METZ – Atlas Vending

METZ – Atlas Vending (SubPop/Konkurrent)

Nooit iets maken dat toegankelijk genoeg is voor de grote radiostations is altijd het uitgangspunt geweest voor het snoeiharde METZ. De Canadese band die in 2012 debuteerde lukt dat nu ook weer. Atlas Vending, het vierde album van het meedogenloze trio schuurt en beukt zoals we dat zo graag horen. Met punk, noise en oorverdovende rock nog altijd als belangrijkste elementen.

Ondanks de wil ontoegankelijk te blijven, bespeuren we wel weer degelijk hooks en riffs die beklijven. We horen melodieën, oh welzeker. Het slechts 1.37 minuut durende punkrocknummer No Ceiling is er echt wel eentje om hard mee te blèren. Hayden Menzies slaat zijn drumstel aan flarden en gitarist/zanger Alex Edkins is meer dan ooit de verbeterde versie van Protomartyrs Joe Casey, die binnen die formatie natuurlijk dermate pragmatisch gebruik maakt van zijn vocale beperkingen dat het net zo sterk harmonieert met het geluid van zijn band als dat Edkins dat doet bij METZ.

Zonder zichzelf te overschreeuwen torent Edkins uit boven de muur van geluid waarvoor hijzelf, Menzies en bassist Chris Slorach verantwoordelijk zijn. Tekstueel snijdt de band onderwerpen aan die onze eigenaardige wereld zo kenmerken. Zeker in deze periode van vertwijfeling, onheil en zelfs wat dystopische elementen. Verpletterende sociale angsten, het vaderschap, isolement en verslaving komen voorbij. Maar ook de invloed die al die verdomde sociale media uitoefenen op een in toenemende mate verbouwereerde massa. De paranoia die wordt gecreëerd. Idioten als Lange F. hebben immers een platform gevonden. Ook in Canada krijgt dit soort mesjogge schreeuwers een podium. Rusteloosheid en het gevoel dat je beter alles achter je kunt laten, komen voorbij.

Framed by the Comet’s Tail spreekt boekdelen. Nee, dit is geen liefdesliedje:

I see nothing in your love
A crooked symmetry, a counterfeited sum
I feel nothing in your love
A broken flag hung out to dry

And I’m waiting for that comet
To come and smash the satellite
Yeah, I’m waiting for that moment
I can leave it all behind

METZ maakt muziek met een zeldzame intensiteit, waarin je je diepste worstelingen een plaats kunt geven. Vernietigend en meedogenloos. Gek genoeg kan dat hartverwarmend zijn. Zeker in de qua fysiek contact abominabele periode waarin we nu leven. METZ neemt ons bij de hand. Oprechtheid, om zielsveel van te houden. Hoog tijd ze weer eens live aan het werk te zien. Pieter Visscher

 

Spinvis – 7.6.9.6.

Spinvis – 7.6.9.6. (Excelsior)

De muziek van Spinvis is doorgaans al wat gekunsteld (mind you: in positieve zin) en nu is zijn nieuwe plaat ook nog eens heel gekunsteld tot stand gekomen. Gekunsteld is een anagram van geknutseld en dat is in het geval van Nieuwegeiner Erik de Jong geen toeval. Dat gekunstelde heeft nu ook alles te maken met de coronapandemie, die de muziekwereld sowieso al maandenlang in een wurggreep heeft. Al geldt dat voor meer sectoren. Ik zal u de bek niet openbreken.

Enfin. Spinvis en zijn kunsten. Hij heeft zijn plaat 7.6.9.6. genoemd. An sich slaat die cijfercombinatie als een waterpomptang op een satékroket. Maar er zit toch wel wat achter. Spinvis hoort er muziek in. En hij heeft gelijk. Zoals Spinvis sowieso een denker is en het gelijk zo vaak aan zijn kant vindt. Het gaat om een melodie: hoog, laag, hoger, lager. Probeer maar eens. 7.6.9.6.

Het is tekenend voor het observerende oor van de Utrechter, die zijn album noodgedwongen zelf mixte. Zang- en vioolpartijen van zijn muzikanten kwamen binnen via mail en telefoon. Over gekunsteld gesproken. En het knutselen dat eruit voortvloeit. Het proces van opnemen heeft de plaat geen kwaad gedaan. Integendeel. Want 7.6.9.6. is een typisch Spinvis-album geworden. Met veel nummers van hoge kwaliteit. Zowel qua tekst als muzikaal. Dans je voorzichtig mee op het verrukkelijke Hollywood?

De Jongs fluisterzang blijft het voornaamste ingrediënt, terwijl ál te veel uitbundigheid ook nu weer wordt voorkomen. Live vliegen De Jong en consorten nog weleens uit de bocht, op plaat rijdt hij vooral in z’n drie. Of zelfs in z’n twee. Heel soms éventjes in vier. Maar niet te lang. Het staat zijn geluid zo goed.

Daaraan tornen is geen optie. Soms denk je iets al eerder gehoord te hebben, zonder dat je de vinger exact kunt drukken op die eventuele vorm van recycling. Dat is knap. Spinvis’ lichte hang naar absurdisme (lekker gekke foto ook op die cover) en vervreemding blijft een lust voor het oor. Zijn melancholie en stemmigheid blijven fascineren en de aandacht vasthouden. Vooral in de avonduren. Bij schemerlicht en een goed glas wijn. Ja, toe maar. Om het af te maken. Knutsel trouwens, is weer een anagram van klutsen. En klutsen van klusten. Oké, nu hou ik op. Pieter Visscher

The Seeds Of Love heeft een mythische status

Wie een paar weken terug bij de VPRO de documentaire zag over de periode rond de totstandkoming van Tears For Fears’ sublieme album Songs From The Big Chair (1985) werd weer even met de neus op de feiten gedrukt welk een geniale band het is.

De documentaire onderzoekt hoe de nummers van het album werden opgenomen in de jaren tachtig en waarom ze een onuitwisbare stempel drukten op de new wave. Meer dan dertig jaar na de oorspronkelijke release heeft Tears For Fears’ derde langspeler The Seeds Of Love een mythische status gekregen vanwege zijn omvang, ambitie, tijdloze muzikaliteit en het feit dat het meer dan vier jaar duurde om het op te nemen.

Voor muziekfans en audiofielen over de hele wereld blijft het album verbazen met zijn diepte en pure durf, en daarom is het, drie decennia later, nauwelijks een dag ouder geworden. Zoals Roland Orzabal het verwoordt: “Van al onze albums zou ik het waarschijnlijk het hoogst laten scoren. Ik denk dat het veel mensen heeft verrast, ook veel van onze leeftijdsgenoten, mensen met wie we misschien werden vergeleken in het midden van de jaren tachtig.”

Curt Smith: “De nummers die ik toen leuk vond, vind ik nu nog steeds leuk. Woman in Chains, Badman’s Song, Sowing The Seeds Of Love en Advice For The Young At Heart zijn allemaal blijven hangen. We spelen die nog steeds live.”

De superdeluxe boxset die nu van de plaat is verschenen bestaat uit vier cd’s en een Blu-Ray en vertelt het verhaal hoe dit buitengewone album tot stand kwam met 22 niet eerder uitgebrachte tracks van demo-sessies, livejams, studiosessies en een definitieve set b-kantjes, en zeldzame mixen. Hoogtepunten zijn onder meer demo’s van Advice For The Young At Heart met Roland Orzabal als leadzanger en Rhythm Of Life, die The Seeds Of Love niet haalden en later aan Oleta Adams werd gegeven voor haar Circle Of One-album. De Blu-Ray bevat ook een verbluffende 5.1-mix door Grammy-genomineerde artiest Steven Wilson.

Een sleutelfiguur bij het maken van het album was pianist en zangeres Oleta Adams, die Roland en Curt in 1985 in de bar van hun hotel hadden zien spelen tijdens een tournee. Ze nam begin 1988 deel aan de opnamesessies samen met sessiemakers van wereldklasse, zoals drummer Manu Katché en bassist Pino Palladino en zouden een grote rol spelen in nummers als Woman In Chains en Badman’s Song. Deze sessies in 1988 zijn misschien wel de meest fascinerende banden die voor de boxset zijn opgegraven. Deze jams vonden plaats in de Townhouse-studio in Londen, en schijf vier bevat ongeveer 30 minuten bewerkt van meer dan 24 uur onvervalst live-optreden in de studio, precies zoals het destijds werd uitgevoerd, compleet met gebabbel, wat gelach en geen overdubs .

Hoewel de band tevreden was met deze sessies, was er nog minstens een jaar van verder opnemen, overdubben, bewerken, mixen, tweaken en discussiëren, voordat de uiteindelijke mix in de zomer van 1989 in New York klaar was.

Alle inspanningen die in het maken van The Seeds Of Love zijn gestoken, hebben zeker hun vruchten afgeworpen, want het wordt nu geprezen als een klassieker van die tijd naast albums zoals Talk Talks Spirit Of Eden. The Seeds Of Love werd uitgebracht in de jaren 80, maar het blijft allesbehalve een ‘80’s-album’. Het album is ook in andere formaten opnieuw verschenen, waaronder een deluxe dubbel-cd-versie.

Sophie Hunger – Halluzinationen

Sophie Hunger – Halluzinationen (Supermoon/Caroline)

Sophie Hunger heeft met Halluzinationen een ronduit meesterlijke plaat uitgebracht in haar toch al prachtige, door de massa nog wat onontdekte oeuvre. Je kunt het maar gezegd hebben.

Hungers zevende studioplaat in veertien jaar tijd is zo divers als we van haar gewend zijn. De als Émilie Jeanne-Sophie Welti geboren Zwitserse wandelt al 37 jaar rond op deze planeet en woont de laatste jaren in Berlijn. In de stad die voor zoveel groten in de muziekwereld (David Bowie, Depeche Mode, Iggy Pop en Nick Cave bijvoorbeeld) als muze functioneerde. Ook voor Hunger, onwillekeurig misschien.

Hunger spreekt als Zwitserse geen Hoogduits, maar door haar residentie in de Duitse hoofdstad is ze zo goed als accentloos en maakt ze meer dan op vorige albums gebruik van haar tweetaligheid. Hunger klinkt natuurlijker in het Duits. Mysterieuzer. Prettiger. Hoewel het Engels haar bovendien uitstekend staat. Ook vrijwel accentloos.

Hunger valt op Halluzinationen terug op het rijke spectrum aan invloeden dat ze meekreeg in de loop der jaren. Jazz, rock, blues, elektro, krautrock én de hang naar new wave geven ook aan Halluzinationen een enigszins caleidoscopisch cachet. Muziek die de schimmigheid in Duitse Krimi’s prima kan versterken. En dan met name de Duitstalige tracks. Niet het titelnummer, de springerige elektrohit, maar de ingetogen pianoballade Rote Beeten Aus Arsen bijvoorbeeld. Of het door Hunger sterk gearticuleerde Finde Mich. Met andermaal een glansrol voor de piano.

Hunger is duidelijk gepreoccupeerd door een bepaalde stemmigheid in haar songs, zonder dat het somber wordt. Gelukkig maar, want door die nieuwe coronapiek valt er al zo weinig te dansen. Gelukkig kan dat op het huppelende, licht verslavende Security Check alsook het aanstekelijke, übervrolijke Everything Is Good, dat zomaar door Metronomy’s Joseph Mount geschreven had kunnen zijn. Springerig en ook licht opwindend. We hebben het zo nodig. Pieter Visscher

Will Butler – Generations

Will Butler – Generations (Merge Records/Konkurrent)

De Canadese superformatie Arcade Fire heeft sinds de oprichting te maken met een Win-Will-situatie waarvan de rechtgeaarde muziekliefhebber al jarenlang de vruchten plukt. Win is blikvanger en de belangrijkste vocalist in Arcade Fire. Multi-instrumentalist bovendien. Jongere broer Will bespeelt nog véél meer instrumenten (welk instrument bespeelt hij niet, luidt de huiskamervraag) en heeft, meer dan Win, de neiging zich ook solitair te ontplooien op muzikaal gebied.

Generations is de tweede worp van Will Butler. Policy verscheen ruim vijf jaar terug en was twee minuten korter dan een halfuur. Generations duurt net geen voetbalwedstrijdhelft. Maar zet ‘m lekker op wanneer je naar toeschouwerloze potjes als RKC Waalwijk – VVV Venlo of Roda JC – Jong FC Utrecht loert. Dan valt er nog wat te genieten tenminste. Want Generations is een prima plaat.

Butler opent het album met het op analoge synths gebouwde Outta Here. “Had enough of your generation!”, laat-ie meteen het achterste van z’n tong horen. En je denkt onbewust maar subiet: wat lijkt je stem toch ongelooflijk veel op die van je broer, al is die nog wat sterker doordrenkt van pathos.

De indierock van Will ligt in het verlengde van het geluid van Arcade Fire. Het is allemaal wat grilliger. Van een coherent geheel is minder sprake. Maar een kniesoor die daar een punt van maakt. De door een wat vervreemdende videoclip ondersteunde, punkgeïnspireerde song Bethlehem is het wildste wat we vinden op het maatschappelijk geëngageerde Generations, maar wat een hit! Het had op geen enkel Arcade Fire-album misstaan.

Veel van de tracks op Generations zijn aangekleed met allerhande elektronica. Je hoort dat Butler plezier heeft gehad tijdens de totstandkoming van de plaat. Dat terwijl hij tekstueel geregeld harde noten kraakt. Ook wel de tijd voor natuurlijk. Pieter Visscher

Mammal Hands – Captured Spirits

Mammal Hands – Captured Spirits (Gondwana Records/DRG Music)

Jordan Smart, Nick Smart, Jesse Barrett. Namen die niet gek veel mensen wat zeggen. Terwijl ze gedrieën de misschien wel beste jazzformatie van het moment vormen: Mammal Hands. Uit het Engelse Norwich.
Het trio debuteerde in 2014 met het meteen al sterke Animalia en er volgden drie albums, waarvan Captured Spirits zojuist bij uw platenboer is afgeleverd.

Die altijd lastige vierde? Veel bands weten er alles van. Net zoals de tweede geen sinecure bleek. Maar de vierde van Mammal Hands is de beste die de band deed verschijnen.

Mammal Hands opereert in het jazzgebied waar gelijkgestemden als GoGo Penguin en Portico Quartet zich ook begeven. Om eens twee klinkende namen te noemen. Het mag swingen. Het mag zelfs goed dansbaar zijn. Zoals Chaser bijvoorbeeld is. Wat een hit!

Mammal Hands heeft een voorliefde voor elektronische muziek en dan met name dance. Dat horen we ook op Captured Spirits terug. Nog wat sterker dan daarvoor. Piano, drums en tabla, diverse saxofoons, een basklarinet en allerhande elektronica knokken geregeld om de hoofdrol in de elf tracks, die zeker niet allemaal retedansbaar zijn, maar wel een sprankeling hebben om alle coronastress het hoofd te bieden. ‘Laat het lekker los’, om good old Extince eens te quoten.

Mammal Hands’ dynamische jazzgeluid klinkt vitaler en helderder dan ooit tevoren en met deze plaat gaan nog meer zieltjes worden gewonnen. De kracht zit ‘m in de songs vaak net zo in het repetitieve als in het stuwende gehalte, naast de freejazzelementen, die ook aanwezig zijn. Vervreemdend, soms wat subversief en altijd boeiend, betoverend en wonderschoon. In Norwich kan de vlag (weer) worden gehesen. Pieter Visscher

Bananagun – The True Story Of Bananagun

Bananagun – The True Story Of Bananagun (Full Time Hobby/Konkurrent)

Nick van Bakel heet de gitarist van het uit Australië afkomstige Bananagun. Dan weten we wel wat zijn grootouders deden vlak na de Tweede Wereldoorlog; het vliegtuig pakken richting Down Under, om daar de situatie eens op te nemen. Ik Vertrek avant la lettre. Zoiets.

Van Bakel is een van de dragende muzikanten in de prachtformatie Bananagun, die met een debuutplaat komt aanwaaien om heel diep voor te buigen.

Gedrenkt in psychedelica en geregeld aanschurkend tegen Belle & Sebastian, The Doors en Django Django wordt een geluid gecreëerd dat net zo zalvend als dansbaar is.

Vocalisten wisselen elkaar af en de op afrobeat gebaseerde sound houdt de aandacht continu vast. Dit is een formatie die speelplezier koppelt aan begenadigd talent. Terwijl de vocalisten niet eens overdréven begenadigd zijn. Kun je nagaan.

Prachtig instrumentaal is het uitgesponnen People Talk Too Much waarin de band zich jazzy uitstapjes permitteert. Hetgeen vaker gebeurt.
Er valt nogal wat te genieten op de elf tracks tellende langspeler, die steeds meer fijnzinnigheden ontvouwt, draaibeurt na draaibeurt.
Er wordt een instrumentarium uit de kast getrokken om je vingers bij af te likken. Djembé en fluit bijvoorbeeld.

The True Story of Bananagun is een sublieme, bijzonder boeiende potpourri van een overheerlijke groep muzikanten die hippieachtige tijden in herinnering roept. Die flowerpower waar we weer zo naar verlangen. Zeker nu. Pieter Visscher

Deep Purple – Whoosh!

Deep Purple – Whoosh! (V2)

Toen de Britse hardrockers van Deep Purple in 1970 met het waanzinnig briljante Child In Time op de proppen kwamen – dat óverheerlijke hammondorgelintro alleen al! – was de wereld een stuk rustiger dan nu. Minder druistig. Terwijl Deep Purple wel wild was. Lékker wild vooral. Met name voor die tijd.

Later werd het natuurlijk állemaal steeds wilder. Nieuwe rock- en metalgenres ontstonden. Veel bands die de laatste 50 jaar doorbraken zijn stuk voor stuk schatplichtig aan Deep Purple. Queen, Metallica, Aerosmith, Bon Jovi, Alice In Chains, om zo maar enkele namen te noemen. Ook een recente band als Royal Blood kent het werk van Ian Paice Roger Glover, Ian Gillan, Steve Morse en Don Airey dondersgoed. De eerste drie zijn sinds mensenheugenis actief in de band.

Gillan, 75 lentes jong inmiddels, komt niet meer in de buurt van de hoge uithalen ten tijde van Child In Time, maar beschikt nog immer over een fijne rockstrot. Dat mag worden gezegd. En muzikaal mag de band ook nog altijd met trots kijken wat wordt neergezet op plaat en op de podia. Ook Whoosh! mag er zeker zijn.

Whoosh! is de nieuwe plaat van de band. Het eenentwintigste studioalbum.
Natuurlijk heeft de tijd vat gekregen op het geluid van Deep Purple. Toetsenist Don Airey grijpt geregeld de hoofdrol. Hij, de opvolger van wijlen Jon Lord, danst op de toetsen tijdens No Need To Shout en We’re All The Same In The Dark.
Er staat meer moois op het album, dat zowel hardrock, als blues als progrockelementen bevat.

Whoosh! is een album dat zich natuurlijk niet kan meten met het werk uit de vroege jaren 70, maar zonder meer een duit in het zakje doet in het imposante oeuvre van Deep Purple. Mooi in de luxeversie van het album is de dvd met daarop het optreden tijdens Hellfest 2017. Pieter Visscher

Stones ‘beste’ Goats Head Soup andermaal opgewaardeerd

Een juweel in de ongeëvenaarde catalogus van The Rolling Stones wordt in zijn volle glorie – andermaal – opgewaardeerd met de release in meerdere formaten van het klassieke Goats Head Soup uit 1973. In een nieuwe stereomix. Kraakhelder.

De beste plaat die de Stones hebben gemaakt? Misschien wel. Het album is beschikbaar in meerdere configuraties, waaronder een uitgave cd’s met vier cd’s en vinyl boxsetedities, met een schat aan niet-uitgebracht studio- en livemateriaal.

De heruitgave volgt op het enorme succes en de lof voor de Stones-single Living In A Ghost Town en hun alom bewonderde lockdown-uitvoering van You Can’t Always Get What You Want.

De boxset en luxe cd- en vinyledities van Goats Head Soup bevatten allemaal tien bonustracks, waaronder alternatieve versies, outtakes en niet minder dan drie voorheen ongehoorde tracks.

De boxset-edities van Goats Head Soup bevatten ook Brussels Affair, het livealbum met 15 nummers dat is opgenomen tijdens een gedenkwaardige show in België, tijdens de herfsttour van 1973 die volgde op de release van het album eind augustus. Deze veelgevraagde schijf, gemixt door Bob Clearmountain, was voorheen alleen beschikbaar in de ‘officiële bootleg’-serie live-opnames van de Rolling Stones in 2012.

Goats Head Soup, met zijn beroemde David Bailey-hoes, bevatte de Stones ‘vintage 1969-1974 line-up van Jagger, Richards, Mick Taylor, Bill Wyman en Charlie Watts, met de toevoeging van enkele essentiële krachten. Op een album waarop hun kenmerkende rockende geluid vaak werd aangevuld met meer ingehouden, reflecterend materiaal, waren er maar liefst vier pianospelers: Hopkins, Billy Preston, Ian ‘Stu’ Stewart en Jagger zelf. Goats Head Soup is van voor tot achter een klassiek Stones-album. Geen zwakke broeders.

 

Eight Rounds Rapid – Love Your Work

Eight Rounds Rapid – Love Your Work (Tapete Records/Sonic Rendezvous)

Love Your Work is het derde album van het uit het Engelse Southend afkomstige Eight Rounds Rapid. Een formatie die zich met de eerste twee albums al goed op de (post)punkkaart zette en met worp drie weleens definitief kan doorbreken.

Een pure punkband is Eight Rounds Rapid niet, omdat de heren net zo veel rhythm and blues in hun muziek stoppen. Opvallendste verschijning in het kwartet is niet eens gitarist Simon Johnson, die een zoon is van Feelgood-gitarist Wilko Johnson, maar zanger/tekstschrijver David Alexander, die geregeld net zo veel wegheeft van Johnny Rotten als van IDLES’ Joe Talbot. Muzikaal ontlopen IDLES en Eight Rounds Rapid elkaar bovendien niet overdreven veel.

Eight Rounds Rapid houdt van fratsen, evenals Sleaford Mods, dat bovendien in de buurt is. Dezelfde in-your-face-attitude en zeggingskracht. Hoewel er bij Eight Rounds Rapid geen elektronica aan te pas komt.

Goed te horen is dat het album is geschreven tijdens de coronatoestanden, die de wereld nog immer in een wurggreep hebben. We krijgen teksten over verwarring, angsten en isolatie voorgeschoteld. Beklemmend wordt het trouwens nergens. Integendeel.

Je hoort goed dat Simon Johnson zich uitleeft met gitaarvervormingsapparatuur, zoals het fuzz-pedaal. Opgeteld bij het wat staccato drumgeweld van Lee Watkins en Jules Coopers woeste bas leidt dat tot een berg energie die we zo graag live hadden willen horen, dit jaar. In een zaal of op een festival. Tijd voor een vaccin! Pieter Visscher