Waxahatchee – Saint Cloud

Waxahatchee – Saint Cloud (Merge Records/Konkurrent)

Ik ben echt de laatste die ontkent dat ik een vreemd niesje over me heb. Al ver voor die hinderlijke coronatoestanden gaat dat al jarenlang van waxahatchéé! Achter die uitroepgaat Katie Crutchfield ook schuil inderdaad. Zo zit het leven vol met toevalligheden.

Crutchfield is sinds haar debuut American Weekend onder haar werknaam Waxahatchee erg productief. Want die plaat verscheen in 2012 en Saint Cloud is inmiddels de vijfde worp. Haar mooiste bovendien. Een plaat waarmee ze haar alcoholverslaving definitief van zich af wil schudden. Dat is vooralsnog gelukt, want Katie drinkt zelfs helemaal niet meer. Afscheid nemen, ellende van je af zingen, overpeinzingen; het levert vaak de mooiste liedjes op. Die mestvaalt opnieuw. Waxahatchee is natuurlijk geen uitroep; Crutchfield heeft zich vernoemd naar Waxahatchee Creek, waar ze opgroeide, in Alabama.

Saint Cloud is gevuld met een elftal songs waar het vakmanschap vanaf druipt. Folk, americana en country worden bedekt door een indielaagje dat elk nummer van extra weelderigheid voorziet. Ongetwijfeld heeft producer Brad Cook (onder anderen Whitney, Bruce Hornsby en Bon Iver) daar een rol in gespeeld. Niettemin is het met name de urgentie van de songs, het stemgeluid van Crutchfield, dat met het jaar fraaier wordt, én, met name, de schoonheid van de melodieën die van Saint Cloud een klein meesterwerkje maken. Crutchfield schuurt her en der tegen het stemgeluid van Melanie aan, ja zij van Woodstock. Nog immer actief. Scoorde hits met Look What They’ve Done To My Song en Beautiful People. Ook muzikaal zijn de raakvlakken aanwezig.

Crutchfield heeft zich laten ontvallen dat ze er moeite mee heeft zonder alcohol liedjes te schrijven en op Saint Cloud rekent ze dus af met die gedachte. De schoonheid van de nummers is enorm, al komt al die niet na één draaibeurt al bovendrijven. “If we make pleasant conversation, I hope you can’t see what’s burning in me”, zingt Crutchfield in Arkadelphia, waarmee ze aangeeft er nog niet te zijn. Maar je hoort aan alles dat ze op de juiste weg is. Saint Cloud is de ultieme quarantaineplaat. Beluister het album aandachtig, draaibeurt na draaibeurt, en voor je het weet wil je helemaal niet meer naar buiten. Pieter Visscher

 

Graham Gouldman – Modesty Forbids

Graham Gouldman – Modesty Forbids (Rosala Records/Lojinx)

Eerlijk gezegd was ik daar niet van op de hoogte toen Graham Gouldman negen jaar terug in het Kennemer Theater in Beverwijk – of all places – zijn eigen voorprogramma verzorgde. Het voorprogramma van 10CC. Een van de geniaalste bands die we ooit zagen op deze planeet (Manchester’s finest – misschien wel) en die nog altijd actief is. Al is Gouldman wel het laatst overgebleven lid van de oude kern. Alsook het belangrijkste lid.

Gouldman nam plaats op een barkruk en speelde nummers die hij voor anderen schreef. De geniale popliedjes Look Through Any Window en Bus Stop bijvoorbeeld, groot gemaakt door The Hollies en No Milk Today (Herman’s Hermits) en wat te denken van For Your Love van The Yardbirds, een song waar je nog steeds smoorverliefd op kunt worden. Gouldman was 19 toen hij het aan zijn brein liet ontspruiten.

Inmiddels is de Brit bijna 74, treedt hij dus nog altijd op met 10CC en is hij het songschrijven bovendien niet verleerd. Modesty Forbids is de opvolger van Love And Work (2012) en krijgt per draaibeurt meer glans en schittering. Te beginnen met opener Standing Next To Me, waarop Gouldmans goede vriend Ringo Starr een partijtje meedrumt. Zo zijn The Beatles wel vaker in de buurt op Modesty Forbids, dat een opgewekt album is, met enkele pure pareltjes. Een liedje als It’s Not You It’s Me is feilloos vakmanschap. Gouldman trekt het boetekleed aan binnen de relatie met zijn vrouw. Die hij wel vaker bezingt, in Waited All My Life For You bijvoorbeeld, als zowel The Beatles als 10CC nagalmen en in de verte ook nog vlagen van Jeff Lynne’s ELO zijn te ontdekken.

Niet te versmaden is ook het swingende, jazzy That’s Love Right Here, een zalvend, dartelend liefdesliedje met mooie, wat slapstickachtige tweede stemmen en hoofdrollen voor piano, cello en violen. Het gevoel dat je krijgt wanneer je lammeren ziet ravotten in de wei. Opnieuw brengt Gouldman een ode aan zijn vrouw, Ariella. Een derde huwelijk, waarmee hij nog vijf ja-woorden achterblijft op Jerry Lee Lewis overigens. Hij blijft baas boven baas.

Gouldman draagt, het zou misschien voor de hand hebben gelegen, Modesty Forbids niet op aan zijn huidige echtgenote, maar aan zijn moeder, Betty. Ze overleed vorig jaar op 101-jarige leeftijd. 101! New Star, de afsluitende track, schreef Graham voor Betty. Een klein, gedragen liedje. Een ode die niet verdrinkt in pathetiek. “Look the world in the eye. When all is over, when all is done, only love survives.” Onwillekeurig doet het wat denken aan Black Bird. Weer The Beatles ja, maar Gouldman is de laatste die zal ontkennen dat hij beïnvloed is door zijn vakbroeders uit Liverpool en dan in het bijzonder Paul McCartney. Modesty Forbids is een prachtplaat. Pieter Visscher

 

Swamp Dogg – Sorry You Couldn’t Make It

Swamp Dogg – Sorry You Couldn’t Make It (Joyful Noise/Konkurrent)

Grootheden als Justin Vernon (Bon Iver), John Prine en Jenny Lewis stonden werkelijk te popelen om hun medewerking te mogen verlenen aan de nieuwste worp van die andere grootheid, Swamp Dogg. Met name levende legende Prine, die ijs en weder dienende 25 augustus een concert geeft in Paradiso is prominent aanwezig op Sorry You Couldn’t Make It.

Jerry Williams, zoals Swamp Dogg in het dagelijks leven heet, wordt dit jaar 78 en dat de man geleefd heeft hoor je wel op zijn meer dan twintigste worp. Hoewel er nauwelijks écht sprake is van sleet op de stembanden. Het stemgeluid van de Amerikaan is sowieso doorleefder geworden. Dat wel. Mooi is dat.

Sorry You Couldn’t Make It is een album waarop country, soul en r&b elkaar innig omhelzen. Zoals hij dat in het verleden wel vaker voor elkaar bokste. En dat in deze verwarrende coronatijden. De anderhalve meter afstand wordt virtueel genegeerd door Williams, die een tiental hartverwarmende tracks op plaat heeft gezet.

Lekker laidback (op de heerlijke uptempo tracks Good, Better, Best en Family Pain na) omdat we ons niet al te veel moeten inspannen binnenshuis. We gaan slechts de deur nog uit om brood, kiwi’s en groente te halen. En 40 rollen toiletpapier. Maar de meeste platenwinkels zijn gelukkig ook nog open. Daar waar Swamp Dogg ons toelacht op vinyl en cd.

Twee jaar terug vergaloppeerde Swamp Dogg zich op Love, Loss And Auto-Tune aan, de titel verraadt het reeds, autotune. Dat terwijl de beste man uiteraard geen gebrek aan talent hoeft te camoufleren; wél kan zingen en die ellende niet nodig heeft. Met Sorry You Couldn’t Make It herpakt-ie zich op grootse wijze en weten we weer waarom we zoveel van ‘m houden. Hoedje af! Pieter Visscher

 

 

 

Millionaire – Applz ≠ Applz

Millionaire – Applz ≠ Applz (Unday Records/DGR Music)

Applz ≠ Applz spreek je uit als apples not apples, volgens Tim Vanhamel. Hij is het brein achter Millionaire, dat met de plaat met merkwaardige titel de vierde langspeler in twintig jaar aflevert.

Applz ≠ Applz volgt op het drie jaar geleden verschenen Sciencing, wat dezelfde gekte en experimenteerdrift van Vanhamel kent. Millionaire is een van de uitdagendste, zo niet dé uitdagendste band uit België. Lult hij hier wat uit zijn nek of is Vanhamel bloedserieus wanneer hij het volgende zegt: “Sciencing was female, Applz ≠ Applz is male, they are brother and sister, and turned out to be related in more ways than I could’ve imagined. If Sciencing was the mother, giving birth and taking care of her babies, then Applz ≠ Applz is the father, going out for the hunt and taking care of the family and the planet.” Vanhamels ongrijpbaarheid ten voeten uit.

Die ondoorgrondelijkheid is wat minder nadrukkelijk aanwezig op Applz ≠ Applz dan op Sciencing. De plaat is toegankelijker, hoewel de zoektocht blijft. De songs op Applz ≠ Applz reflecteren volgens Vanhamel de gekte van de moderne wereld van vandaag de dag. De gekte die er altijd wel zal blijven. De plaat schreef zichzelf, zegt-ie. Er is een dystopische inslag, te horen in de midtempo rocker Strange Days: “The day the world ends I will be watching from a front row seat”, zingt Vanhamel. Hij lijkt er wel een beetje klaar mee. Al is dat natuurlijk schijn, want levenslust zat op Applz ≠ Applz.

Het album is een eerbetoon aan artiesten als Sly & the Family Stone, Marvin Gaye, Curtis Mayfield, Public Enemy en Jimi Hendrix, artiesten met politiek geladen albums op hun naam. Vanhamel hint naar Gayes What’s Going On: “Father, father, we don’t need to escalate. You see, war is not the answer. For only love can conquer hate. You know we’ve got to find a way to bring some lovin’ here today.”

Applz ≠ Applz is net zo eclectisch als uitdagend als hoopgevend, uitwaaierend tussen psychedelica, disco, soul en rock-‘n-roll. Er kan volop gedanst worden. Iets wat Vanhamel dan ook aanraadt: “Forget every word I wrote, they are all absolutely irrelevant, just put on your dancing shoes and boogie your ass down to the ground like this moment is the only one you got!” Wie zijn wij dan om die adviezen te negeren? Pieter Visscher

 

Cable Ties – Fair Enough

Cable Ties – Fair Enough (Merge Records/Konkurrent)

Een bandsamenstelling die je niet zo vaak ziet is die van twee vrouwen en een man. Dat die samenstelling hoogstaande punkrock oplevert, bewees het Australische trio al met het titelloze debuut, dat uit acht songs bestond. Fair Enough telt er nog eentje minder, maar we herkennen dezelfde furie en intensiteit.

Zangeres Jenny McKechnie heeft het hart op de tong en dat horen we graag wanneer het punkrock betreft. Dat heb je als leek nog niet door wanneer de openingstrack Hope wordt ingezet, met zijn vrij rustige aanloopperiode van twee minuten. Daarna gaat het bijna vijf minuten los en weten we snel weer waar de drie bekend mee werden. Die 6:44 minuten van de opener stroken niet helemaal met de punkgedachte uiteraard; een minuut of drie is lang genoeg voor een nummer.

Op de rest van de plaat conformeert de band zich daar wel aan. Terwijl het lange Hope het ‘uitzitten’ meer dan waard is. Want wat een opwinding! Wat kleurt die strot van Jenny McKechnie toch prachtig bij alle gitaargeweld, slopende basdreunen (Nick Brown) en drumuitspattingen van Shauna Boyle, die over een prettige tweede stem beschikt. McKechnie vindt Cable Ties een echte liveband. Dan komen de songs het best tot hun recht. Dat belooft dan nog wat, eerdaags in Rotterdam, want op plaat komen ze al ongelooflijk goed tot hun recht. Je proeft dat die livebeleving mee is genomen naar de studio.

Het gevaar, en dat is echt reëel, is dat je enorm het gaspedaal gaat intrappen wanneer Far Enough in de auto wordt afgespeeld. Neem zo’n woeste track als Sandcastles waarmee je alles wat misgaat op deze planeet ruim vier minuten lang mag meeblèren op de wegen waar vroeger 130 was gepermitteerd. Pas daar een beetje mee op. Wat een héérlijke band is Cable Ties. Pieter Visscher

 

LIVEDATA 10/11 V11, Rotterdam 11/11 Insert Name Festival, Luik

 

Sowieso ouderwetse kwaliteit Lohues

Dat is toch wel een gave van Daniël Lohues; platen afleveren waar steevast een kwaliteitsstempel op kan worden gedrukt. Momenteel zit een van Neerlands fijnste songsmeden thuis om gezondheidsredenen, werd een complete tournee afgezegd, maar kunnen we ons even redden met zijn twaalfde (!) soloalbum sinds 2006. Een drukke baas en dat is-ie.

Sowieso is een album met dertien songs die kort voordat Lohues’ gezondheid hem in de steek liet werd geschreven en opgenomen. “Sommige songs heb ik in één keer opgenomen met de band waar ik de laatste jaren zo graag mee speel, andere nummers in dezelfde studio, in mijn eentje, bij een schemerlamp. Deze plaat wilde ik sowieso maken. Nu begint later”, zegt hij over de plaat die opnieuw in het Drents wordt gezongen.

Fraai is de banjo van vast bandlid Bernard Gepken, die her en der opduikt. Zelf neemt Lohues gitaar, mandoline en toetsen voor zijn rekening. Het album is sowieso ouderwets rijk geïnstrumenteerd met ook banjo, saxofoon, zingende zaag en cello. Teksten wederom uit het leven gegrepen.

Een prachtig nummer als Wat Doen We Nou grijpt je naar de keel. De schoonheid, maar ook de pijn van het leven zijn terugkerende thema’s in de liedjes van Lohues. Steken onder water worden ook uitgedeeld, in Over Joe. In het heerlijk bluesy Hart An Flarden leeft Lohues zich uit achter zijn orgel, terwijl hij en Gepken zich ook vermaken op gitaar. Album twaalf en Lohues flikt het gewoon opnieuw.

 

King Krule – Man Alive!

King Krule – Man Alive! (XL Recordings/Beggars)

Kettingroker Archy Marshall (25) staat niet op het erepodium wanneer de schoonheidsprijzen worden verdeeld. Niet alleen daarom zou hij er in de eerste voorronde van Idols al zijn uitgevlogen, omdat zijn vocale beperkingen er bovendien niet om liegen. Slim als hij is maakt de Brit pragmatisch gebruik van zijn stem en who gives a fuck anyway om dat uiterlijk? Het gaat in muziek áltijd om de songs. Nietwaar, Beyoncé?

Archy Marshall kennen we vooral als zijn alter ego King Krule, waarmee de Londenaar zijn vierde album heeft afgeleverd. Ook nu weer schimmig en onderscheidend. Aanschurkend tegen een zekere beklemming. Geen stijlbreuken, geen commerciële knieval op Man Alive!. Je zou het stempel met psychedelische jazz er weer op kunnen drukken. Het dekt de lading behoorlijk. Hoewel Marshall nog lekker springerig aftrapt met Cellular, waarin een hoofdrol is weggelegd voor de drumcomputer. Waarmee hij zijn liefde voor hiphop geenszins verloochent. De jazzy saxofoon in de finale had nog wat langer de regie mogen overnemen.

Supermarché is dreigender en opnieuw is die drumcomputer belangrijk. Stoned Again is ronduit opstandig. Marshall klinkt als een gefrustreerde, bozige beatnik, ronddolend op een planeet nog verwarder dan hijzelf. Met Comet Face wordt een klein beetje afstand gedaan van het avant-gardistische geluid waardoor ook Man Alive! wordt gekenmerkt, hoewel er nog lang geen sprake is van een popliedje. Dat wil Marshall ook helemaal niet. King Krule is de meester van het subversieve geluid en dat wil hij weten ook. Hij heeft een niche gecreëerd.

The Dream, met zijn 1 minuut en 39 seconden lengte, lijkt niet meer dan een vingeroefening, terwijl Marshall zijn liefste stem laat horen en een warme bas het nummer vanaf de start draagt. Het kronkelige, meanderende Perfecto Miserable is de lastigste track op de plaat. Experimentele jazz voor gevorderden.  Marshall moet het slaapwandelend hebben geschreven. Het tweede deel van het album wijkt daar stijltechnisch niet te gek veel vanaf, Marshall drijft nog wat verder weg van toegankelijkheid. Waardoor Man Alive! vooral een plaat voor de avonduren is geworden. Dan komen de 14 songs het prettigst binnen. Nog beter: de nacht. Pieter Visscher

The Men – Mercy

The Men – Mercy (Sacred Bones/Konkurrent)

Misschien wel een van de bijzonderste bands die er rondlopen op deze planeet is The Men, uit New York. Volstrekt onvoorspelbaar. Schakelt net zo eenvoudig over van snoeiharde metal of punk naar singer-songwriterachtige nummers en ook psychedelica wordt niet uit de weg gegaan.

Net zo onvoorspelbaar als de muziek die de formatie op plaat zet, is de samenstelling van de band, die met Mercy de achtste langspeler heeft gelanceerd. Al is The Men nu reeds voor de derde keer met dezelfde namen de studio ingedoken. Hoe je het wendt of keert, komt dat het geluid ten goede. Hoewel je dat van de hak op de tak gaan er echt niet meer uit krijgt.

Zo opent Mercy met het gedragen, wat countryachtige Cool Water, compositorisch niet al te spannend. “I’m a pool of sweat, a canyon of regret, this bottle is my only friend”, zingt Nick Chiericozzi. De song wordt gevolgd door het ruim tien minuten durende Wading In Dirty Water dat onherroepelijk aan Canned Heat, maar vooral aan The Doors doet denken, met een glansrol voor het Hammond-orgel. De weerbarstigheid van The Men doet dan weer opgeld met het rustgevende pianoliedje Fallin’ Thru dat ook op een plaat van Lou Reed had kunnen staan.

Children All Over The World roept herinneringen op aan de jaren 80, wanneer synthesizer en elektrische gitaar om voorrang knokken. Call The Dr. is een heerlijk springerig, uptempo fingerpicking gitaarliedje dat op elk moment van de dag een glimlach op je gezicht weet te toveren.

Opvallend is het intro van Breeze, dat verrekte veel wegheeft van Radar Love van onze bloedeigen Golden Earring. Zou Rinus Gerritsen al hebben gebeld? Breeze is een óverheerlijke punrockkraker vanjewelste. Chiericozzi laat het achterste van zijn tong horen zonder de gevoeligheid die hij in songs kan leggen kwijt te raken. Dat is knap en maakt het allemaal nog wat prettiger om naar te luisteren. Breeze is typisch zo’n nummer dat je wel tien keer achter elkaar naar de repeatknop doet lopen. Net geen drie minuten. Het klopt allemaal. Een van de sterkste songs die dit jaar zijn verschenen. Met het afsluitende titelnummer is Lou Reed dan opeens weer een klein beetje van de partij. Alsof-ie nooit is weggeweest. Pieter Visscher

Robert Cray Band – That’s What I Heard

Robert Cray Band – That’s What I Heard (Thirty Tigers/Bertus)

Hij won vijf Grammy’s en zit al ruim veertig jaar in het vak dat het hem groot maakte, waarmee hij wereldwijd successen vierde: het muziekvak. Immer laverend tussen blues, R&B en soul is de 66-jarige songsmid Robert Cray met zijn huidige band nog altijd een van de groten in de bluesrock. Nog geen spoortje slijtage op de stembanden en qua songmateriaal wordt nooit over een nacht ijs gegaan. Perfectie als sleutelwoord.

Dat geldt ook weer voor That’s What I Heard, dat geen wereldhits van het niveau Strong Persuader of Don’t Be Afraid of the Dark kent, maar werkelijk nergens teleurstelt. Wanneer Cray gevraagd wordt hoe hij het album in drie woorden zou kunnen omschrijven komt hij tot fucking cool en bad en dan volgt een glimlach om in te lijsten. Cray lacht zijn tanden bloot zoals alleen hij dat kan en je ziet aan alles dat hij in topvorm is. Geestelijk en fysiek. De Amerikaan zegt dat hij en zijn band nog nooit zoveel lol hebben gemaakt tijdens het maken van een plaat. Dat geloof je terstond, want het speelplezier lijkt groter dan ooit. That’s What I Heard is een bruisend album, dat veel levensvreugde laat horen.

Vergelijk het met een voetbalteam; wanneer de sfeer in de groep goed is, zijn de resultaten vaak navenant. Cray versleet nogal wat muzikanten in de laatste vier decennia en nu lijkt de cohesie sterker dan ooit. De club kameraden die hij om zich heen heeft verzameld is ‘m al een poosje trouw en dat hoor je terug in de songs. Richard Cousins (bas), Dover Weinberg (keyboards), Terence F. Clark (drums), en Steve Jordan (drums, percussie) worden op het album bijgestaan door Steve Perry (Journey) en Ray Parker Jr. en dat maakt het feest nog wat groter.

Naast eerdergenoemde ingrediënten leven Cray cum suis zich ook uit met gospel en boogaloo. Het swingende My Baby Likes To Boogaloo spreekt boekdelen wat betreft het optimisme dat we terugvinden op That’s What I Heard, dat werd geproduceerd door Steve Jordan (Sheryl Crow, Josh Groban, Keith Richards, Boz Scaggs). Een feest om in de cd-speler te schuiven, of om op de draaitafel te leggen. Dansschoenen paraat. Het leven is mooi als je Robert Cray bent. Pieter Visscher

 

Gil Scott-Heron – We’re New Again (A Reimagining By Makaya McCraven)

Gil Scott-Heron – We’re New Again (A Reimagining By Makaya McCraven) (Beggars/XL Recordings)

Tien jaar terug bracht de gevierde soul/jazzmuzikant, dichter en auteur, wijlen Gil Scott-Heron zijn dertiende, alsook laatste studioalbum uit, We’re New Again getiteld. A Reimagining By Makaya McCraven betekent dat de vermaarde Amerikaanse jazzdrummer McRaven de zwanenzang onder handen heeft genomen. Op bijzonder respectvolle wijze. Smaakvol bovendien.

Spannender dan het origineel en wie had dat kunnen bedenken? McRaven zelf waarschijnlijk, want hij wist dondersgoed waar hij aan begon. McCraven wordt alom geprezen als een vertolker van een van de meest uitdagende nieuwe geluiden binnen de moderne jazz en dat hoor je terug.

De in Parijs geboren Amerikaan trommelde een aantal bevriende muzikanten op om het project samen met hem gestalte te geven. Multi-instrumentalisten Ben LaMar Gay, Jeff Parker en Junius Paul zijn van de partij. Opnames vonden plaats in de thuisstudio van McRaven. Hij speelt zelf Wurlitzer, synthesizers en bas op het album.

McRavens ritmische interpretatie van het swingende New York Is Killing Me is gebaseerd op gesamplede drums van zijn vader, Stephen, ook al gelauwerd in de muziekwereld. Er wordt tijdens de opnames flink op los geïmproviseerd en dat geeft je het gevoel alsof je erbij bent in de studio.

De grote man van XL Recordings, producer Richard Russell, is dolenthousiast over de plaat, al zal dat niemand verbazen. Hij is blij dat het nergens rommelig is geworden, het gevaar dat binnen de jazz altijd wel enigszins op de loer ligt. “There’s nothing excess in there. There’s still Gill’s great voice, and that huge presence.” Op zo’n moment denk je: geen speld tussen te krijgen. Pieter Visscher

Liefhebbers van Makaya McCraven en Gil Scott-Heron luisteren uiteraard naar het heerlijke Pinguin Pluche.