Caleb Landry Jones – Gadzooks Vol. 1

Caleb Landry Jones – Gadzooks Vol. 1 (Sacred Bones)

In de categorie enigszins gek, maar behoorlijk geniaal kunnen we onze grote vriend Caleb Landry Jones wel plaatsen. Dat gevoel bestond al toen hij in 2020 plots debuteerde met de muzikale schatkist The Mother Stone en nu doet de Amerikaan er met Gadzooks Vol. 1 nog een behoorlijke schep bovenop.

Vooral en bovenal is multi-instrumentalist Landry Jones acteur. Hij (31) schittert sinds 2007 in grote films, waaronder No Country For Old Men en Nitram, en heeft inmiddels de nodige acteerprijzen in de wacht gesleept.
Dat theatrale wat hij in zich heeft, wordt feilloos vertaald naar de muziek die Landry Jones uit zijn drukke brein laat ontspruiten. Hij lijkt een klassieke ADHD’er. Creatief tot op het bot. Onrust, veel onrust.

De inspiratiebronnen op dit Gadzooks Vol. 1 wijken niet veel af van die die we op Landry Jones’ debuut hoorden. Denk aan de psychedelische periode van Pink Floyd ten tijde van Syd Barrett, waarin Landry Jones een soort evenknie vindt. We horen andermaal The Beatles in het algemeen en John Lennon – ook diens stem toont gelijkenissen – in het bijzonder. Zoals Captain Beefheart, Jack White en Frank Zappa bovendien nooit gek ver weg zijn. Het leidt allemaal tot een verzameling liedjes waar je de tijd voor dient te nemen. Nummers waarin je heerlijk kunt verdwalen. ‘s Avonds laat, met de koptelefoon op. Je reinste escapisme.

Goed voorbeeld daarvan is het ruim twintig minuten durende, afsluitende This Won’t Come Back, dat uiteindelijk magnifiek, gecontroleerd ontspoort en uit de bocht vliegt in proporties waar zelfs Sonic Youth nog een punt aan kan zuigen. Dat is nogal wat. Pieter Visscher

Polo & Pan – Cyclorama

Polo & Pan – Cyclorama (Hamburger Records/Virgin)

Het is een wat dubieuze bandnaam zou je kunnen zeggen. Die enigszins doet denken aan striphelden als Suske & Wiske of een illuster gezelschap als Ernst & Bobbie en de rest. Wat in mijn jonge jaren immer leidde tot bizarre zoektochten, daar ik ‘de rest’ nooit heb kunnen traceren. Het trok een wissel op mijn jeugd.

Er is een soort mythe gecreëerd door het gewiekste duo Ernst & Bobbie. Die laatste moet altijd rijden trouwens – na feestjes. Ernst heeft directieve trekjes, die het duo niettemin niet al in een vroeg stadium deden imploderen. Integendeel, het is een succesverhaal geworden. Eindeloze speurtochten, fascinerende liedjes. “Heb je aan vieze tantes, huiswerk maken, pianoles
Of aan speelgoed dat steeds stuk gaat ook de pest?
Oh, kijk dan naar Ernst, Bobbie en de rest.”

Ik liep leeg toen de tekst voor het eerst via de beeldbuis tot mij kwam. Met name Bobbie raakt me nog altijd tot op het bot. Zijn mimiek, het troostrijke, slungelachtige, die ogen en zijn fascinatie voor alles wat met uitgestorven dierenrassen te maken heeft. Dat moet het zijn.

Zo is over Polo & Pan veel minder bekend. Oké, dat ze uit Parijs komen. En dat de schoonmoeder van Polo jarenlang, vrij obsessief, postzegels verzamelde. Vooral uit onbekende landen. Zoals Kiribati, Palau en Saint Vincent en de Grenadines. Dubbele exemplaren ruilde ze met Gilbert Bécaud.

Dat soort feitjes neemt niet weg dat Polo & Pan privé en zakelijk nog altijd goed gescheiden weten te houden. En dat ze met Cyclorama het iets te gezellige en speelse imago dat met debuut Caravelle onwillekeurig werd gecreëerd van zich af hebben geschud met het, bij vlagen, spectaculair dansbare Cyclorama. Dance met een kartelrandje, zoals we dat zo graag horen. Met wat psychedelica, wat Aziatische en Zuid-Amerikaanse fratsen en teksten zowel in het Frans als in het Engels. Enkele zangeressen en rapper Channel Tres werden ingevlogen. Laatstgenoemde voor het heerlijk dartelende Tunnel. Terwijl meer van dat soort energieke tracks zijn te vinden op een album waarop ook muzikale rustpunten en een enkel instrumentaal pareltje van bovengemiddeld niveau zijn. Kijk maar uit met Polo & Pan, want voor je het weet ben je fan. Pieter Visscher

Pom Pom Squad – Death Of A Cheerleader

Pom Pom Squad – Death Of A Cheerleader (City Slang)

Niet dat je dan wel kunt zeggen dat het eigenlijk wel goed zit met zo’n titel, maar Death Of A Cheerleader mag er zijn natuurlijk. Ostentatief, op z’n minst. Die titel. Lichtjes spraakmakend. Wees eerlijk. Onherroepelijk moet je even denken aan het briljante Death Of A Disco Dancer, van The Smiths. Van het al even geniale Strangeways Here We Come, uit 1987. Een van de sterkste muziekjaren uit de geschiedenis, qua albums. Om even wat zijpaden te betreden.

Maar dit gaat om het debuut van Pom Pom Squad. Achter die bandnaam gaat met name Mia Berrin schuil. De singer-songwriter. Samen met haar band – twee vrouwen en een man (oh, mag je dat nog zeggen?). De Amerikaanse mixt punk en grunge en komt tot alleraardigste liedjes op dit interessante debuut.
Veertien nummers telt Death Of A Cheerleader en hoewel de sticker met Alle 14 Goed er niet op kan, valt er meer dan genoeg te genieten. Met name de uptempostukken springen eruit. In mindere mate geldt dat voor openingstrack Soundcheck (51 seconden), dat simpelweg het riedeltje van
Mr. Sandman is. Een liedje van The Chordettes, uit 1954 (mooi voetbaljaar). Evenwel niks hoor, qua credits, in het cd-boekje. Geen letter.

Maar dat genieten dus. Neem een Head Cheerleader. Met stevig gitaarwerk, dat we stiekem wel wat vaker hadden willen horen. Neem het beukende Lux, dat meer dan enigszins aan Wolf Alice doet denken. “Meet me tonight in the garage”, zingt Berrin. Nou, zal daar aan oude Citroëns worden gesleuteld?

Hoewel Pom Pom Squad ons nog niet continu de horlepiep laat dansen op Death Of A Cheerleader hoor je wel degelijk dat er veel meer in het verschiet ligt. Dat op een tweede album het accent nog wat meer verlegd kan worden naar stevig. Dat is het plan, mijnerzijds. Een tip. Een voorzet. Naar hard! Naar meedogenloos zelfs. Misschien? Pom Pom Squad heeft het allemaal in zich. Want dat horen we dus zonder meer. Vooralsnog wordt een 7- genoteerd. Op naar een 8+! Pieter Visscher

Jungle – Loving In Stereo

Jungle – Loving In Stereo (Caiola Records/Mattan)

Zijn die nachtclubs nou al weer open? Omdat de nieuwe Jungle uit is. Och jongens en meiden, vrouwen en mannen, wat vinden we daar veel overheerlijke vloervullers op. Om je urenlang op in het zweet te swingen. In zo’n nachtclub dus. We zijn eraantoe.

Hoe zat het ook alweer? Met Jungle? Nou, het is nog altijd die danceformatie uit Londen, met Josh Lloyd-Watson en Tom McFarland als voornaamste leden. Ze debuteerden zeven jaar geleden met het gelijknamige Jungle en dat werd uitstekend ontvangen. Wat in mindere mate gold voor opvolger For Ever. Het moet die ‘lastige tweede’ zijn geweest. Maar nu! Nu is er de dekselse derde. Jungle terug en beter dan ooit. Opwindender, wat organischer allemaal en meer goeie danceliedjes dan waar we op hadden durven hopen. Geen flagrante miskleunen te vinden op dit Loving In Stereo. Integendeel.

Ze leggen het zelf even uit: “We learned to capture the energy of the moment as best as possible without overthinking it. We also realised that our previous albums had a laidback swagger and had never pushed the tempo beyond 120bpm, so this whole level of energy was missing, like we had had a glass ceiling over the project. Our main goal was to let go of perfection and embrace how energetic and real our music could be.”

Inderdaad, een stuk opportunisme kan een hoop doen met de mens. En met de muziek die eruit voortvloeit. Jungle piekt op het juiste moment, net nu het normale leven weer voorzichtig een beetje op gang lijkt te gaan komen. Groovy en funky dance met allerhande soul-, rock- en disco-elementen die voor de juiste opwinding zorgen. Nu de zomer ons al maanden voor de gek houdt. En zijn die nachtclubs nou al weer open? Pieter Visscher

Quickly Quickly – The Long And Short Of It

Quickly Quickly – The Long And Short Of It (Ghostly International/Konkurrent) 

Zo’n multi-instrumentalist uit Portland, in Oregon. Quickly Quickly noemt-ie zichzelf. En wij moeten dat allemaal dan maar serieus nemen? Zonder meer.

In werkelijkheid heet deze producer, singer-songwriter en arrangeur Graham Jonson. Jongen die op jonge leeftijd al lekker muzikaal actief was en zoals zo vaak pluk je daar dan op latere leeftijd de vruchten van. Jong geleerd, oud gedaan is een adagium dat bij velen op een tegeltje aan de muur hangt. Ook bij Graham, naar verluidt. Quickly Quickly bracht, avant la lettre, op zestienjarige leeftijd reeds een eerste single uit. Tegenwoordig moet hij het vooral van de streams hebben. Zo gaat dat. Zeker niet onverdienstelijk tot nu toe, die streamingcijfers van de man. Hij die heerlijk aanrommelt met stromingen als jazz, hiphop, soul, r&b en psychedelische pop en met zijn eerste langspeler The Long And Short Of It ongetwijfeld gaat scoren.

Het betekent het debuutalbum van Quickly Quickly, die zich mogelijkerwijs niet realiseerde dat zijn gekozen naam wat potsierlijk aandoet. Maar grijnsde de massa ook niet intens bij De Kevers, De Rollende Stenen (RIP Charlie), De Smashende Pompoenen, De Manische Straatpredikers, Dierenwinkeljongens, De Simpele Geesten, Hond Eet Hond, Koninginnen Van Het Stenen Tijdperk, Pratende Hoofden en Radiohoofd? Naar wij dachten.

De heer Quickly Quickly mijmert met teksten over desperatie, twijfel, lethargie, allerlei vormen van distantie, maar ook hunkering en verlangen en lijkt nochtans geen moment de controle te kunnen verliezen. Muzikaal is King Krule een gelijkgezinde. I Am Close To The River is een liedje dat je wel twintig keer achter elkaar wil horen. Quickly Quickly verdient applaus. Pieter Visscher

King Gizzard & the Lizard Wizard – Butterfly 3000

King Gizzard & the Lizard Wizard – Butterfly 3000 (Virgin)

Voor de hyperproductieve formatie King Gizzard & the Lizard Wizard was het niet meer dan logisch om na het dit jaar reeds verschenen L.W. een nieuwe plaat te lanceren; in 2017 bracht de band immers nog vijf (!) platen uit. Geen stilzitters.

Butterfly 3000 is het achttiende studioalbum van het zestal dat in 2012 debuteerde met een langspeler en gemiddeld dus twee platen per jaar aflevert. Met psychedelische rockmuziek gevuld en wie had dus kunnen voorspellen dat de Australiërs opeens met een zo goed als elektronisch album voor de dag zouden komen? Maar dat is wel wat er is gebeurd. Butterfly 3000 is zonder meer een stijlbreuk te noemen.

Niet alleen vanwege die elektronische sound, waarvoor modulaire synthesizers zijn gebruikt. Ook wat betreft de manier waarop de plaat tot stand is gekomen. Een “groepsuitdaging” laat de band weten. De modulaire synthesizers waren onbekend voor de zes bandleden. Ze begonnen er in hun eigen huis mee te rotzooien en er ontstond van alles. Zoals er ook van alles misging. Wat geheel logisch is wanneer je acteert binnen zo’n geheel nieuw metier.

Vooral wat fout ging, vond de band enorm interessant. ‘Mislukte’ geluiden werden omgedraaid en in een loop gegooid. De herhaling als leidraad. In een muzikaal spel zonder grenzen. Opeens waren er tien songs! Met kop en staart. Dansbaar! Net zo uitdagend als vervreemdend. Zo heeft Interior People wat weg van Prince’ beginperiode, ook al door de falset die Joey Walker opzet.

Kraftwerk sluimert op talrijke momenten door het album heen. Alles songs zijn in majeur geschreven. Ook nieuw en uitdagend voor King Gizzard & the Lizard Wizard, dat inmiddels tot een van de belangrijkste bands op deze planeet gerekend mag worden. Pieter Visscher

 

Durand Jones & The Indications – Private Space

Durand Jones & The Indications – Private Space (Dead Oceans/Konkurrent)

“Aan het eind van de dag wil ik er gewoon voor zorgen dat mensen hun ogen dichtdoen en vergeten waar ze zijn. Net zoals een Stevie Wonder-album dat voor míj kan doen.” Was getekend: Durand Jones, die tezamen met zijn band The Indications een derde plaat heeft gemaakt. De fraaiste van het vijftal muzikanten uit New York City.

Durand Jones (vocalen), Aaron Frazer (drums/vocalen), Blake Rhein (gitaar), Steve Okonski (keyboards) en Mike Montgomery (bas) is zo’n kwintet uit duizenden. In alles proef je de oprechte liefde voor muziek en de liefde voor elkaar. Een vriendschap die er niet om liegt en die andermaal wordt omgezet in fantastische soulnummers. Waar funk en disco extra slingers zijn op een toch al feestelijk aangeklede partij.

De blijdschap, de spelvreugde en sublieme stem- en instrumentbeheersing maken van Private Space een vlekkeloze ode aan de liefde, die niet alleen muzikaal tot uiting komt. Titels als Love Will Work It Out, Sexy Thing en Sea Of Love spreken boekdelen.

Private Space is een sensueel album geworden, dat elke nacht sowieso laat zweten. Waarop bovendien vloervullers te vinden zijn, zoals de heerlijke ode aan de disco Witchoo (met die geweldige falset van Frazer) en het tijdloze The Way That I Do, dat stilzitten ook al zo verrekte lastig maakt. Private Space is retevet geproduceerd en gelijktijdig een album dat ook in de jaren 60 van de vorige eeuw gemaakt had kunnen worden. Een ode aan dat tijdperk is het sowieso. Briljante plaat! Pieter Visscher

Nick Cave & Warren Ellis – Carnage

Nick Cave & Warren Ellis – Carnage (Goliath Records/V2)

Waarschijnlijk is het vanwege marketingdoeleinden of verkoopdoeleinden dat een nieuw album van een artiest soms in eerste instantie alleen digitaal verkrijgbaar is via diverse streamingdiensten. Het gebeurt in elk geval zo nu en dan. Zo ook met de laatste worp van Nick Cave, ditmaal tezamen met Warren Ellis. Sinds kort dus ook op cd en vinyl verkrijgbaar. Heerlijk.

Die Warren Ellis zit in The Bad Seeds. De twee kennen elkaar door en door. Ellis speelt viool en neemt zo nu en dan een fluit in de mond. Terwijl hij ook bekend is met gitaar, piano, harmonium, synthesizers, drumcomputers, een  metallofoon en de harp. Daarnaast wil Ellis nog weleens wat backingvocals voor zijn rekening nemen. Op Carnage doet-ie het zelfs allemaal. En hij steekt ook nog eens in een ongelooflijke bloedvorm. Net als Nick Cave zelf, die, in tegenstelling tot het gros van de artiesten op onze aardkloot met het jaar beter is geworden. Veel beter zelfs.

Of dat te maken heeft met wat meer rust in het lijf, meer wijsheid, meer eelt op de ziel, schade en schande; meer referentiemateriaal? Vast. Maar Cave is ook vocaal gegroeid. Alles wat hij de laatste jaren aanraakt, verandert in goud. Zoals ook dit Carnage weer van voor naar achter weet te boeien. Met teksten poëtisch als altijd. En vrijwel te allen tijde die continue dreiging in de songs. Die zo verslavend is.

Arrangementen zijn op Carnage her en der wat overvloediger dan we van ‘m gewend zijn, en wat zijn muziek ook behoeft, en toch luister je daar moeiteloos doorheen. Alleen in White Elephant loopt het uit de hand. Het ingezette koor – gelukkig pas na ruim drie wonderschone minuten ingezet – is te klef. Vre-se-lijk klef. Cave vergaloppeert zich. Maar hé, mag de man eens!

Verder vrijwel niets dan schoonheid in meanderende nummers in lage tempi, die Cave zijn toevertrouwd. Hij zingt over elanden, onder andere: By the side of the road is a thing with horns/That steps back into the trees, and a child is born (Old Time) en laat hetzelfde (of een ander) rendier terugkomen in de titelsong. Caves haat-liefdeverhouding met religies komt andermaal tot uiting in zowel subversieve als stichtelijke tekstuele creaties. Hij neemt het geloof op de korrel. De fascinatie voor ‘s mans handel en wandel neemt met het jaar toe. Nick Cave (bijna 64) verkeert in de vorm van z’n leven. Pieter Visscher

 

Wolf Alice – Blue Weekend

Wolf Alice – Blue Weekend (Dirty Hit/Mattan)

Is Ellie Rowsell de beste zangeres die rondloopt in het pop-rockcircuit? Dat is een vraag die al een jaar of elf gesteld kan worden; in 2010 debuteerde de band Wolf Alice met een titelloze ep. Rowsell beheerst alle zangfacetten binnen het muzikale metier.

Grootste zangprestatie van Rowsell (29) vond plaats op het werkelijk sublieme Visions Of A Life (2017), als Rowsell zó godvergeten veel gevoel legt in het geweldige Planet Hunter dat ondergetekende het niet droog wist te houden bij de eerste luisterbeurt. Alles wat muziek het belangrijkst maakt op onze verwilderde planeet zit verwerkt in die epische prachtsong. Op een album waarop Rowsell ook zo schitterend fluisterzingt. Zoals alleen zíj dat kan. Ze sleurt je mee in haar universum. Of je dat nu wil of niet. Er is geen ontkomen aan.

Visions Of A Life is het magnum opus van de Engelse formatie, die nu, vier jaar later, terugkeert met een album dat raakt aan het enorm hoge niveau van zijn voorvanger. Dat maakt het allemaal extra knap. Terwijl het geluid zonder meer poppier is geworden. Wat radiovriendelijker voor de massa. Een enkele track misschien zelfs voor de goegemeente.

Rowsell verkent op Blue Weekend iets minder de uithoeken van haar vocale capaciteiten; ze is minder vaak (zó prachtig, en gemeend) boos en getergd. Het leidt in elk geval tot de meest consistente collectie songs die op plaat is gezet door Rowsell en haar drie bandgenoten.

Opvallend is het intro van Feeling Myself, dat sterk doet denken aan dat van The Rolling Stones’ Gimme Shelter. Je moet het maar durven. Wat verder opvalt is dus dat Wolf Alice een soort innerlijke rust heeft gevonden. Wat leidt tot sfeervolle indierock met wat meer poppy accenten op een album waarop Rowsell maar tweemaal (het venijnige Smile (goeie clip ook!) en de woeste punkrocker Play The Greatest Hits) écht het achterste van haar tong laat horen. De rest van haar gezang is ‘slechts’ wonderschoon. Pieter Visscher

 

Faye Webster – I Know I’m Funny Haha

Faye Webster – I Know I’m Funny Haha (Secretly Canadian)

Dat moet je ook maar durven natuurlijk, om je album een an sich bespottelijke titel mee te geven. Maar Faye Webster is een bijzondere vrouw en ook hier komt ze moeiteloos mee weg.

I Know I’m Funny Haha is de vierde langspeler van de Amerikaanse, die sinds 2013 niet alleen in de standaardalbumlijsten te vinden is. Omdat ze graag onder de noemer folk wordt gezet. Een muziekstijl waarin ze het liefst de randjes opzoekt, door ook met de nodige country- en bluegrasselementen te spelen. Het mixt allemaal wonderwel met het wat wulpse stemgeluid van de in Atlanta woonachtige zangeres.

Better Distractions, van I Know I’m Funny Haha, werd al geprezen door niemand minder dan Barack Obama en dan kan het weleens snel gaan in de muziekwereld. Want alleen het in 2019 verschenen Atlanta Millionaires Club wist echt potten te breken in Websters thuisland. 

Zonder twijfel gaat daar verandering in komen. En niet alleen gezien de aandacht van good old Barack, waarvan we reeds wisten dat hij prat mag gaan op een fijne muzieksmaak. Zo houdt de voormalig president van Bob Dylan en Phoebe Bridgers, van Jeff Tweedy en zijn warme gevoelens voor rocker Bruce Springsteen zijn algemeen bekend.

Faye Webster bevindt zich tussen grote namen in de muziekindustrie en heeft met I Know I’m Funny Haha haar beste werk op plaat gezet. Neem een song als In A Good Way, die over een adembenemend prettig refrein beschikt. Glansrol voor de viool. Op de plaat vooral nummers die zo laid back gespeeld en gezongen zijn dat het wel heel erg raar moet lopen, willen we hier de lome zomer niet mee doorkomen. Webster heeft een kunststukje afgeleverd. Pieter Visscher