Dry Cleaning – New Long Leg

Dry Cleaning – New Long Leg (4AD/Beggars)

Dry Cleaning bestaat uit Nick Buxton (drums, synths), Tom Dowse (gitaar, piano, keyboards, percussie), Lewis Maynard (bas) en Florence Shaw (zang en melodica) en heeft met debuutalbum New Long Leg een plaat uitgebracht die vrij verslavend kan zijn. Kijk daar dus een beetje mee uit.

De plaat werd vorige zomer reeds opgenomen in de Rockfield Studios op het platteland van Wales en is nu pas uitgebracht. De band had misschien in eerste instantie het idee dat die coronapandemie wel even over zou waaien. Dat is onduidelijk en we zitten er nog altijd middenin. Het adagium Beter laat dan nooit, dat op een tegeltje bij mijn ouders op het toilet hangt, doet opgeld.

Onder leiding van producer John Parish, die vooral bekend is met zijn werk voor PJ Harvey en ook Aldous Harding met raad en daad bijstond, werd New Long Leg opgenomen.  Een album waarop de hoofdrol zonder meer wordt gepakt door Florence Shaw, die vocaal het midden houdt tussen Anne Clark en Kim Gordon. Beiden even briljant, terwijl het muzikaal duidelijk wat meer richting Sonic Youth trekt. Zeker wanneer Gordon zingt.

De aantrekkelijke afstandelijkheid waarmee Shaw zingt, dat wat ijzige stemgeluid, bepaalt de sound van de Londense band. Die opereert in de postpunkhoek, waar de laatste jaren zo ongelooflijk veel sterke platen vandaan komen. Ook nu dus weer. Waar het vaak gaat om bands met een mannenstem, grijpt nu weer eens een vrouw de hoofdrol en dan gaat mijn feministische hartje sowieso al stukken harder kloppen.

Op New Long Leg staan tien songs en daar zit geen hit tussen. Het is ook niet nodig om slechts van een geweldige plaat te spreken wanneer er één of meerdere hits op staan. Dry Cleaning heeft het allemaal niet nodig. Want hoor Shaw eens fuck up praatzingen in het titelnummer. Je wordt spoorslags verliefd. Ook op al die subversieve songstructuren die de luisteraar tien songs meenemen op een dus haast verslavende trip. Dat er tekstueel vaak geen touw aan vast te knopen is, maakt het allemaal nog wat intrigerender. Had ik nu al gewaarschuwd? Pieter Visscher

Viagra Boys – Welfare Jazz

Viagra Boys – Welfare Jazz (Mattan Records)

Natuurlijk stond de moeder van Sebastian Murphy ongevraagd voor de deur van haar zoon. Om te informeren of hij dat nou allemaal wel zeker wist, met die bandnaam. Maar de zanger van Viagra Boys kende geen twijfels.

“Luister moeder”, zei hij, ontspannen, met een Carlsberg in de rechterhand, “zoek jij nou eens op Google op hoeveel platen de Rollende Stenen, de Kevers en de Verpletterende Pompoenen tezamen over de toonbank hebben doen rollen.”

Moeder was met stomheid geslagen en zag dat de Rollende Stenen alleen al in 1971 van het album Sticky Fingers 21,7 miljoen exemplaren hadden gesleten. “Doe mij nu ook maar een pils!”, Sebastian, lachte ze. “De Kevers”, inderdáád zeg, mompelde ze nog, terwijl haar zoon richting koelkast stiefelde, “die ook.”

Viagra Boys is de band uit Stockholm, Zweden, die in 2018 debuteerde met Street Worms. Een plaat gevuld met satirische teksten. Zwarte humor. Voor u geserveerd op een bedje van groezelige postpunk. Welfare Jazz borduurt daar op voort.

De titel is een steek onder water richting de Zweedse overheid, omdat deze verwijst naar subsidie voor jazzmuziek. De plaat heeft sowieso wel iets recalcitrants. In positieve zin. Terwijl Murphy nou niet overdreven goed in z’n vel zat toen de dertien songs tot stand kwamen.

I’m not good at talking about politics, but everything is political when it comes down to it. I’d rather write a song about being defeated, which usually comes from a real place and says a lot. We wrote these songs at a time when I had been in a long-term relationship, taking drugs every day, and being an asshole. I didn’t really realize what an asshole I was until it was too late, and a lot of the record has to do with coming to terms with the fact that I’d set the wrong goals for myself.”

Al die ellende heeft een plaat opgeleverd die speelt met de eventuele goede smaak van de luisteraar. Al blijft een begrip als goede smaak sowieso arbitrair. Beauty is in the eye of the beholder. We weten het allemaal.

Op Welfare Jazz valt eigenlijk niets aan te merken. De band verkent de uithoeken van de postpunk, wars van conventies en virtuele kaders. Viagra Boys doet wat het wil en dat levert zo’n 40 minuten grenzeloos opwindende rockmuziek op. Champagne! Pieter Visscher

Django Django – Glowing In The Dark

Django Django – Glowing In The Dark (Because Music/Virgin)

Mooie poster, opnieuw, als inlay bij de nieuwe cd van Django Django. Ook op vinyl verkrijgbaar uiteraard. De verpakking van het album is sowieso fraai verzorgd. Zorgvuldig, met mooie liner notes bovendien. We zijn het inmiddels gewend. Ook daarin herken je de vakman.

Glowing In The Dark is het vierde studioalbum van Django Django, dat voor een portie positiviteit zorgt die we zo goed kunnen gebruiken in pandemische tijden. Waarin we hunkeren naar oude gewoontes, zoals voetballen op zondagochtend, wat potten bier drinken in het café en zelfs een tube houtlijm kopen in de godvergeten Action. Zover is het. Maar dan is er dus de nieuwe Django Django!

De band uit Londen liet met prachtvoorganger Marble Skies (2018) al horen de coherentie te hebben teruggevonden die op Born Under Saturn wat op drift was geraakt en is op Glowing In The Dark helemaal terug in bloedvorm. Songs beklijven, hebben een bijzonder hoog meezinggehalte en zijn zo catchy en opwekkend als wat. Glowing In The Dark is een escapistisch album. Ontsnap even uit de coronaroes en word weer een beetje mens. Trek gympies aan, doe de gordijnen dicht en dans je lekker in het zweet in de huiskamer. Gordijnen open? Dat mag ook.

Glowing In The Dark reflecteert het gevoel dat een sciencefictionfilm oproept bij de band. Het mystieke daarvan hoor je terug in het geluid, dat verder als vanouds aan The Beach Boys refereert, terwijl inspiratiebron van het eerste uur Ennio Morricone ook nog altijd even om de hoek kijkt. En plots is er dan een rustpunt tussen al die uitbundige, dansbare tracks: The World Will Turn. Dermate beatlesque dat het verder gaat dan een ode. Dat kunnen ze dus ook. Pieter Visscher

 

 

Arab Strap – As Days Get Dark

Arab Strap – As Days Get Dark (Rock Action/Mattan Records)

De eeuwige preoccupaties van Arab Strap met uitersten als de dood en seks zijn ook op het tiende studioalbum As Days Get Dark volop hoorbaar. Zestien jaar na voorganger The Last Romance hadden we eigenlijk nauwelijks meer rekening gehouden met een nieuwe plaat. Daarom is As Days Get Dark een extra grote verrassing.

In de loop der jaren is wel veel solowerk verschenen van Malcolm Middleton en Aidan Moffat. Zo kwam Middleton met het sublieme Into The Woods (2005) op de proppen, wat een van de sterkste albums is die dat jaar verschenen. Middleton neemt ook op As Days Get Dark niet de zang voor zijn rekening, terwijl hij een minstens zo begenadigd zanger is als Moffat, wiens stem wel verdomde goed past bij de sound van Arab Strap. Dus zo verwonderlijk is het allemaal ook niet.

Arab Straps postrock herken je uit duizenden, met name door de praatzang van Moffat, wiens zeggingskracht groot blijft. Zoals hij “I don’t give a fuck about the past or glory days gone by” zingt in openingstrack The Turning Of Our Bones is meesterlijk. Het woord fuck wordt sowieso prettig uitgesproken door Schotten.

This album feels like its own new thing to me. It’s definitely Arab Strap, but an older and wiser one, and quite probably a better one. It’s about hopelessness and darkness. But in a fun way”, duidt Moffat de zwartkomische teksten van het duo, dat opnieuw zorgt voor een ravissante synthese tussen gitaar, drums, saxofoon en strijkers en drumbeats en andere elektronica.

Zwakke tracks zijn niet te vinden op het album. Wat het allemaal extra knap maakt, na zo’n lange stilte. Geen spoor van krampachtigheid of nieuwe bewijsdrang. We horen een grote diversiteit aan soundscapes, tempowisselingen en melodieën. Maar allemaal heel erg Arab Strap. Overal humor ook, wanneer je goed luistert. Bijvoorbeeld naar Another Clockwork Day. Een aangrijpend masturbatieverhaal over een man die overweldigd wordt door online porno.

Resumé: Arab Strap blijft een werkelijk fucking fascinerende formatie, die een van de sterkste albums heeft uitgebracht die je dit jaar gaat horen. Er is meer chemie ontstaan tussen Moffat en Middleton in de loop der jaren. De luisteraar spint er verdómd veel garen bij. Pieter Visscher

 

Goat Girl – On All Fours

Goat Girl – On All Fours (Rough Trade)

Het tot stand komen van de tweede plaat van Goat Girl was een “ongelooflijke trip, met een lach en een traan en veel krankzinnigheid. Een album dat het verdient om in deze gedesoriënteerde wereld te verschijnen”, aldus leadvocalist/gitarist Lottie Pendlebury, gitarist/vocalist Ellie Rose Davies, bassist/vocalist Naima Redina-Block, en drummer Rosy Jones. Vrouwen die elkaar ontmoetten in de Londense uitgaanswereld en in 2016 besloten een band te beginnen.

Goat Girl heeft zich laten inspireren door uiteenlopende formaties als Metronomy en Sonic Youth. Wat leidde tot een behoorlijk tegendraads, titelloos debuut in 2018. Met punk, country en indierock als voornaamste ingrediënten. On All Fours is een stuk coherenter, heeft zes songs minder dan het maar liefst negentien liedjes tellende debuut en heeft de balans waar de vier vrouwen wellicht een beetje naar zochten. Evenwicht en eenheid.

On All Fours betekent dat het experiment is ingewisseld voor consistentie. Dat houdt binnen muzikale kaders niet altijd een vooruitgang in, maar in het geval van Goat Girl wel degelijk. Er is opeens sprake van intimiteit. En die kunnen we wel gebruiken in tijden van uitgestorven stamcafés, lockdowns, mondkappen, avondklokken en anderhalve meters afstand. Gelukkig: Goat Girl omarmt de luisteraar plotsklaps.

De gitaar hoeft niet meer meedogenloos te zijn om te imponeren, Goat Girl laat veel elektronica toe en Lottie Pendlebury heeft haar mooiste stem gevonden. De vier hebben hun wilde haren zeker nog niet verloren, al zijn ze wat uitgeraasd. Alles in dienst van het liedje. Betoverende indiepoprock zonder pretenties.

Tijdens het maken van het album werd bij Ellie Rose Davies een vorm van bloedkanker geconstateerd, ze kreeg er corona bovenop. Hoewel ingrijpend, heeft dat niet zijn weerslag gekregen op het geluid van de band. On All Fours is geen zwaarmoedige plaat geworden. Eerder hoopvol en troostend. Een opgewekt, dansbaar nummer als P.T.S.Tea is veelzeggend. Evenals het heerlijk huppelende Sad Cowboy, paradoxaal genoeg, wanneer je op de titel afgaat. Pieter Visscher

 

 

Sivert Høyem – Roses Of Neurosis

Sivert Høyem – Roses Of Neurosis (Hektor Grammofon/It’s All Happening)

Het heeft vijf jaar moeten duren voordat Sivert Høyem muzikaal weer iets van zich liet horen. Een ongebruikelijk lange tijdspanne voor de man die tussendoor (2017) nog wel met het geweldige album Live at Acropolis – Herod Atticus Odeon, Athens op de proppen kwam. Een plaat waarop veel werk voorbijkomt van Lioness, zijn laatste studioalbum dus, uit 2016.

Dat jaar interviewde ik Høyem in Amsterdam en hij liet weten dat de jaren ’80, waarin hij opgroeide, duidelijk zijn sporen hadden nagelaten op Lioness. The Smiths, Roxy Music, Depeche Mode en R.E.M. galmen na op het album. Terwijl PJ Harvey, Bob Dylan en Joni Mitchell ook hun duit in het zakje hebben gedaan.

Voor zijn nieuwste plaat, Roses Of Neurosis, een kleine twintig minuten durende ep gevuld met een vijftal tracks, zijn het met name The Blue Nile, Eurythmics en Kate Bush die Høyem inspireerden. En toch, ook weer, Roxy Music. Høyem ‘martelde’ naar eigen zeggen jarenlang zijn band met geluid van Bryan Ferry en consorten.

Maar Roses Of Neurosis is ook schatplichtig aan de sound van Høyems grote held Leonard Cohen, hoewel je wat beter moet luisteren. De gedragen ballade Archduke komt muzikaal het sterkst in de buurt, al blijven de fluisterzang van Cohen en de meesterlijke bariton van Høyem te allen tijde ver van elkaar verwijderd.

Roses Of Neurosis, opgenomen in zijn geliefde Oslo, kent geen zwakke momenten, en heeft met de werkelijk fenomenale schoonheid van Devotional een van de mooiste liedjes in petto die Høyem ooit op plaat heeft gezet, solo of met Madrugada. Niet in de laatste plaats door de aanwezigheid van een trompet, die zich alsmaar indringender manifesteert. Pieter Visscher

 

TV Priest – Uppers

TV Priest – Uppers (SubPop/Konkurrent)

Alsof het feest in de wereld van de postpunk nog niet groot genoeg is, meldt TV Priest zich ook nog eens aan het firmament. De band debuteert met Uppers en wat een overheerlijk debuut ís dit zeg.

Het Londense kwartet vist in de vijver waar gelijkgestemden als Protomartyr, Pissed Jeans, METZ, Shame, Fontaines DC en IDLES ook hengelen. Een enigszins gemankeerd stemgeluid is dan altijd een pre en wat dat betreft is Charlie Drinkwater een schot in de roos. Hij kermt waar nodig en haalt ook venijnig uit op de juiste momenten. Perfect getimed allemaal. Onderschat die vocale competenties dus niet. Neem een song als Slideshow. Daarin zingt-ie toch echt, met wat pathos op de koop toe. Vooral in het refrein.

Well you never, you never saw it coming
Walking at ya, looking straight backwards
All I can do is talk
All I can do is talk
I thought we’re getting closer but we’re further apart
Well you’re well-fed, in a welfare way
All I can do is talk
All I can do is talk
My god! I’ve never had an original thought.”

Nou, dat valt best mee, want kom maar eens met frases op de proppen die Drinkwater er allemaal uitkraamt. Soms met een kwinkslag. Over het sociale medium Instagram bijvoorbeeld: “My feature wall is outstanding, my craft credentials as good as new, as good as old, as good as fake..”

De synths die TV Priest gebruikt zijn zeker geen vreemde eend in de postpunkbijt. Een song als Powers Of Ten wordt naar een hoger niveau getild. Terwijl synths eigenlijk nergens écht pregnant aanwezig zijn.

Uppers is een heerlijk tegendraadse postpunkplaat, hetgeen het genre sowieso wel kenmerkt. Live moet TV Priest een sensatie gaan worden. Je kunt je nu al verheugen op de wilde pogo tijdens een track als Press Gang. Beuken geblazen. Je raadt nooit waar Journal Of A Plage Year over gaat. Pieter Visscher

Kurt Vile – Speed, Sound, Lonely KV

Kurt Vile – Speed, Sound, Lonely KV (Matador/Beggars)

In de liner notes op de hoes van de ep Speed, Sound, Lonely KV legt Kurt Vile uit hoe enorm gelukkig hij is dat hij heeft kunnen samenwerken met John Prine. Zijn grote muzikale held, die april vorig jaar overleed. How Lucky, een duet mét John Prine, werd in mei 2016 al opgenomen en is nu dus ook op cd en vinyl verschenen. Het doorleefde stemgeluid van de country- en folkartiest matcht uitstekend met dat van Vile.

Ze speelden het al eens live, tijdens een oudjaarsfeest van 2019 naar 2020 in Nashville. Een natte droom voor Vile, die de openingstrack op deze ep, Speed Of The Sound Of Loneliness coverde van Prine. Opvallend is de aanwezigheid van Dan Auerbach op gitaar, alhoewel, Auerbach duikt de laatste jaren op de gekste plaatsen op. In How Lucky en afsluiter Pearls is hij ook van de partij. Afwisselend, op bas, gitaar en percussie.

Kurt Vile kennen we als de voormalig leadgitarist van The War On Drugs, die vooral beroemd werd als soloartiest. Hij heeft al decennialang een lockdownkapsel, waardoor we kunnen spreken van een lockdownkapsel avant la lettre.

Tijdens Viles periode in TWAD opereerde die band nog enigszins in de marge. Vile wilde graag zingen; zijn typerende stemgeluid aan de massa laten horen. Hetgeen geschiedde.

Speed, Sound, Lonely KV volgt op het smakelijke Bottle It In, dat in 2018 verscheen. Speed, Sound, Lonely KV is veel meer dan een tussendoortje, omdat er bijzonder veel liefde voor Prine in doorklinkt. Stiekem hoor je dat Vile extra zijn best doet wanneer hij Speed Of The Sound Of Loneliness zingt. In How Lucky hoor je zelfs wat nervositeit. Zoals een kleine jongen een balletje gaat trappen met zijn held Ronaldo.

Het is mooi om te horen. ‘t Zijn vijf pareltjes die er op deze ep zijn te vinden. Het gevoelige Gone Girl is ook een cover, van wijlen singer-songwriter Cowboy Jack Clement. Prachtig, die achtergrondzang van Pat Mclaughlin, die ook de mandoline bespeelt. Net zo prachtig, alsook vertederend zijn de tekeningen van Viles dochtertje Delphine op de hoes. Ze maakte van haar pa, John Prine en producer David R. Ferguson een soort aliens. Voor herhaling vatbaar.

Het zalvende, wiegende Dandelions, met dezelfde rol voor Mclaughlin en het heerlijk folky countryliedje Pearls zijn typische Vile-songs, voortbordurend op Bottle It In. Een Kurt Vile in zijn huidige vorm schreeuwt al snel om meer en gezien zijn productiviteit te allen tijde kan dat weleens niet zo heel erg lang op zich laten wachten. Nu al zin in. Pieter Visscher

 

Shame – Drunk Tank Pink

Shame – Drunk Tank Pink (Dead Oceans/Konkurrent)

De stap van Charlie Sheen naar Charlie Steen is eigenlijk net zo groot als die ene letter verschil doet vermoeden. Want Charlie kennen we als de acteur die net zo dol is op zijn vak als op de alcohol. In Engeland kom je bij alcoholmisbruik, wanneer je strontlam op je fiets tegen het tuinhekje van de buren bent gereden en er toevallig politie in de buurt is, in de drunk tank pink terecht. Om je roes uit te slapen. U ziet: het is een kleine wereld.

Charlie Steen is de zanger van Shame, dat zo’n drie jaar terug debuteerde met het goed ontvangen Songs Of Praise. Een plaat gevuld met vlotte postpunk. Lekker ontwrichtend, zoals we het zo graag horen in deze muziekhoek. Drunk Tank Pink is dan de lastige tweede, maar dat heb je geen moment in de gaten. Het album haalt zelfs een hoger niveau.

Er werd een andere producer aangetrokken; Dan Foat en Nathan Boddy werden ingeruild voor James Ford, bekend van zijn werk voor onder meer Arctic Monkeys, Foals, Florence and the Machine, Depeche Mode, Haim en Gorillaz. Je krijgt het idee dat Ford een schot in de roos is geweest. Hoewel je het zonder goede liedjes niet redt natuurlijk.

Drunk Tank Pink is diverser. Steen zingt zelfverzekerder, terwijl hij zich op het vorige album nog “My voice ain’t the best you heard“, liet ontvallen. Stukje zelfspot, dat de flair en bluf van de band best wel typeert. Ze zijn nog altijd hartstikke jong, terwijl met Drunk Tank Pink het tweede zeer volwassen album is afgeleverd. Dreigend gitaarwerk, meezingbare refreinen, onverwachte wendingen en wat woede her en der, terwijl er met Human, For A Minute ook even gas wordt teruggenomen. Om met het knallende, nog geen twee minuten durende Great Dog het pedaal meteen weer meedogenloos in te trappen:

Another young girl and another young guy
Another blue shirt and another red tie
A good writer writes, a great writer steals
A good dog sits but a great dog heels

I take another walk with you.”

Zit je er even doorheen tijdens de quarantaine, zuigt de lockdown je mentaal leeg, ging je na 21 uur nog altijd even zwemmen, maar haalt de avondklok je nu uit dat ritme? Zet Drunk Tank Pink op! Volumeknop lekker een flinke slag naar rechts en je zit vrij snel een stuk beter in je vel (dat rijmt). Op naar de derde golf! Pieter Visscher

King Gizzard & The Lizard Wizard – KG

King Gizzard & The Lizard Wizard – KG (Universal/Caroline)

In 2012 je eerste plaat uitbrengen en inmiddels is de zestiende (!) verschenen. Je kunt van King Gizzard & The Lizard Wizard toch moeilijk zeggen dat het gasten zijn die maar wat op de bank hangen en videospelletjes spelen. Geen tijd voor.

Een bijzonder gezelschap uit Melbourne, dat met het eenvoudigweg KG getitelde nieuwe kunststukje enigszins voortborduurt op een eerdere plaat, het uit 2017 afkomstige Flying Microtonal Banana. In dat jaar, het productiefste van de band, verschenen maar liefst vijf (!) studioalbums. Je zou dat absurd productief kunnen noemen en dat doen we dan ook. En hoewel kwantiteit niets zegt over kwaliteit lijdt die daar niet eens onder.

Op Flying Microtonal Banana werd gekleurd buiten de westerse rockkaders en daar wordt op KG op voortgeborduurd. Een snaarinstrument als de baglama, populair in Turkije, de Balkan en Griekenland wordt bijvoorbeeld ingezet in Minimum Brain Size, waarin ook een fluit en de sitar worden gebruikt. Hoewel de gitaar ook hier de hoofdrol pakt in de psychedelische rock van het Australische zestal, geeft de nieuwe muzikale rijkdom zonder meer extra cachet aan het geluid van de band.

De sitar komt nog wat prominenter naar voren in Straws In The Wind, dat lekker rauw geproduceerd is, waardoor je haast het idee hebt dat je er live bij bent. Dat livegevoel dat we zo goed kunnen gebruiken vandaag de dag. Een fluit, huppelend op allerhande percussie en harmonica doen ook hun best om het oosterse sausje nog wat verder uit te smeren.

Volgens multi-instrumentalist Stu McKenzie, die de plaat ook produceerde, werd de band als gevolg van de pandemie gedwongen hun vaste werkwijze om te gooien en hadden ze voor elk nummer meerdere opnamesessies nodig. “It’s almost like an album that normal people make”, grapt-ie over KG, dat het meest mystieke album is dat door de band op plaat is gezet. Met het retedansbare Intrasport, waarin een mellotron een van de hoofdrollen bekleedt, gaat het dak er ook nog eens af.  Pieter Visscher