Bloc Party – Alpha Games

Bloc Party – Alpha Games (Infectious/Mattan)

Silent Alarm is al 17 jaar oud joh, denk je dan. Het heerlijke debuut van de Britse band Bloc Party. Vol met snedige indierock. Och, dat Banquet, wát een goed liedje blijft dat. Tijdloos. Nog altijd een festivalklassieker in de feesttenten.

Bloc Party is in de loop der jaren platen blijven uitbrengen. Met wisselend succes, terwijl zanger Kele Okereke ook met de regelmaat van de klok soloalbums uitbracht. Bovendien met wisselend succes. En telkens werd dan weer gerefereerd aan het grotendeels geweldige Silent Alarm. En dat gaan we ook nu weer doen. Omdat je daar simpelweg niet aan ontkomt. De vraag bleef immers of Bloc Party weer eens zou kunnen tippen aan dat album. En dan is het mooi dat we die vraag na 17 jaar met ja kunnen beantwoorden. Alpha Games komt in de buurt. Jawel.

Het dansbare indierockgeluid van de Britten klinkt zo venijnig als we het zo graag horen. Dat geldt niet voor alle twaalf songs op Alpha Games, maar het is wel vaak raak. Opener Day Drinker raakt zelfs wat aan Banquet, met z’n hooks en opwinding en de bloedvorm waarin zanger/gitarist Okereke, 40 inmiddels,  verkeert.

Natuurlijk mis je de vernietigende drumslagen van Matt Tong, die jaren terug al besloot andere dingen te gaan doen. Hoewel huidig drumster Louise Bartle ook uit het juiste hout gesneden is. Hoor eens hoe ze tekeer gaat in Traps. Waarin oudgediende Russell Lissack ook de kans krijgt te excelleren. Bartle is vocaal ook aanwezig, her en der, op de achtergrond.

Met name de vurige nummers op Alpha Games maken de plaat tot een spannende luistertrip, terwijl de wat meer doordachte, overpeinzende momenten van Okereke het album van diepgang voorzien. Alpha Games betekent dat Bloc Party weer in de topvorm van 2005 verkeert, en dat is een prestatie vanjewelste. Pieter Visscher

Coil – Musick To Play In The Dark 2

Coil – Musick To Play In The Dark 2 (Dais)

De schitterende glans van Coils Musick To Play In The Dark-albums is in de meer dan 20 jaar die voorbij is getrokken sinds de release van de plaat geen moment verbleekt.

Terwijl onlangs het eerste deel opnieuw uit is gekomen, te midden van een gestage stroom van Coil-werken – klassiekers zoals Love’s Secret – is deel twee nu verschenen. Opgepoetst. Een nichealbum dat door die digitale oppoetserij nóg wat sterker binnenkomt. Voor in de nacht. Want Coil maakt muziek die in het donker het best tot z’n recht komt. Dan kruipt het ongrijpbare indiegeluid van Peter Christopherson (ex-Throbbing Gristle) en John Balance het diepst onder je huid. Beiden zijn al jarenlang overleden, maar ze zouden deze geremasterde plaat zonder twijfel hebben toegejuicht, als liefhebbers van de modernste muzikale technieken.

Er is iets sprankelends en heerlijk helders aan het geluid dat we horen op Musick To PlayIin The Dark Vol. 2. Ondanks het sluipende onbehagen, dat in de verte blijft hangen. Dat geluid dat dus zo sterk onder je huid kruipt. Niet te vangen. Vervreemdend. Subversief. Zijn het liedjes? Niet echt. Alhoewel, natuurlijk wel. Geluidsschetsen. De beste, hyperintelligente en veel te vroeg overleden radiodeejay Arjen Grolleman was fan van het eerste uur. Dat zegt genoeg.

Het Britse avant-gardecollectief deed waar het zin in had. Compromisloos. Onderscheidend. Zullen we het geluidsontwerpen noemen? De snerpende sound, hier en daar, de geregeld minimale zang of spraak. Worstelend met de elementen komt Coil tot talloze hoogtepunten. Nog altijd invloedrijk. Zo heeft Nine Inch Nails’ Trent Reznor zich net zo sterk door Depeche Mode laten beïnvloeden als door Coil. Je kunt het stempel industrial drukken op de formatie, maar daarmee doe je de heren tekort. Coil is niet te vangen en nog altijd huiveringwekkend actueel en urgent. Wat is het ruim 12 minuten durende Tiny Golden Books toch een pareltje vanjewelste, met z/n vervormde vocalen, doordenderende synthritme en spervuur aan soundscapes. Verslavend. Schreeuwend om de repeatknop. Licht uit, Coil aan. Pieter Visscher

Thorogoods pen net zo machtig als z’n gitaar

Zoals George Thorogood het zelf ooit zei: “Ik denk dat een goed nummer een goed nummer is, is een goed nummer, weet je?” En wat we hier hebben is een verzameling keiharde, feestelijke, goede liedjes – allemaal geschreven door Mr. Thorogood zelf. Op The Original George Thorogood.

Het toepasselijk genaamde album The Original George Thorogood brengt het beste uit het rock-‘n-roll-hart en het koortsachtige brein van George Thorogood en zijn onstuitbare, oude band, The Destroyers. The Original George Thorogood is uitgebracht op cd, digitaal en in twee lp-configuraties, waaronder zwart vinyl en, voor de ultieme verzamelaar, een translucent orange lp in beperkte oplage.

“Het is gemakkelijk om een ​​nummer te schrijven, moeilijk om een ​​goed nummer te schrijven en nog moeilijker om een ​​geweldig nummer te schrijven”, zegt Thorogood. “Het valt me ​​op dat ik het vermogen heb om behoorlijk goede nummers te schrijven, en dat geeft een echt gevoel van prestatie.” Louis van Gaal zou het gezegd kunnen hebben.

Aan het eind van de jaren ’70 schoten Thorogood’s stoere nummers en met grindhouse slidegitaar enThe Destroyers de hitparade binnen, met twee platina en zes gouden albums op hun naam. In de loop van zijn 20-jarige albumcarrière is Thorogood geprezen als een geïnspireerde vertolker van tijdloze klassiekers van meesters als Bo Diddley, John Lee Hooker en Hank Williams. Maar al die tijd bleef hij zijn eigen songs aanscherpen.

The Original George Thorogood is een viering van Thorogood als liedjessmid. Het album bevat rockradioblockbusters zoals I Drink Alone en Rock and Roll Christmas, evenals Thorogood’s megahit, Bad to the Bone, die dit najaar zijn 40ste verjaardag viert.

Voor Thorogood – momenteel op tournee met The Destroyers op hun veelgeprezen Good To Be Bad: 45 Years Of Rock Tour – en voor zijn miljoenen fans, is The Original George Thorogood een welkome herinnering dat de pen net zo machtig kan zijn als de gitaar. “Je probeert jezelf als songwriter te verspreiden,” zegt George, “en ik heb altijd mijn best gedaan. We spelen veel van deze nummers al heel lang en sommige zijn niet live uitgevoerd Ik hoop dat fans verrast worden door degene die ze nog nooit eerder hebben gehoord.”

Het is allemaal hier. En het is allemaal geweldig goed Thorogood. Of zoals de man het ooit zelf zei: “Ik twijfel er niet aan wie nummer één is. Ik ben altijd nummer één geweest.” Opnieuw horen we Louis…

Calexico – El Mirador

Calexico – El Mirador (City Slang)

Joey Burns en John Convertino van Calexico hebben hun tiende studioalbum afgeleverd. Het is een plaat waar de speelvreugde meer dan ooit vanaf druipt. Daar hebben we juist zoveel behoefte aan.

Een jaar of vier terug interviewde ik de twee naar aanleiding van het toen net verschenen The Thread That Keeps Us en het duo was zeldzaam innemend. Je hoort dat nog steeds terug in de muziek van Calexico; dat innemende. Die sympathieke sound. TYTKU is een stuk donkerder dan de huidige worp songs en dat terwijl díe plaat pre corona verscheen en pre imbeciele oorlog in Oekraïne. Die onvoorspelbaarheid van Convertino en Burns mag er zijn. Net zoals El Mirador (De Kijker) zelf. Het Latijns-Amerikaanse geluid van de band uit Tucson, Arizona, waarin blues en woestijnrock een voorname positie innemen is zwanger van positivisme, zonder in te boeten aan zeggingskracht. Het blijft heerlijk dat opnieuw zowel in het Spaans als in het Engels wordt gezongen.

De Guatamaltese zanger Gaby Morena, de Spaanse rockartiest Jairo Zavala, Sam Beam (Iron & Wine) en dichteres Pieta Brown – ze schreef de tekst van El Paso – helpen een handje op het album, waarop de songkwaliteit hoog is. Met melancholische liedjes, vol hoop en verlangen. Een plaat om smoorverliefd op te worden. En je te laten verleiden tot wat danswerk. Geef je er maar eens aan over. Pieter Visscher

Aldous Harding – Warm Chris

Aldous Harding – Warm Chris (4AD/Beggars)

Aldous Harding speelde al veel vaker met haar stem, maar niet eerder schakelde ze zo mooi en precies tussen sopraan en alt als op haar nieuwe, uitdagende album Warm Chris.

Waardoor je geregeld het gevoel krijgt naar verschillende zangeressen te luisteren. In openingstrack Ennui gebeurt dat ook even. Wie goed luistert, hoort dat op de achtergrond Hopey Parish te horen is. Een beginnend zangeres én de dochter van John Parish. Die we vooral kennen van zijn werk voor en met PJ Harvey, maar die natuurlijk ook furore maakte met zijn solowerk. Daarnaast produceerde Parish platen voor onder meer 16 Horsepower, Bettie Serveert, Tracy Chapman, Eels, Arno, Dry Cleaning en Sparklehorse.

Op Warm Chris laat hij zijn stem her en der horen en bespeelt hij onder andere tamboerijn, keyboard, gitaar, bas en drumt hij een moppie mee op allerhande percussie. Parish heeft de plaat ook geproduceerd, waardoor het geluid af en toe aan dat van PJ Harvey doet denken. In de gevoelige tracks en laat ze nou eens alle dertien gevoelig zijn.

Op een plaat die niet gemakkelijk is. Met teksten die al voor net zo veel verwarring kunnen zorgen. Neem een Tick Tock:

Oh the dirty of it pipped the label
You were chosen man
Holy!
Party people they all want to start at me
All I want is an office is the country

Wie het weet mag het zeggen. Harding is zo ongrijpbaar als wat en doet dingen met haar stem die al net zo intrigerend zijn. In Passion Babe bijvoorbeeld, lijkt het alsof ze haar kunstgebit even heeft uitgedaan, terwijl Harding nog over al haar eigen tanden en kiezen beschikt. Het is prachtig, evenwel.

En neem een nummer als She’ll Be Coming Round The Mountain, waarin piano, banjo en bugel de hoofdrol pakken. Beeldschoon. En omdat abstractie de boventoon blijft voeren, zowel muzikaal als tekstueel, mogen we weer heerlijk verdwalen in Aldous’ vervreemdende wereld. Warm Chris is prachtig. Pieter Visscher

 

Silverbacks – Archive Material

Silverbacks – Archive Material (Full Time Hobby)

Met Daniel O’Kelly (die ook zingt), Kilian O’Kelly en Peadar Kearney heeft Silverbacks een drietal gitaristen in de gelederen. Daar wordt grif gebruik van gemaakt op het tweede album van de band uit Dublin: Archive Material.

Een plaat die wat voortborduurt op het debuut Fad van twee jaar terug. En dat is een mooi gegeven, want de niet al te gek wilde postpunksongs, die ook de nodige artrock ademen, blijven een eigen kleur houden. Silverbacks, geregeld net zo laconiek als recalcitrant, springt niet te gek veel uit de band en dat kader staat het vijftal, gecompleteerd door de af en toe zingende bassist Emma Hanlon en drummer Gary Wickham, prima.

Silverbacks heeft weer een mooie bundel catchy postpunknummers met kunstzinnige kartelrandjes op plaat gezet, die een aangenaam soort finesse ademen. Maar het is een band die ook net zo tegendraads kan zijn als Pavement in zijn beste vorm. We horen bovendien Television. Niet voor niets een inspiratiebron. Fijnproevers merken mogelijk op dat er raakvlakken zijn met het Schotse The Phantom Band en een enkeling zegt ongetwijfeld: Die hebben naar Talking Heads geluisterd hè! En ook naar The Strokes? Mogelijk.

Zo zijn er daarnaast best wel raakvlakken met Parquet Counts en Shame te vinden. In die hoek moet je het zoeken. Op een langspeler zonder échte uitschieters. Die overigens verre van vlak en voorspelbaar is. En dat is hartstikke knap. Doe het maar eens. Pieter Visscher

Zeldzame opnames Aerosmith zien levenslicht

Een van de vroegste opnames van Aerosmith, 1971: The Road Starts Hear is een zeldzame opname die onlangs werd ontdekt in Aerosmith’s Vindaloo Vaults en was oorspronkelijk alleen beschikbaar als een limited edition cassette- en vinylrelease voor Record Store Day in 2021. Het acht tracks tellende document is nu verschenen op cd. Begeleid door een cd-boekje met prachtige, legendarische foto’s en liner notes.

Aerosmith – 1971: The Road Starts Hear bevat nooit eerder vertoonde gearchiveerde foto’s, afbeeldingen van de originele tapedoos en liner notes geschreven door David Fricke van Rolling Stone met nieuwe interviews en opmerkingen van de band over deze lang vergeten opname. Op het album de originele en huidige leden van Aerosmith – Steven Tyler, Joe Perry, Tom Hamilton, Joey Kramer en Brad Whitford, met zeven buitengewone nummers. Dit historische document toont het vroege, ongebreidelde talent van de toekomstige Hall of Fame-leden, waaronder een opkomende versie van Dream On, die ze later zouden opnemen en uitbrengen op hun gelijknamige majorlabeldebuut in 1973. Aerosmith is een van de weinige bands die vijf decennia later met hetzelfde nummer in de hitparade staan, het nummer was een hit in 1973 en bereikte nummer 59 in de Billboard’s Hot 100.

Andere nummers zijn vroege opnames van juweeltjes zoals Somebody, Movin’ Out, Walkin’ The Dog en Mama Kin’ die allemaal later ook zouden worden opgenomen voor hun historische debuut. The Road Starts Hear bevat ook Reefer Head Woman, dat later zou worden opgenomen voor hun album Night In The Ruts uit 1979, en het nummer Major Barbara, een nummer dat op hun 1986-release Classics Live zou staan.

De historische vroege opname werd gemaakt met Joe Perry’s Wollensak reel-to-reel tape-machine in 1971 door Mark Lehman, die eigenaar was van het beruchte busje en Aerosmith’s one-man road crew werd, ofwel in de oefenruimte van de band in Boston voor een paar selecte vrienden, of bij een repetitie die de band deed tijdens een soundcheck voor een vroege show. Het enige dat zeker is, is dat de opnames een jonge, hongerige rockband vastleggen een jaar voordat ze werden ontdekt en tekenden bij Columbia Records en twee jaar voordat hun titelloze debuut op een major label werd uitgebracht, waarmee de band naar een van de grootste rockacts werd gekatapulteerd. Van alle tijden. De albumrelease werd geproduceerd door Steven Tyler, Joe Perry en Steve Berkowitz.

 

 

Metronomy – Small World

Metronomy – Small World (Because Music/Virgin)

Toen ik Joseph Mount een kleine acht jaar terug interviewde, had hij net Love Letters afgeleverd. Een frisse, opgewekte plaat. Daarna volgden Summer 08 (2016) en Metronomy Forever (2019). Platen die wat minder sprankeling hadden, dan we waren gewend van Mount, die het geschonden blazoen oppoetst met de nieuwste worp: Small World.

Small World is weer een album dat uitpuilt van de smaakvolle indiepopliedjes, waarin elektronica nog altijd een prominente plaats inneemt. Niet geheel toevallig heeft Mount de computer weer links laten liggen bij het tot stand komen van Small World. Iets wat hij acht jaar geleden ook deed. “Het album is wat traditioneler ontstaan. Dat voelde als een soort contradictie, omdat ik het heel moeilijk vind de computer te negeren”, zei de eloquente Mount toen. Maar hij doet het het dus opnieuw en dat komt de kwaliteit van de songs ten goede. Het voelt allemaal wat organischer.

En hoewel tegen het niveau van het sublieme The English Riviera (2011) niet continu wordt aangeschurkt, had een song als I Lost My Mind zo op dat album gepast. De frivoliteit van het gepingel op een piano in het outro verraadt veel van de frivoliteit die er was toen Small World werd geschreven. Mount heeft zijn vorm hervonden en speelt de zon achter de wolken vandaan in tijden waarin we van de ene naar de andere crisis glijden. Woningcrisis, asielcrisis, coronacrisis, oorlogscrisis en ga nog maar even door.

Het trekt een wissel op lichaam en geest, wees eerlijk, en daarom is het verfrissend dat Metronomy ons even uit die sleur haalt. Met een plaat waarop lichtvoetigheid en goeie indiepopliedjes elkaar vinden. Tekstueel opbeurend en verwarmend, alsof Mount wil zeggen: “We moeten hier even doorheen, met z’n allen. Maar het komt allemaal goed. Kom op!” Het goud op Metronomy’s Small World verlicht ons hart een beetje. Dank, Joseph. Pieter Visscher

Alt-J – The Dream

Alt-J – The Dream (Infectious/BMG/Mattan)

Joe Newman, Gus Unger-Hamilton en Thom Green staken de koppen maar weer eens bij elkaar en opeens lag-ie op de planken, de nieuwe Alt-J. Muzikaal bij vlagen nog wat sterker vervreemdend dan we van de band uit Leeds gewend waren. Dat is dus nogal wat. Maar niks is wat het lijkt, want gaandeweg vallen puzzelstukjes in elkaar.

We wisten natuurlijk al van drie eerder verschenen platen dat de Britten allesbehalve dertienineendozijnrock maken. Het is allemaal wat studentikoos, wat ingewikkeld en soms ook wat onsamenhangend. Alt-J doet vaak lekker gek en zo ook weer op The Dream. Nóg wat gekker dan anders dus. Analoog aan de situatie op onze planeet zou je kunnen zeggen. We kijken immers nergens meer van op.

Zo ook niet van het feit dat The Dream steeds sterker binnen blijft komen, ook al had je daar geen rekening meer mee gehouden. Mind you: mits je het album hard genoeg afspeelt. Het is een plaat die zijn geheimen zeldzaam traag ontvouwt om, eenmaal daar, niet meer los te laten. Neem de tijd en je wordt beloond. Dat werk. Al die verwarrende elektronica en gelaagde percussie voelen steeds comfortabeler aan. Wat ook geldt voor het stemgeluid van Joe Newman, die nou eenmaal zo zingt.

Past wel prima bij de geregeld wat tegendraadse artrock van de band die met Get Better het persoonlijkste nummer tot nu toe op plaat heeft gezet. Newman zingt voor zijn zieke vriendin. Een kleingehouden liedje. De band klinkt kwetsbaarder dan ooit. Pieter Visscher

 

 

 

King Hannah – I’m Not Sorry, I Was Just Being Me

King Hannah – I’m Not Sorry, I Was Just Being Me (City Slang)

Mooie, lange titel van dit debuutalbum van King Hannah. Duo dat zichzelf twee jaar terug al enigszins op de kaart zette met de ep Tell Me Your Mind And I’ll Tell You Mine. Een titel die nog wat langer is. Ze hebben er patent op, vooralsnog.

Net zoals ze patent hebben op liedjes met over het algemeen wat langere titels. Zoals nummer twee op I’m Not Sorry, I Was Just Being Me, dat So Much Water So Close To Drone heet. Niet bedoeld om meteen te beklijven, zo lijkt het, en dat is ook het geval met de muziek van de twee uit Wales. Hannah Merrick en Craig Whittle heten ze. Op de plaat bijgestaan door een drummer en een bassist, terwijl een keyboardspeler ook continu meedoet. Zo krijg je dus een band.

Merrick en Whittle leerden elkaar kennen in een café, waar ze beiden bier tapten en het goed met elkaar wisten te vinden. Ze speelden ook nog eens allebei wat instrumenten en zongen ook nog eens. Merrick wat vaker en beter. Zo ook op I’m Not Sorry, I Was Just Being Me, dat geen stijlbreuk betekent met de debuut-ep.

Dat Merrick en Whittle (een stuk minder) beiden zingen zorgt voor een aangenaam stuk variatie op het debuutalbum van de twee. Zo doet een nummer als Ants Crawling On An Apple Stork (heb ik iets gezegd over lange titels?) opeens wat denken aan The Velvet Underground. Een formatie minstens zo experimenteel en ‘ondergronds’ als King Hannah. De twee moeten de plaat met die bekende hoes met banaan, van Andy Warhol in de kast hebben staan.

Maar er zijn wel wat meer acts waaraan je moet denken terwijl je I’m Not Sorry, I Was Just Being Me beluistert. Grofweg kun je zeggen dat I’m Not Sorry, I Was Just Being Me betekent: PJ Harvey ontmoet Portishead. Voeg daar een vleug Nick Cave aan toe en, vooruit, een snuf Kurt Vile en horen we in de verte niet de gitaar van de dekselse Adam Granduciel van The War On Drugs, in het bijna acht minuten durende The Moods That I Get In? Nee hoor, het is gewoon Craig Whittle. Pieter Visscher