend wordt door Barnes (62) ben je bereid het universum op je blote knieën te bedanken. ‘This Is What We Do has been quite a journey’, vertelt Barnes in de liner notes in het cd-boekje. Hij is open en genereus wat het bedanken van Adam Wren betreft. This Is What We Do is een meesterwerk. Is dat uiteindelijk toch nog twee keer gezegd. Wat een levenslust! Pieter Visscher

 

Sarathy Korwar – Kalak

Sarathy Korwar – Kalak (Leaf)

Wie geregeld in sauna’s komt en daar weleens een opgietinkje meepikt, weet dat zo’n saunameester cq opstoker graag een wat zweverig stukje muziek laat horen. Waardoor je je nog wat ‘zenner’ gaat voelen. Hoe vager hoe beter, omdat je ook voorkomt dat een enkeling mee gaat neuriën, of nog erger, fluiten of zelfs zingen. Want gooi een best of van Dire Straits in de speler en je hebt de poppen aan het dansen.

De verstoring van die meditatieve orde wordt voorkomen door bijvoorbeeld het nieuwe album van Sarathy Korwar te laten horen. Weinig meezingers. Het heet Kalak en dat is een prettig palindroom. Een i-grec in het midden en je zit op het water, maar daar ga ik u niet mee vermoeien. Hoewel water een voornaam ingrediënt is tijdens een beetje opgieting. Sterker: zonder water kun je beter een houtgestookte sauna zonder wapperaar binnenhuppelen. Zelfde effect.

Desalniettemin doen we met de term ‘saunamuziek’ – met alle respect – het geluid van Sarathy Korwar te weinig eer aan. Omdat de in de Verenigde Staten geboren, in India opgegroeide Korwar, muzikaal veel te veel te bieden heeft. En dan is het tekstueel ook nog eens een manifest. Hoewel de meeste nummers instrumentaal zijn, spreken de titels boekdelen. Dat begint al met het gesproken, slechts een minuut durende intro A Recipe To Cure Historical Amnesia. Mooi bovendien: Back In The Day Things Were Not Always Simpler en wat te denken van The Past Is Not Only Behind Us, But Ahead Of Us. Schitterende, ritmische liedjes, waarin we Indiase en andere Aziatische elementen ontdekken.

Korwar maakt onder meer gebruik van fluit, saxofoon, synthesizer en percussie. Bijvoorbeeld in het behoorlijk swingende, vrijwel tekstloze Remember Begum Rokeya; een muzikale ode aan de prominente Bengaalse feministische denker, schrijver, opvoeder, professor, leraar, schrijver en voorvechtster van empowerment van vrouwen alsook politiek activist voor moslimmeisjes uit Bangladesh. Rokeya (1880 – 1932) wordt beschouwd als een pionier op het gebied van vrouwenemancipatie in Zuid-Azië. Als de feministische wegbereider van Bangladesh. Ze pleitte voor het volstrékt logische idee dat mannen en vrouwen gelijk worden behandeld als rationele wezens. Waarbij ze opmerkte dat het gebrek aan onderwijs voor vrouwen debet was aan hun inferieure economische positie. Dat soort imbeciele toestanden vindt nog altijd plaats. Niet enkel in landen met abjecte regimes als Iran en Afghanistan, hetgeen de urgentie van dit Kalak nog wat verruimt.

Het album is een prikkelende muzikale ontdekkingstocht door Azië, die geen vliegschaamte oplevert voor hen die daar last van hebben. En met het ronduit geestverruimende, opzwepende Utopia Is A Colonial Project kan zelfs feestdeejay Kees van Hondt uit de voeten. Yo Kees, lees je mee? Pieter Visscher

Suede – Autofiction

Suede – Autofiction (BMG)

Meer dan een enkeling die Suede een aantal weken terug aan het werk heeft gezien in de hoofdstedelijke Melkweg heeft zich laten ontvallen dat de band in grootse vorm verkeert. Hetgeen nauwelijks twijfel lijdt, gezien het feit dat het recentelijk verschenen Autofiction een album is om heel erg opgewonden van te worden. Geproduceerd door oudgediende Ed Buller is Autofiction afgemixt door de legendarische Alan Moulder (Interpol, Smashing Pumpkins, Depeche Mode, Nine Inch Nails, U2, David Bowie).

Het energiekste dat de herboren band uit Londen tot nu toe op plaat heeft gezet. Het gaspedaal wordt vrijwel overal hard ingedrukt en dan hoor je dat Brett Anderson en zijn gevolg op hun best zijn. Suede en gejaagdheid is een gouden combinatie en dan tellen we daarbij op dat het teveel aan toch wat licht geveinsde dramatiek waaraan Anderson zich terdege schuldig heeft gemaakt tijdens zijn carrière ditmaal vrijwel geheel achterwege is gebleven op een langspeler. Het levert een koprol op in huize Visscher.

Het balladeachtige What Am I Without You, is met het schitterende, door strijkers aanzwellende Drive Myself Home het enige rustpunt op het album, waardoor je zelfs denkt: was dat nou nodig? Omdat Anderson in What Am I Without You misschien net te veel dramatiek van zijn tong laat afglijden en dan laat je ‘m maar even. Toe maar Brett. We zien ‘t door de vingers. Want de rest van de elf nummers heeft een urgentie vanjewelste. Dus vooral omdat Anderson vrijwel alle pathetiek de nek om heeft gedraaid.

Zelf noemt de band Autofiction een punkalbum. Dat is gechargeerd, of tongue in cheek, zo u wil, maar dat Autofiction binnen Suedes oeuvre wel het dichtst bij dat genre in de buurt komt is zonneklaar. Postpunk is een adequater stempel. Het album behoort zonder enige vorm van twijfel tot het beste wat dit jaar is verschenen. We nemen onze pet daar voor af. Durf maar eens te eindigen ook met de sterkste track, het zeer terecht door Pinguin Radio ruimschoots omarmde, zo’n zes minuten durende Turn Off Your Brain And Yell. Meeslepend, episch, opbeurend en schreeuwend om meer. Véél meer! ‘Can you feel the sunshine, when you turn off your brain and yell? Come on, feel the sunshine. When you turn off your brain and yell.’ Zo is dat. Wát een zegetocht! Pieter Visscher

 

 

Weyes Blood – And In The Darkness, Hearts Aglow

Weyes Blood – And In The Darkness, Hearts Aglow (SubPop)

Fascinerende vrouw blijft dat toch, die Natalie Laura Mering, die als haar alter ego Weyes Blood opereert in de wereld van de alternatieve popmuziek. De Amerikaanse, 34 inmiddels, had voor haar doorbraakplaat Titanic Rising (2019) al behoorlijk wat in de melk te brokkelen, maar het was de vraag of ze een passend antwoord zou kunnen vinden op dat Titanic Rising, toch wel haar magnum opus. Het is knap dat ze het niveau weet te evenaren. Stemmigheid voert andermaal de boventoon. Dat jasje zit Mering als gegoten.

Zij die nooit te beroerd is haar diepste zielenroerselen aan de grote klok te hangen. Ze maakt van haar hart geen moordkuil en dat is niet eens zo gek in tijden waarin we toch wel wat opener naar elkander lijken te worden dan vroeger. Gooi het eruit en pak de buit. Een nieuw adagium plotsklaps, dat op een tegel mag worden gekladderd, mocht daar behoefte aan zijn. Zo heeft Mering haar slapeloze nachten van de afgelopen jaren, en alle gepieker die daaruit voortvloeide, gevangen in een tiental indiepopliedjes die erg goed passen in een herfstige wereld. Folky popsongs.

“Ik heb een obsessie voor de duistere kanten van het leven”, liet Mering zich onlangs ontvallen in een interview met NRC. Waarbij we toch onherroepelijk weer moeten denken aan die bloemen op de mestvaalt. Weyes Blood plukt ze. We vergeven haar dan ook terstond licht narcistische trekjes, zelfs die van Morrissey-achtige proporties. Zo blijven uitklapposters vermomd als cd-boekje steevast iets potsierlijks hebben. Mering is een plaatje, maar ze loopt er misschien wat al te fanatiek mee te koop op al die albumcovers.

Het leidt af van alle pracht en praal waarmee ze haar liedjes inkleedt. De rijke instrumentatie, die je bij vlagen naar de keel grijpt. Ze is de vocale overlevering van Karen Carpenter, wier bandgeluid bij vlagen ook nog eens raakt aan dat van Weyes Blood. Beiden bekend met de worstelingen des levens. En och hemel, wat levert dat prachtmuziek op. Pieter Visscher

Khruangbin & Vieux Farka Toure – Ali

Khruangbin & Vieux Farka Toure – Ali (Dead Oceans)

Laten we het een van de muzikaalste albums die de laatste tijd zijn verschenen noemen. Hoewel, dat is gekkigheid natuurlijk. Want er zijn zoveel meer bijzonder muzikale platen verschenen de laatste tijd. Maar tóch.

Want Ali, van Khruangbin & Vieux Farka Touré is een heerlijk muzikaal album geworden. Niet in de laatste plaats door de aanwezigheid van Malinees Vieux Farka Touré, afkomstig uit het West-Afrikaanse land waar verschillende islamitische en nationalistische rebellengroeperingen elkaar al jaren de tent uit vechten. Het tuig zou eens naar het hartverwarmende Ali van Khruangbin & Vieux Farka Touré moeten luisteren, om tot inkeer te komen. Om te kalmeren. Even lekker zen. Waar zijn we nou mee bezig? Die vraag zou het tuig zichzelf moeten stellen.

Want och, wat is het contrast toch groot tussen het krapuul en het imponerende spel van de Texaanse band Khruangbin en Vieux Farka Touré. Met Ali wordt een eerbetoon gebracht aan Ali Farka Touré, Vieux’ vader, die bekendstaat als de John Lee Hooker van de Sahara. Het gitaarspel van zijn zoon, die de nóg mooiere bijnaam Jimi Hendrix van de Sahara heeft, doet er nauwelijks voor onder. Qua klasse houden ze zelfs gelijke tred.

Op Ali vinden dub en funk elkaar en is de blues bovendien een voornaam ingrediënt. Tel daar een vleugje hiphop en een snuf reggae bij op en je weet ongeveer in welke hoek je het moet zoeken.
Vieux Farka Touré zingt in een traditionele taal, maar je hebt geen kennis van de teksten nodig om je in vervoering te laten brengen door de synthese tussen tekst/zang en muziek. Verwacht louter schoonheid en laaf je zo’n 37 minuten lang aan alle pracht die oorlogstuig in moordend tempo de mond zou moeten snoeren. Pieter Visscher

Tamino – Sahar

Tamino – Sahar (Communion Records/Virgin)

Tamino-Amir Moharam Fouad, kind van een Belgische moeder en Egyptische vader, verraste vier jaar terug met het prachtige album Amir, waarop het schitterende Habibi te vinden is. De geweldige mogelijkheden die zijn stem hem bieden worden in dat nummer ten volle benut. Schurend tegen de vocale reikwijdtes van Jeff Buckley. Petje af. Heel diep.

En op opvolger Sahar doet de geboren Antwerpenaar vrijwel hetzelfde. Geen rare fratsen, geen commerciële knieval, alleen maar prachtige, gedragen liedjes. Rijk georkestreerd. Vooral de viool doet een royale duit in het zakje. Het is prachtig. Tamino zelf op onder meer gitaar, peervormig snaarinstrument de oed, synthesizer, piano en vibrafoon.

Je kunt goed horen dat Sahar geen haastklus is geworden. Neem een song als The First Disciple, waarin zo ongelooflijk veel finesse is verstopt dat je de hele buurt wel bij elkaar wil roepen: Hé, kom eens luisteren! Wees stil en geniet.

Sahar betekent melancholie op z’n mooist. Sahar is met z’n tien tracks een plaat zonder miskleunen geworden, gelijk z’n voorganger. Tamino blijft dicht bij zichzelf en zingt zo mooi en met een schijnbare achteloosheid dat hij je zo’n veertig minuten het gevoel kan geven dat je heel erg welkom bent in zijn utopische, zelfgeschapen universum. Waar woorden als oorlog, doodslag, egocentrisme, machtswellust en narcisme niet eens bestaan. Tamino neemt je onder zijn hoede en leidt je rond in zijn bloedeigen paradijs. Pieter Visscher