Pinguin Radio en de Volkskrant slaan de handen ineen voor een maandelijkse radio-uitzending waarin de luisteraar bij de hand wordt genomen langs de beste albums en de beste tracks van het moment.
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
De Kroniek der betere Popmuziek
Tekst Robert van Gijssel
Het plaatjaar begint zoals gewoonlijk rustig; weinig grote popreleases in januari, maar pas op, veel parels links en rechts van de mainstream. Alsof we het jaar aarzelend begroeten met de bescheiden tokkelende pracht van het oer-instrument van de popmuziek. De gitaar.
Die speelt natuurlijk de hoofdrol in de country, folk en americana, die ons de afgelopen weken werkelijk om de oren vlogen. In rijke roots- en popgeschiedenis geaarde muziek uit, uiteraard, de Verenigde Staten. Maar ook uit Zweden. En Nederland.
Tim Knol trapt 2018 af met een plaat die het hele jaar op de draaitafel kan blijven liggen en het waarschijnlijk wel volhoudt tot in de eindejaarslijstjes – ja, die beginnen we maar vast weer in te vullen. Cut the Wire is een prachtige, beheerste songwritersplaat waarop de zoete stem van Knol kan schitteren en toch ook wat herinneringen ophalen aan het beste werk van Daryll Ann. Natuurlijk ook omdat Knol weer terzijde wordt gestaan door gitarist Anne Soldaat van die band.
De melodieën van gitaar en stem kringelen om elkaar heen, in het wel zeer toepasselijk getitelde Sweet Melodies. En in het bijna feeërieke nummer Weight of Clouds, dat zich al na een keer luisteren nestelt in een plekje vlak naast je hart. Wat een topplaat.
Uit de geboortegronden van de popmuziek, en dus de zuidelijke delen van de Verenigde Staten, komt de fris gedouchte countryjongen Tyler Childers tot ons met een vrij traditionalistische countryplaat genaamd Purgatory. Childers kan tot het kamp van de aloude ‘outlawcountry’ van Waylon Jennings en Willie Nelson worden gerekend, omdat hij scherp snijdende en lichtelijk onaangepaste country maakt, voorzien van nogal rebelse teksten. Het nummer Whitehouse Road bijvoorbeeld, een echte countryradiohit in wording, is een ode aan de cocaine en andere witte poeders, en dus het snelle leven op de linkerweghelft. De refreinen zijn stuk voor stuk meezingers en Purgatory is dus een echte feestplaat. Niet moeilijk doen, maar countryrocken.
Dat doet de Amerikaanse Ben Miller Band ook, op de volwassenwordingsplaat Choke Cherry Tree. Ben Miller is al jaren een rootsfestivalfavoriet omdat de shows van de band rond Ben Miller erg enerverend zijn. De band begon een beetje als novelty-act, met zelfgebouwde instrumenten en een basgitaar met een wastobbe als klankkast, maar op de nieuwe plaat bewijst Miller vooral een erg goede songwriter te zijn. De arrangementen zijn avontuurlijk, zeker als de band zich laat begeleiden door strijkers, in de nummers Lighthouse en Mississippi Cure. Een dwingende tip, deze Ben Miller Band. Luister zelf.
En pik dan ook even de verrassend goede rootspopplaat van de Zweedse zussen Klara en Johanna Söderberg alias First Aid Kit mee. En de uitmuntende en erg toegankelijke metalplaat Down Below van de ook al Zweedse band Tribulation, die begonnen is aan een grote internationale doorbraak.
Beluister dit alles en meer, in de Volkskrant Radio-podcast op Pinguin radio.
Shame – Song of Praise, Ben Miller Band – Choke Cherry Tree, Kacy & Clayton – The Siren’s Song, Tyler Childers – Purgatory, Tim Knol – Cut the Wire, Case Mayfield – Egomaniac, First Aid Kid – Ruins, Robert Finley – Going Platinum, Tribulation – Down Below en Watain – Trident Wolf Eclipse.
Elke eerste maandag van de maand op Pinguin Radio van 20:00 tot 22:00 uur de beste tracks van de beste albums van het moment samengesteld door de muziekredactie van de Volkskrant. Deze editie hebben we overigens de beste albums van het afgelopen jaar voor je geselecteerd.
De kroniek van de nieuwe muziek
Lees hieronder alle cd-reviews van de albums van het moment volgens de redactie van de Volkskrant.
—
Shame – Song of Praise (Dead Oceans/Konkurrent)
Eindelijk weer een Britse gitaarrockband die de luisteraar doet opveren. Uit Brixton komen vijf jongens die zichzelf Shame noemen en de eerste goede rockplaat van 2018 voor hun rekening nemen.
Door: Gijsbert Kamer 12 januari 2018
Songs of Praise is stevig geworteld in het postpunkgeluid waarin vooral de Britten begin jaren tachtig goed waren. Zanger Charlie Steen sneert meer dan hij zingt en klinkt soms als een nazaat van The Falls Mark E. Smith. En dan zijn er nog die ijzige, guur afgestemde gitaarpartijen, die herinneringen oproepen aan al dan niet vergeten bands als Killing Joke en The Chameleons.
Maar Shame appelleert niet alleen aan nostalgische sentimenten bij de generaties ouder dan zij, daarvoor zijn de songs te eigenzinnig en de teksten te brutaal. ‘I like you better when you’re not around’, zingt Steen in Tasteless. Een liedje dat zo op het laatste album van het ook al zo geweldige Protomartyr had kunnen staan.
Het mooiste nummer, Angie, bewaart Shame voor het laatst. Zeven minuten duurt het en de dreiging wordt met de minuut sterker.
Meanderende gitaarakkoorden, zanger Steen die zich even inhoudt en zich al murmelend een weg baant om dan helemaal los te komen. Zijn wanhoop en verlangens worden overtuigend verklankt. Eindelijk, zeggen we dan. Eindelijk is er weer eens een jong Brits gitaarbandje dat echt nieuwsgierig maakt naar hoe het zich verder zal ontwikkelen.
Ben Miller Band – Choke Cherry Tree (New West Records/Pias)
De Amerikaanse Ben Miller Band uit Joplin in de staat Missouri begon ruim tien jaar geleden als gadgetband, met zelfgemaakte instrumenten uit de voorraadschuur, zoals een bas gebouwd op een wastobbe, met een bezemsteel en een fietsband als snaar. Maar het stadium van leuke novelty-act op een festival is de band allang voorbij. Het kwartet toerde vijf jaar geleden de wereld over met ZZ Top en bouwde zo een flinke fanbase op, want vooral de concerten zijn meeslepend. Ook omdat het liedwerk van Miller gewoon goed is.
Door: Robert van Gijssel 26 januari 2018
Op Choke Cherry Tree wordt stevig in de zuidelijke Amerikaanse rootstraditie gegrepen. Met stompende, rauw scheurende gitaarblues in Big Boy, waar zo te horen de hellehonden achteraan rennen. Maar opvallend genoeg ook in zachtzinniger folk- en cajunsongs als Trapeze, waarin zanger Miller het goed doet als verteller.
De mannen en dame zitten niet vast in americanahokjes, dat blijkt wel uit het opmerkelijkste nummer van deze plaat: Akira Kurosawa. Inderdaad, over de Japanse cineast, voor wie Ben Miller kennelijk een diepe fascinatie koestert. Origineel. Net als de toevoeging van een cello en zelfs een compleet strijkorkest aan het plattelandsinstrumentarium, in bijvoorbeeld het tranentrekkende nummer Lighthouse en het slotnummer Mississippi Cure. Dat liedje valt nog het beste te omschrijven als een neoklassiek Randy Newman-lied. De arrangementen rond de meerstemmige zangpartijen zijn prachtig. Er zit nog heel veel groei en avontuur in deze band, die vooral serieus genomen wil worden, ver voorbij de wastobbe.
Kacy & Clayton – The Siren’s Song (New West Records/Pias)
De muziek van het Canadese duo Kacy & Clayton klinkt alsof ze komt overgewaaid vanuit de Laurel Canyon, die groene wijk in de heuvels rond Hollywood waar de hippies in de jaren zestig bloemen plukten uit de prinsessenhof van Joni Mitchell. Kacy Anderson en Clayton Linthicum, nicht en neef, maken op traditionalistische wijze gemengde folk en country, en zij doen dat zo aardig dat bijvoorbeeld Jeff Tweedy van de bands Wilco fan is geworden. Tweedy produceerde het album The Siren’s Song, dat in de Verenigde Staten al een paar maanden uit was, maar vanaf deze week ook in Nederlandse platenzaken ligt.
Door: Robert van Gijssel 19 januari 2018
De stem van Kacy Anderson, die ook viool speelt, is het beste verkoopargument van het duo: een melodieus meanderende, zachtzinnige vertelstem met engelachtig vibrato, die sprookjesliedjes als het titelnummer de juiste psychedelische lading weet mee te geven: ‘On that shining crystal shore, my eyes did squint to see, three pairs of scarlet lips, singing harmony.’ Als gitarist Clayton Linthicum de bescheiden tweede stem laat volgen in refreinen met flarden close harmony, klinken Kacy & Clayton weldadig.
Het wordt minder als Linthicum de hoofdrol op zich neemt. Hij is een gemiddeld begaafde zanger en dat wreekt zich in het liedje White Butte Country, waarin de lage tonen echt even uit het spoor lopen. Maar slaan we dat nummer over, dan hebben we hier toch een mooi nostalgisch folkplaatje te pakken.
Tyler Childers – Purgatory (Thirty Tigers/ Bertus)
Het platenjaar begint met een aangename rootsverrassing. Tyler Childers uit Kentucky – een kind dus uit de kraamkamers van de Amerikaanse country – is een protegé van de zanger Sturgill Simpson, maar kan uitstekend op eigen benen staan.
Door: Robert van Gijssel 5 januari 2018
Zijn album Purgatory, dat nog wel deels door Simpson is geproduceerd, verwijst naar de onaangepaste countrytijden van Willie Nelson en Waylon Jennings, met door bitse gitaren gegeselde liedjes. Zeer enerverende liedjes, die vooral werken als ze hard uit de autoradio knallen.
Elke track is even opwindend, dankzij de knauwende en soms subtiel overslaande stem van Childers, het jankende samenspel van violen, steelgitaar en hakkende banjo’s en vooral de meezingrefreintjes in fantastische samenzang.
Childers en band gaan geen hippe experimenten aan en blijven trouw aan de ‘outlawcountry’ uit de jaren zeventig. Ook in de teksten, want die zijn behoorlijk rebels. Childers zingt over alcoholisme, moord, ondiepe graven en brute bargevechten, overigens in een welbespraakte en poëtische stijl. En het kwaadaardig rockende topnummer Whitehouse Road lijkt een loflied op de geneugten van Colombiaanse poeders. ‘We been sniffin’ that cocaine, ain’t nothing better when the wind cuts cold. Lord, it’s a mighty hard livin’, but a damn good feelin’ to run these roads.’
Er zijn verschillende manieren om binnen de lijntjes te blijven, wil Childers maar zeggen. Een wild maar onweerstaanbaar countryfeestje.
Tim Knol – Cut the Wire (Excelsior) Het was 2015 en Tim Knol was Tim Knol even zat. Na drie albums onder zijn eigen naam, waarvan het laatste (Soldier On uit 2013) toch ook minder teweegbracht dan de twee voorgangers, maakte hij een plaat met zijn garagebandje The Miseries en leek hij liever zijn fotocamera op te pakken dan zijn akoestische gitaar.
Door: Menno Pot 19 januari 2018
Nu is hij terug met Cut the Wire en hoera: er is (ook voor de maker zelf) weer alle reden om van Tim Knol te houden. Niet omdat hij weer klinkt als op zijn eerste albums, maar juist omdat hij een nieuw, prachtig licht popgeluid smeedde: een bandsound, maar lichtvoetiger dan die van The Miseries. Je hoort duidelijk de hand van Anne Soldaat, zijn trouwe metgezel.
Al na een minuutje van het prachtige openingslied Whispering Heart weet je dat het goed zit: de frisheid is terug in de wiegende, elegante melodieën die Knol zo mooi kan schrijven én met zijn heldere stem prachtig kan inkleuren (Weight of Clouds!).
Hoe opbeurend het ook allemaal klinkt, Cut the Wire is bij vlagen ook een afrekening: met het verleden, de verwachtingen en zichzelf.
Gewoon mooie muziek maken, dat is nu het devies, maar hij doet hier meer dan dat. Het is alsof we Tim Knol op Cut the Wire voor het eerst echt in zijn hart mogen kijken, tot in een roerende ode aan zijn oma aan toe.
Case Mayfield – Egomaniac (BackStage Hotel Records) In tien jaar is het BackStage Hotel aan de Leidsegracht uitgegroeid tot een centrale plek en ontmoetingsplaats in de Amsterdamse muziekscene: muzikanten die in de poptempels Paradiso en de Melkweg optreden logeren er, lokale muzikanten treden op in de bar.
Door: Menno Pot 19 januari 2018
Nu is ‘BackStage Hotel’ ook een platenlabel, met het vierde album Egomaniac van singer-songwriter Case Mayfield als eerste uitgave.
Het liet langer op zich wachten dan we van Mayfield (echte naam: Kees Veerman) gewend zijn: ‘Ik was klaar met de muziek en de muziek met mij’, zegt hij in het meegeleverde persbericht. Dat moet nu van beide zijden voorbij zijn, want Egomaniac biedt ons alles wat Case Mayfield bijzonder maakt: onorthodox, intuïtief gitaarspel, meanderende melodieën en die licht hese stem, die nu eens teder en dan weer hysterisch of ronduit agressief kan klinken.
De mensen van het BackStage Hotel-label wisten Case Mayfield weer aan het schrijven te krijgen en hebben de Nederlandse popmuziek daarmee meteen al een eerste belangrijke dienst bewezen.
First Aid Kid – Ruins (Sony Music)
Het leek er op, bij Klara en Johanna Söderberg, dat de twee Zweedse zusjes Amerikaanser klonken dan menig americana-zangeres. En het was ook op, zo lezen we in een schrijven bij hun vierde album Ruins. Ze waren klaar met elkaar en met de wat sobere country-folk waarmee ze in vijf jaar naam maakten. Maar ze hebben zichzelf herpakt en komen terug met een vollere popsound, waarbinnen gelukkig volop ruimte blijft voor hun prachtige samenzang.
Die dubbele snik blijft fraai in liedjes als It’s a Shame en To Live a Life. Net als de pedal steel die af en toe opduikt. Het popgeluid past First Aid Kit prima. Het schuurt een beetje tegen dat van HAIM en zelfs Fleetwood Mac aan. Mooi gedaan.
Robert Finley – Going Platinum (Easy Eye/Warner) Een mooi decembersprookje diende zich nog even aan in de vorm van Goin’ Platinum, het tweede album van Robert Finley, een zanger/gitarist uit het zuiden van de Verenigde Staten.
Door: Gijsbert Kamer
Het is het tweede album van de 64-jarige muzikant, en zijn eerste op Easy Eye, het label van Black Keys-zanger Dan Auerbach. Die nam de zo goed als blinde Finley onder zijn hoede nadat hij vorig jaar diens debuut Age Don’t Mean A Thing hoorde.
Auerbach haalde de als straatmuzikant de kost verdienende zanger naar zijn studio in Nashville en omringde hem door een uitgelezen groep sessiemuzikanten, onder wie de legendarische gitarist Duane Eddy.
De gewezen timmerman blijkt te beschikken over een diep doorleefde, soms vilein krakende bluesstem. Meteen in het eerste nummer trekt hij een scheur open waar Tom Jones jaloers op zou zijn. Er klinkt dezelfde jubel in door als waarmee de zanger uit Wales ooit naam maakte. Maar Finley kan ook in een diepe blues verzinken, vaak begeleid door een subliem dameskoortje.
Eigenlijk onbegrijpelijk dat Finley nu pas zijn talenten met de buitenwereld deelt. Wat een geluk dat Dan Auerbach zijn pad kruiste, die ook nog een door merg en been gaande kopstem aan de zanger wist te ontlokken.
Tribulation – Down Below (Century Media Records/Sony) Het mooiste aan Down Below: het is een echt album. Met pakkende, snelle openingssongs, een instrumentaal droomstuk (Purgatorio) en een paar finale klappers naar het einde toe.
Door: Robert van Gijssel 2 februari 2018
Als beginnend metalbandje wilde Tribulation een jaar of tien geleden vooral indruk maken op de honderd meter: snelle riffjes, turbodrums, grommende vocalen uit de abattoirs van de death en black metal. Niets bijzonders.
Dat werd Tribulation pas toen het slachtafval bij de weg werd gezet en de Zweden begonnen aan een esthetische renaissance van eigenlijk pure hardrock. Het doorbraakalbum The Children of the Night uit 2015 greep vele metalheads al bij de keel, en opvolger Down Below voert de ontroering nog een tandje op.
De grommende, eentonige stem van Johannes Anderson is gebleven – en die zangstijl moet je dus wel liggen – maar het is opmerkelijk hoe de zanger en bassist met zijn gegrauw toch pakkende refreintjes weet te vormen.
Dat gebeurt al meteen in het openingsnummer The Lament, dat je ook ogenblikkelijk in de zwelgende gitaarpracht van deze plaat trekt; melodieus en episch, en halverwege de song evoluerend in stoere progrock.
De arrangementen zijn nog gefundeerder dan op de voorganger, en krullen in een laagdrempelig, gothic hardrockliedje als Nightbound alle kanten op. Soms scheert Tribulation langs de kitscherige randen van de Viking metal, maar steeds als je de wenkbrauwen fronst, neemt de band weer een afslag. Het liefst naar klassieke en psychedelische gitaarrock uit de jaren zeventig, maar op Cries of the Underworld ook naar het modern-klassieke werk van landgenoten Ghost.
Het mooiste aan Down Below: het is een echt album. Met pakkende, snelle openingssongs, een instrumentaal droomstuk (Purgatorio) en een paar finale klappers naar het einde toe; het sierlijk uitgetekende gitaarepos The World en de zwaar gestapelde slotthriller Come, Become, to Be, waarin de unisono kringelende gitaartjes van de Eindhovense legende The Devil’s Blood om de hoek kijken.
Watain – Trident Wolf Eclipse (Century Media/ Sony Music) Dilemma voor een band die streng in de leer wil zijn: blijf je trouw aan de in marmer gebeitelde regels van het genre, van bijvoorbeeld de tegenwoordig weer best hippe black metal, dan val je in herhaling. Rek je de grenzen op, dan word je door het sektarische deel van de aanhang uitgezwaaid. Want dan ben je niet langer authentiek, of ‘true’.
Door: Robert van Gijssel 12 januari 2018
Het Zweedse Watain heeft met dit dilemma geleefd. De band gold de afgelopen decennia als een van de voornaamste – en geliefdste – verspreiders van de ware en compromisloze black metal. Platen als Casus Luciferi (2003) en Lawless Darkness (2010) ramden de nare boodschap erin bij stroef doorratelende drums, krijsende gitaren en de luguber grauwende stem van Erik Danielson. Klassiek spul voor de liefhebbers.
In 2013 probeerde het trio toch eens iets anders, op The Wild Hunt. Maar de akoestische gitaren, geijkte rockriffjes en ballads maakten van Watain ineens een vrij slechte metalband zonder smoel. Op opvolger Trident Wolf Eclipse klinkt Watain waarachtiger dan ooit, en dus lekker lomp beukend in een modderige draaikolk van kabaal. De productie is asgrauw en ondoordringbaar, de schreeuwende declamaties zijn monotoon en verkillend, in bijvoorbeeld The Fire of Power: ‘Who do not fear to walk the way the vultures fly, towards destruction and doom, arms outstretched and willingly consumed.’
Hard en vies, zoals we Watain kenden. De band klinkt op het eerste gehoor wat eenvormig, maar wie zich overgeeft aan het muzikale onheil, vindt in de roffelende metal toch voldoende haakjes en stoere riffs die knap worden uitgebouwd tot een gierende bak punkherrie (Pandemoniac). Of razendsnel en destructief samenspel van drums en gitaren in Towards the Sanctuary. Zo blijkt de vertrouwde omgeving van de gure satanskerk voor Watain toch nog lang niet uitgewoond.
—
Luister hier naar de vorige editie! Volkskrant Radio – januari 2018
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
Pinguin Radio en de Volkskrant slaan de handen ineen voor een maandelijkse radio-uitzending waarin de luisteraar bij de hand wordt genomen langs de beste albums en de beste tracks van het moment. Deze editie hebben we overigens de beste albums van het afgelopen jaar voor je geselecteerd.
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
Mount Eerie – A Crow Looked At Me, Oumou Sangaré – Mogoya, Future Islands – The Far Field, Emptiness – Not For Music, Kendrick Lamar – Damn, Converge – The Dusk in Us, Vince Staples – Big Fish Theory, Peter Perrett – How The West was Won, King Krule – The Ooz, LCD Soundsystem – American Dream, Thundercat – Drunk en The War on Drugs – A Deeper Understanding.
Elke eerste maandag van de maand op Pinguin Radio van 20:00 tot 22:00 uur de beste tracks van de beste albums van het moment samengesteld door de muziekredactie van de Volkskrant. Deze editie hebben we overigens de beste albums van het afgelopen jaar voor je geselecteerd.
De kroniek van de nieuwe muziek
Lees hieronder alle cd-reviews van de albums van het moment volgens de redactie van de Volkskrant.
—
Mount Eerie – A Crow Looked At Me
De titel van de plaat zegt veel over het levensgevoel dat door de liedjes van Mount Eerie drijft. De Amerikaanse zanger-gitarist Phil Elverum, zijn echte naam, zingt over zijn aan kanker overleden echtgenote, en hij doet dat zo verbluffend goed en aangrijpend dat iedereen er stil van zou moeten worden. Teder en timide, emotioneel en intiem. En dat bij indrukwekkend directe teksten: ‘Death is real. Someone’s there and then they’re not, and it’s not for singing about.’ Zo worden wij op wonderlijke wijze deelgenoot van Elverums verdriet.
Oumou Sangaré – Mogoya
Oumou Sangaré was de afgelopen tien jaar een beetje een Malinese diva in ruste. Ze deed vooral zaken, en goede ook. Maar de kunst begon kennelijk weer te knagen aan het liedjesbrein, want Sangaré herpakt zich op de kracht gevende topplaat Mogoya. Zij laat haar liedjes in aanstekelijke pop en psychedelica verpakken door de Franse producers van het collectief Albert. En zingt zoals zij dat altijd heeft gedaan: gedecideerd, messcherp articulerend en in de opstijgende toonladders van een magische schoonheid.
Future Islands – The Far Field
Het Amerikaanse indietrio Future Islands wordt bij iedere plaat beter. De liedjes worden steeds nauwkeuriger uitgewerkt; het geluid, dat herinneringen oproept aan de glorieuze newwave-tijd, wordt steeds verzorgder. Maar de grootste troef is de intense voordracht van frontman Sam Herring, die voortdurend op het randje van de waanzin lijkt te balanceren. Een stevig doormarcherende prachtplaat.
Emptiness – Not For Music
De Belgische cultband Emptiness was ooit gewoon een raggend blackmetalbandje. Vergeet die verleden tijd. De plaat Not For Music is een uitpuilend klankenkabinet, dat over je heen dondert bij sissende en fluisterende spookstemmen. Metal? Nou nee. Emptiness componeerde eerder een geheel stijlvrije maar pikzwarte symfonie van onheilstijdingen, waarin steeds meer sprankelende gitaarwondertjes zijn te ontdekken. Oneindig treurig en bloedjemooi.
Kendrick Lamar – Damn
Twee jaar geleden lachte Kendrick Lamar ons toe vanaf de eerste plek van de Lijst van 50, met zijn meesterwerk To Pimp a Butterfly. Met de opvolger Damn betreedt hij opnieuw de toptien van vrijwel alle jaarlijsten wereldwijd. Lamar heeft de jazz wat verlaten en klinkt op Damn lichtvoetiger en transparanter. Maar luister nu eens naar dat eenvoudige maar schitterende gitaarmotiefje in het nummer Pride. Zó mooi.
Converge – The Dusk in Us
Wat kan keiharde muziek soms toch breekbaar en ontroerend zijn. De Amerikaanse band Converge maakt al een jaar of twintig onverstoorbaar hardcoreherrie, maar bereikt op The Dusk In Us een ongekend hoog niveau. De liedjes zijn puur en getergd, de energie die loskomt rond de in elkaar stekende gitaren is elektrificerend. Zanger Jacob Bannon schreeuwt dat we niet elkaar, maar de monsters in ons eigen hoofd moeten bestrijden. Goed punt.
Vince Staples – Big Fish Theory
Vince Staples weet de hiphop op zijn plaat Big Fish Theory weer een nieuwe kant op te duwen. Zijn raps zijn ingebed in een volledig elektronische klank, van bijvoorbeeld de danceproducer Flume, en daarmee klinkt Staples fantastisch. Dat hij een geweldige rapper is, wisten we al. Maar dat hij met succes zo’n compleet nieuw geluid aan zijn hiphop geeft, is toch verrassend.
Peter Perrett – How The West was Won
De Britse newwave-rocker Peter Perrett, bekend van The Only Ones uit de jaren zeventig, ontwaakte uit een decennia durende drugsroes. Met een ontroerende plaat, die min of meer bedoeld is als ode aan zijn vrouw. Een haarfijn liedjesalbum met melancholieke gitaarsongs vol authentieke liefdeslyriek, ironische observaties en uiteraard ook best wat zwartgallige overpeinzingen.
King Krule – The Ooz
Archy Marshall alias King Krule is een rusteloze jonge neobeatnik die ons met jazzrap, hiphop, punk en druipende soundscapes meesleept naar de straten van Londen. En dan natuurlijk niet de vrolijkste straten. Op The Ooz weet je soms niet wat je hoort: hiphop uit een angstdroom, gemengd met vage nachtclubjazz en liftmuziek uit vervlogen tijden. Poëtisch, intrigerend, en gewoon ook ontzettend leuk.
LCD Soundsystem – American Dream
LCD Soundsystem van James Murphy werd een paar jaar geleden opgedoekt, en direct daarna weer bijeengebracht. De fans begrepen het allemaal niet meer zo. Maar na deze ‘comebackplaat’ klaagt niemand meer over de grilligheid van frontman Murphy. Op American Dream koppelt hij de paranoia van onze tijd aan zijn eigen angsten en ellende, verlies en aftakeling. Bij ijzingwekkend mooie muziek vol hypnotiserende synths en ontregelende gitaren.
Thundercat – Drunk
De zanger-bassist Thundercat is vanuit de jazz en funk opgetrokken richting soepele soul en softrock. En dat is best goed nieuws. Thundercat zingt steeds beter en de liedjes zijn strak gecomponeerd. De gastbijdragen van rappers als Kendrick Lamar en Wiz Khalifa zijn ook nog eens raak, en dus hebben we hier te maken met een heerlijk wegluisterend topplaatje.
The War on Drugs – A Deeper Understanding
Een bedwelmend album van een band die rockende sereniteit tot grootste gitaarkunst heeft verheven. De liedjes van de Amerikaanse indieband The War on Drugs, over vertwijfeling en vergankelijkheid, zijn nog weidser en melancholieker dan voorheen. Muziek voor bij een Amerikaanse roadmovie in sepiakleuren.
Luister hier naar de vorige editie! Volkskrant Radio – december 2017
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
Pinguin Radio en de Volkskrant slaan de handen ineen voor een maandelijkse radio-uitzending waarin de luisteraar bij de hand wordt genomen langs de beste albums en de beste tracks van het moment.
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
Lilly Hiatt – Trinity Lane, Sharon Jones & the Dap Kings – Soul of a Woman, Mavis Staples – If All I was, was Black, U2 – Songs of Experience, Daniele Luppi & Parquet Courts – Milano, Broederliefde – We Moeten Door, Fever Ray – Plunge, Gord Downie – Introduce Yerself, Converge – The Dusk In Us en Amenra – Mass VI.
Elke eerste maandag van de maand op Pinguin Radio van 20:00 tot 22:00 uur de beste tracks van de beste albums van het moment samengesteld door de muziekredactie van de Volkskrant.
De kroniek van de nieuwe muziek
Lees hieronder alle cd-reviews van de albums van het moment volgens de redactie van de Volkskrant.
—
Lilly Hiatt – Trinity Lane (New West Records/PIAS) De zangeres Lilly Hiatt is al tijden uit de voetsporen van haar vader John getreden. Toch spelen haar jeugd en dus de relatie met haar pa een grote rol in haar muziek. Zo ook op haar mooie derde plaat, Trinity Lane.
Door: Robert van Gijssel 17 november 2017
Hiatts moeder pleegde zelfmoord toen haar dochter 1 was en de zangeres probeert het verlies en de gevolgen daarvan nog altijd te verwerken in bijvoorbeeld de gevoelige countryballade Imposter. Vader vluchtte vooral in zijn werk, zo blijkt uit de wrange songtekst: ‘I know you spent all those years out on your tour bus, never took a lot of time to stop and think, about what would have happened to us.’
Eerlijke en harde woorden. Maar Hiatt sluit het lied vergevingsgezind af: ‘She’s never coming back, I think we both know that. I count on you, I count on you.’
Hiatt zingt ijl en onopgesmukt en dat zet haar persoonlijke teksten extra kracht bij. Haar stemgeluid doet soms denken aan de laconieke rock-‘n-roll van Nikki Lane, vooral in soepel rockende rootspopliedjes. De dood van haar held Bowie bracht Hiatt tot ernstige bespiegelingen over een verloren relatie. Origineel en scherp, net als het venijnig solerende gitaartje in dit nummer.
Trinity Lane verscheen eind augustus al in de Verenigde Staten en ligt nu eindelijk in de Nederlandse cd-winkels. De plaat is de moeite waard.
Sharon Jones & the Dap Kings – Soul of a Woman (Daptone/V2) Precies een jaar geleden overleed Sharon Jones aan alvleesklierkanker. Ze is tot op het laatst blijven zingen, probeerde nog zoveel mogelijk op te treden en wanneer de tijd en gezondheid het toelieten, ging ze de studio in om nieuwe liedjes in te zingen.
Door: Gijsbert Kamer 17 november 2017
Die zijn voor het merendeel geschreven door Neal Sugarman en Gabriel Roth (Bosco Mann), de mannen achter haar platenlabel Daptone. Het label dat haar begin deze eeuw op haar 45ste een late, maar fraaie carrière bezorgde. En die veel te vroeg eindigde.
Hoezeer dat nog altijd is te betreuren, blijkt op het nu postuum verschenen Soul of a Woman – misschien wel het meest doorleefd klinkende album dat Jones heeft opgenomen.
Van het aanvankelijke plan een album met groot orkest te maken, is uiteindelijk afgeweken. Wel wordt de tweede helft van Soul of a Woman gevuld met groots gearrangeerde ballads, terwijl de wat meer gepeperde felle songs aan het begin staan.
Wat had ze toch een geweldige band, denk je wanneer ze in Matter of Time en Sail On haar krachtige soulstem opzet. Gitarist Binky Griptite vervult in veel nummers de hoofdrol. Zoals in het mooi klein gehouden Pass Me By.
Alles wordt aan het eind nog één keer uit de kast getrokken voor het enige door Jones zelf geschreven liedjes Call on God. Een diepe gospel die zo intens wordt gezongen dat je Jones bijna voor je ziet, kloppend aan de hemelpoort.
Mavis Staples – If All I was, was Black (ANTI-/Epitaph) Voor de derde achtereenvolgende keer liet soul- en gospelvedette Mavis Staples haar album produceren door Jeff Tweedy van de band Wilco. If All I Was Was Black markeert een voorlopig hoogtepunt van die samenwerking.
Door: Gijsbert Kamer 17 november 2017
Voor het eerst componeerde Tweedy alle liedjes speciaal voor een album van Mavis Staples (78) en behalve als gitarist in de meeste nummers is hij in Ain’t No Doubt About It ook te horen als zanger.
Een prachtig liedje, dat zo van Wilco had kunnen zijn. Veel andere nummers lijken geschreven met de legendarische Staples Singers in gedachten. Gospel vermengd met soul en een beetje pop, zoals zij dat in de jaren zestig in liedjes als I’ll Take You There en Respect Yourself zo meesterlijk over het voetlicht brachten.
De liedjes op If All I Was Was Black zijn kleiner, Staples zingt wat lager maar de urgentie is niet minder dan destijds. Tweedy’s teksten zijn ingegeven door de actualiteit van een steeds onverdraagzamer en ongelijker Amerika. Mavis Staples maakt zich die zorgen knap eigen op een prachtig ingetogen, sober maar raak geproduceerd album.
U2 – Songs of Experience (Island) U2 had met hun veertiende studio-album iets goed te maken. Niet alleen was hun vorige plaat Songs Of Innocence (2014) muzikaal ondermaats, ook de manier waarop het ongevraagd miljoenen iTunes-bestanden werd ingeduwd leverde het Ierse viertal veel kritiek op.
Door: Gijsbert Kamer 30 november 2017
De band heeft de kritiek ter harte genomen. Het leek Bono, The Edge, Adam Clayton en Larry Mullen Jr. zelfs onzeker te maken. Aan de opvolger Songs Of Experience is niet alleen lang gewerkt, het verschijnen ervan werd ook regelmatig uitgesteld, alsof U2 het juiste moment maar niet kon vinden.Met de plaat al op de plank werd er eind vorig jaar eerst nog even een wereldtournee uit de grond gestampt, gewijd aan het 30 jaar geleden uitgebrachte The Joshua Tree – misschien wel de beste U2-plaat ooit. Er werden nieuwe liedjes uitgeprobeerd, maar die hadden het effect van een emmer ijswater op het vreugdevuur dat de uitvoering van The Joshua Tree nog altijd bleek te zijn.
Zat de popwereld nog wel op een nieuwe U2 te wachten? Het is een vraag die de band zich ongetwijfeld gesteld moet hebben. Na een paar weken intensief naar Songs Of Experience geluisterd te hebben, kan in ieder geval worden vastgesteld dat U2 een van hun betere platen heeft gemaakt.
Even is het schrikken als in het eerste nummer Bono zijn stem elektronisch vervormt. Autotune mag hip zijn onder rappers en indie-artiesten als Bon Iver; Bono horen we toch liever gewoon zingen. Maar het trucje blijft tot Love Is All We Have Left beperkt. De stemmige synths zijn hier op zijn plaats, waar op Songs Of Innocence alle gelaagdheid in de productie nogal potsierlijk was, lijkt ieder door diverse producers aangedragen geluidje hier weloverwogen en raak.
Met de wetenschap dat ‘love is all we have left’ voert Bono, die het hele album sterker zingt dan ooit, de luisteraar mee. Lights Of Home heeft niet alleen een lekker rockend intro van The Edge, de gitarist laat er ook een prachtige slide-solo in horen. Wat er aan U2 de laatste tijd ontbrak, zijn lekkere meestamp-nummers, van die liedjes waarvoor mensen naar een stadion gaan. American Soul (voorafgegaan door rapper Kendrick Lamar, die zijn zegen uitspreekt) en The Blackout zijn dat. Maar het mooist zijn de kleingehouden liedjes zoals het door een bescheiden gitaar gedragen Summer Of Love en 13 (There Is A Light).
Hier, zoals in de meeste liedjes, horen we een twijfelende Bono, geen prekerige. Hij weet het ook allemaal niet meer, en verklankt zijn onzekerheid in de meest relevante U2-muziek in jaren.
Daniele Luppi & Parquet Courts – Milano (Monitor Pop/Sony Music) Zes jaar geleden verraste de Italiaanse componist Daniele Luppi met het album Rome, een soundtrack bij een denkbeeldige spaghettiwestern waarvoor de muziek van Ennio Morricone een grote inspiratie was.
Door: Gijsbert Kamer 10 november 2017
Dankzij bijdragen van Jack White, Danger Mouse en Norah Jones werd dat een prachtig verzorgd album, dat naar meer smaakte. Milano heet de opvolger, waarin de sfeer van het Milaan van de jaren tachtig wordt opgeroepen. Een concept dat vroeg om een andere muzikale aanpak en andere muzikale gastenlijst. Volgens Luppi hoorde je in het bruisende, hedonistische Milaan in die jaren vooral New Yorkse no wave, en postpunk. Daar heeft hij de juiste muzikanten bij gezocht.
De geweldige indiegitaarband Parquet Courts en zangeres Karen O (Yeah Yeah Yeahs) weten mooi de New York-sound van rond 1980 te vangen: dissonante gitaren, zanger Andrew Savage die klinkt als een kruising tussen Lou Reed en Jonathan Richman, en Karen O die haar beste Lydia Lunch-kirretjes laat horen.
Het kraakt allemaal wat minder dan de muziek van DNA en Lounge Lizards destijds. Luppi heeft dan ook echt een stel sterke, transparante liedjes geschreven zoals Talisa en Mount Napoleon. Sterk is ook de ode aan het Milanese designmerk Memphis, waarin Bob Dylans Stuck Inside the Mobile with the Memphis Blues Again wordt aangehaald. The Fall en Pere Ubu zijn andere referenties hier. Niet New Yorks, maar waarschijnlijk wel erg populair onder alto’s in Milaan.
Broederliefde – We Moeten Door (Top Notch/ Universal) Broederliefde blijft soms behoorlijk vlammende raps combineren met van die heerlijk zangerige refreintjes. Maar vergeleken met de vorige platen is Broederliefde op We Moeten Door een stuk volwassener.
Fever Ray – Plunge Toen The Knife in 2014 bekendmaakte ermee te stoppen, leek het haast alsof het Zweedse duo (Olof en Karin Dreijer, broer en zus) was bezweken onder het gewicht van het laatste album Shaking The Habitual (2013): honderd minuten ongrijpbare, dwarse, kunstzinnige, militant-politieke elektronica. The Knife was klaar. Meltdown.
Door: Menno Pot 3 november 2017
Nu is Karin Dreijer terug als Fever Ray, de naam waaronder ze in 2009 al een album heeft uitgebracht. De opvolger Plunge (nu digitaal verschenen; in februari volgen cd en vinyl) is een indrukwekkende elektroplaat die het beste van de laatste twee Knife-albums in zich verenigt: het donker-toegankelijke van Silent Shout (2006) en het schurend-provocerende van Shaking the Habitual.
De beats struikelen en stotteren in To The Moon And Back. Elektronische straaljagers scheren laag over in Wanna Sip. Uit het roffelende IDK About You stijgen geile kreuntjes op. Karin Dreijer zingt en spuugt haar teksten eroverheen, over seks en relaties en politiek. Alleen in de kalme, spacey titeltrack lijkt ze even tijd te nemen voor een pauze.
Zo spannend kan elektropop dus zijn, want hoe sinister en rafelig het af en toe ook is: altijd ligt er een liedje aan ten grondslag.
Gord Downie – Introduce Yerself (Arts & Crafts) Toen de ongeneeslijk zieke Gord Downie op 27 september dit jaar aankondigde dat hij nog één album zou uitbrengen, moet hij hebben gevoeld dat het een postuum album zou worden. De zanger van de Canadese rockband The Tragically Hip stierf op 17 oktober, op 53-jarige leeftijd, aan een hersentumor.
Converge – The Dusk In Us (Epitaph) Stemt het verstrijken der jaren de mens echt milder? Je zou het, met een blik op het haatreservoir in de sociale media, misschien niet zeggen.
Door: Robert van Gijssel 10 november 2017
Maar voor de Amerikaanse hardcoreband Converge lijkt de wet van berusting bij voortschrijdend inzicht wel op te gaan. Zestien jaar na het verschijnen van de woedende en baanbrekende hardcoreplaat Jane Doe (en vijf jaar na het laatste album All We Love We Leave Behind) komt de band uit Boston met een wat meer introspectieve plaat, die desondanks het beste in de musici naar boven haalt.
De overslaande schreeuwzang van Jacob Bannon klinkt op The Dusk in Us intens en vlammend als altijd, maar in de teksten van bijvoorbeeld het emotionele titelstuk wordt een andere toon aangeslagen dan voorheen. ‘We worden omringd door monsters’, zingt Bannon, ‘maar het duister huist vooral in onszelf.’
PUURDER
Prachtig hoe de gitaren in stekelige punknummers als Under Duress en Trigger om die getergde maar oprechte stem van Bannon heen hakken. De productie is kaler en puurder dan ooit en dat maakt de hardcore van Converge inzichtelijk en zelfs toegankelijk. Het geluid van de ronkende bas van Nate Newton is gevaarlijk en bruut, de drumpartijen van Ben Koller zijn afwisselend zwaar en lichtvoetig.
Maar nooit klinken de razendsnelle riffs, rollende drums en tempowisselingen alsof de band er indruk mee wil maken. Je hoort vooral een band die na al die jaren nog steeds versteld kan staan van de eigen tomeloze energie en creativiteit, die kennelijk vrijkomen als de heren bij elkaar in een studio gaan staan. De hardcore als stijlvorm is voor Converge nooit een doel geweest, zo blijkt ook op deze misschien wel mooiste plaat uit het oeuvre, maar een middel om steengoede, vrijgevochten en hoogstpersoonlijke liedkunst naar buiten te blazen. Dwars tegen alle muzikale modes in.
Amenra – Mass VI (Heavy Neurot Recordings/Konkurrent) De platen van de Belgische posthardcore en -metalband Amenra hebben zwaarlijvige titels, ontleend aan de kerkgang: Mass I, Mass II, enzovoorts. Het zijn ook treffende titels, want een album van de Gentse band – en dus zeker ook Mass VI – voelt als een eredienst waaruit je niet zomaar kunt wegwandelen.
Door: Robert van Gijssel 24 november 2017
De muziek van Amenra is van een doordringende intensiteit. Omdat de voordracht van Colin H. van Eeckhout, en dus zijn nu eens zuiver hoog zingende en dan weer emotioneel schreeuwende stem iedere luisteraar de luidsprekers binnentrekt en niet meer laat gaan. Daarbij is de muziek – de steeds naar een explosieve climax toewerkende, massief dreunende gitaren en vooral die nauwgezette, treurige opbouw in mineurakkoorden – van een grote authenticiteit.
Amenra speelt nooit om het effect of om het pakkende riffje en lijkt op geen enkele andere band. De band wringt pure en persoonlijke poëzie uit de barse hardheid van het instrumentarium en daarmee vraagt Amenra veel van de toehoorder. Die hoort in openingsnummer Children of the Eye een logisch vervolg op de vorige albumdiensten. De traag verglijdende, droefgeestige gitaarmelodieën en de gepijnigde hardcorezang van Van Eeckhout schieten je onmiddellijk naar de vertrouwde leefomgeving van de band, waartoe nu eenmaal weinig zonlicht weet door te dringen.
Mooi zijn de verstilde dichtregels, in het Nederlands, waarmee Van Eeckhout verzengende nummers als Plus Près de Toi en Spijt inleidt. Het dwingt je tot overgave: luister naar wat deze band te vertellen heeft of begin er anders niet aan.
Op 19 en 20 januari volgend jaar komt Amenra naar Nijmegen voor twee bijzondere shows, in de Stevenskerk en Doornroosje. Het wordt dringen, daar.
—
Luister hier naar de vorige editie! Volkskrant Radio – november 2017
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
Pinguin Radio en de Volkskrant slaan de handen ineen voor een maandelijkse radio-uitzending waarin de luisteraar bij de hand wordt genomen langs de beste albums en de beste tracks van het moment.
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
Dave Clarke – The Desecration of Desire, Curtis Harding – Face Your Fear, Colleen – A Flame My Love, A Frequency, JW Roy – A Room Full of Strangers, Luwten – Luwten, Sisters of Suffocation – Anthology of Curiosities, Kelela – Take Me Apart, Quiet Hollers – Amen Breaks, Liam Gallagher – As You Were en John Carpenter – Anthology.
Elke eerste maandag van de maand op Pinguin Radio van 20:00 tot 22:00 uur de beste tracks van de beste albums van het moment samengesteld door de muziekredactie van de Volkskrant.
De kroniek van de nieuwe muziek
Door Robert van Gijssel
Natuurlijk, de Nederlandse pop doet het goed. Vooral in eigen land. Kijk naar de eindeloze reeks optreden van de Utrechtse band Kensington in de Ziggo Dome. Of naar Chef’ Special en De Staat, of de Nederlandse hiphop.
Maar buiten de landsgrenzen houdt het succesverhaal van bijvoorbeeld zo’n band als Kensington vaak snel op. Waarom? Omdat ieder omringend land wel een band als Kensington of Chef’ Special in huis heeft. Funkende liedjesrock met stadiongalm is nu eenmaal geen uniek bandgeluid, dat de wereld kan veroveren. Al gaat Chef’ Special het toch nog eens dapper proberen in de Verenigde Staten – we hopen er het beste van.
Het wordt interessant als een band héél anders klinkt dan welke andere band, in welk land dan ook. Kijk naar Klangstof, dat met unieke elektronische indiepop met bovendien veel dancegevoel de wereld overgaat, van Groot-Brittannië tot de Verenigde Staten. Of naar de psychedelische, tribale trancerock van My Baby. Die hebben ze ‘daar’ niet, waar dat ‘daar’ dan ook moge wezen. Klangstof en My Baby speelden op grote festivals, van het Amerikaanse Coachella tot het Britse Glastonbury en Isle of Wight. Dat doet voorlopig niemand ze na – behalve natuurlijk onze grote dancejongens van Martin Garrix tot Oliver Heldens, maar dat is weer een heel ander spelveld.
De afgelopen weken verschenen een paar bijzondere Nederlandse platen, die best eens grensoverschrijdend zouden kunnen worden. Omdat ze allemaal – in héél uiteenlopende genres – net even anders klinken, en niet als iets dat je al zo veel vaker had gehoord.
De plaat Luwten bijvoorbeeld, van de gelijknamige band rond zangeres en multi-instrumentalist Tessa Douwstra. De single Go Honey ging al rond op de internationale popblogs, en dat zal de debuutplaat ook overkomen. Die staat namelijk vol met dromerige folkliedjes en subtiel gearrangeerde pop, die ons echt even toespreekt in een andere taal. Omdat er, volgens recensent Gijsbert Kamer, bijvoorbeeld in ieder nummer een klein prikkelend accent is aangebracht, dat de aandacht grijpt. Luister naar de ‘minimal piano’ in het intro van In Over my Head, dat de hamerende opmaat is naar een prachtig aanzwellend kamerpopliedje. Uniek.
En dat is toch ook de Nederlandse deathmetalband Sisters of Suffocation, die – u raadt het al – geheel uit vrouwen bestaat. En ja, dat is bijzonder in het genre van de morbide en technische stuntmetal. En dus worden ook de Sisters opgepikt buiten de grens. En niet alleen omdat het weer eens wat anders is: vier vrouwen tesamen in één bandje, in een door mannen gedomineerd genre. Ook omdat de grunt van zangeres Elsemiek Prins werkelijk prachtig is, want lekker duister en luguber en dynamisch bovendien. In een origineel en intens nummer als I Am Danger schakelt zij lenig tussen die diepe doodsbrul en een hoog krijsend schreeuwgeluid uit de hardcore. Een spannende plaat, die in de niche van het genre ook écht opvalt.
En dat doet de Nederlandse americanazanger JW Roy natuurlijk ook, maar hij is het gewend. Roy doet al langer mee in het internationale rootscircuit, en met zijn nieuwe plaat A Room full of Strangers kan hij trots op tournee – gelukkig eerst in eigen land. Het album schiet heen en weer tussen rockende country, Tex-Mex en kampvuurballades, maar wordt bij elkaar gehouden door de thematiek in de teksten. Roy maakt de balans op van zijn leven, na het overlijden van zijn vader. Dat doet hij, bijvoorbeeld in het nummer The Big Chief, bij mooie poëtische teksten en dus steeds precies het goede sentiment.
Ook mooi, en óók best verrassend: de eerste plaat met eigen liedwerk van de Britse dj en producer Dave Clarke, getiteld The Desecration of Desire. En de meesterlijke verleidingskunsten van de r&b-zangeres Kelela, op haar plaat Take Me Apart.
Lees hieronder alle cd-reviews van de albums van het moment volgens de redactie van de Volkskrant.
—
Dave Clarke – The Desecration of Desire (Skint/BMG) De Britse dj en producer Dave Clarke, die al zo’n tien jaar in Amsterdam woont en werkt, is een gigant op het gebied van de hardere technostijlen. Zijn muzikale inspiratiebronnen reiken verder dan die van de elektronische dansmuziek alleen.
Door: Robert van Gijssel 27 oktober 2017
Dat liet hij al horen in zijn VPRO-radioprogramma White Noise en nu ook op zijn eerste plaat met eigen liedwerk. The Desecration of Desire is een plaat met liedjes, met gezongen bijdragen van bijvoorbeeld de Amerikaan Mark Lanegan. Bijzonder om Lanegan, ooit zanger van de grungerockband The Screaming Trees, te horen als vertelstem in het stampende technopopnummer Charcoal Eyes (Glass Tears), dat herinneringen oproept aan de donkere synthpop en new wave van de jaren tachtig.
Dat tijdperk is duidelijk favoriet bij Clarke, die hint naar industriële ‘body music’, punk en postpunk, maar toch ook een heel eigen sound neerzet in dreigende want aardedonkere electrotracks als Frisson en Is Vic There?. In plaats van gitaren laat Clarke de bassynthesizers scheuren en knetteren, bij machinale technobeats en dreunende dubbaslijnen van bijvoorbeeld het nummer I’m Not Afraid, een koel en door zangeres Anika ijzig voorgedragen hoogtepunt van de plaat.
Curtis Harding – Face Your Fear (ANTI-/Epitaph) Met het overlijden van zowel Sharon Jones als Charles Bradley heeft de hedendaagse retrosoul een flinke deuk opgelopen. Gelukkig hebben we Curtis Harding nog, de Amerikaanse zanger-gitarist die in 2014 zo veel indruk maakte met zijn album Soul Power.
Door: Gijsbert Kamer 27 oktober 2017
Daarop was in een aantal rauwe nummers te horen dat hij behalve van rapper-zanger CeeLo Green ook veel had opgestoken van de samenwerking met Cole Alexander van punkrockband de Black Lips. Op Face Your Fear is de sound gepolijster.
Daar zal producer Danger Mouse zeker debet aan zijn geweest, maar wees niet bevreesd: het tweede album van Curtis Harding was het wachten meer dan waard. Echt gladjes wordt het nergens, de productie is zwoel, warm en gelardeerd met een strijkje waar nodig.
In het sterke openingsnummer Wednesday Morning Atonement sluiten de romige arrangementen en de krachtige stem van Harding een mooi verbond. Ook de falset van Harding werkt goed in het titelnummer. Op het northernsoulstampertje On and On kan gedanst worden, net als op het door een Motownbeat gedreven Need Your Love. Tegen het eind lijkt Harding even door zijn songs heen, maar het sluitstuk As I Am is een fraaie slijper in de beste Muscle-Shoalstraditie.
Op 21 november zal Curtis Harding in Paradiso ongetwijfeld wat ruwer te werk gaan dan op deze nieuwe, tintelend mooi verzorgde plaat. Zijn liedjes zullen er beslist tegen bestand zijn.
Colleen – A Flame My Love, A Frequency (Thrill Jockey/Konkurrent) Het zou een plaat of vier duren voordat de Franse Cécile Schott (Colleen) haar instrumentale ambientachtige muziek zou verrijken met haar mooie, wat omfloerste stem.
Door: Gijsbert Kamer 27 oktober 2017
Op haar zesde album heeft Colleen de beenviool weggelaten, het instrument waaruit ze – vanaf het begin van deze eeuw – zulke spannende elektronisch bewerkte muziek wist te halen.
Ervoor in de plaats komt de Septavox-synthesizer, die een geluid voortbrengt als een soort onderwaterklokkenspel. De wonderlijke muziek van zowel Arthur Russell (de minimalistische kant) als Stereolab (het exotische popgevoel) is nooit ver weg.
En als Colleen gaat zingen, komt ook de betreurde Trish Keenan (1968 – 2011) van Broadcast in beeld. De toon van de muziek is licht, maar lichtvoetig zijn de composities bepaald niet. Heel lang voel je een soort spanning en dreiging die uiteindelijk verdampt in de schoonheid van het samenspel tussen stem en synthesizer. Heel bijzonder.
JW Roy – A Room Full of Strangers (Royal Family Records) Net als je denkt dat het stormpje van de Nederlandse country wat is gaan liggen, zeilt er weer een plaat binnen van Jan Willem – oftewel JW – Roy, een van de hoogwaardigheidsbekleders van de nederamericana.
Door: Robert van Gijssel 27 oktober 2017
Roy trekt de luisteraar de plaat binnen met zijn warme maar toch ook wat nasale vertelstem, die je per nummer hoger gaat waarderen. Vooral in een aangrijpend en intiem nummer als Broke Brothers, waarin JW en zijn broer Jeroen de vergankelijkheid bezingen bij mijmerende accordeons en tingelende gitaartjes.
Het overlijden van vader Roy is een terugkerend thema op de plaat, en het slotnummer The Big Chief is een mooi gezongen grafdicht, dat dankzij de weidse piano en klaaglijke viool precies het goede sentiment meekrijgt.
A Room Full of Strangers is een plaat van vele stemmingswisselingen; in Right Or Ride Along rocken Jan Willem Roy en zijn vaste band The Royal Family stevig door bij echoënde surfgitaren en een stoempende bas, en in Riddle of the Sands doet Roy zelfs even mystiek aan – het zal de jengelende sitar zijn. Prachtig is in dit nummer de vocale bijval van de engelenkeeltjes van het Nederlandse duo Tangarine.
Luwten – Luwten (Double For Me/Eigen beheer) Hoe goed het ook gaat met de Nederlandse popmuziek, hoeveel mooie platen er ook verschijnen en hoeveel digitale records er wekelijks ook verbroken worden, er is maar heel weinig dat echt nieuw of anders klinkt.
Door: Gijsbert Kamer 20 oktober 2017
Daarom alleen al een hartelijk applaus voor het debuut van Luwten. De naam gaat al sinds januari rond, ook op internationale blogs, want Luwten maakte indruk op festivals als Eurosonic/Noorderslag en Into The Great Wide Open. De single Go Honey kreeg de nodige aandacht en nu is er een album. Een wonderschone popplaat waarop enigszins dromerige folk een prachtige combinatie vormt met verstilde elektronica en subtiele, bijna verontschuldigende percussie.
Tessa Douwstra is de vrouw achter Luwten. Ze tekende voor de composities, zingt de liedjes en speelt diverse instrumenten. De inbreng van Frank Wienk (bekend als Binkbeats), die zorgvuldig de zwevende beats, trillende xylofoons en zoemende gitaren rangschikte, maakt de plaat af.
Wienk, die onder meer percussie speelde bij Kyteman, levert precisiewerk. De details in de productie zijn prachtig. De zachtaardige elektronische arrangementen kleuren mooi bij Douwstra’s wat dromerige, soms omfloerste stem. Elk liedje krijgt subtiel een net wat ander kleurtje. Heel mooi werkt het stukje klassieke ‘minimal’ piano in In Over My Head, of het mysterieuze krakende intro van No Ifs. Mooie, dromerige muziek die nooit alleen maar mooi wil klinken. Altijd is er een klein accent dat prikkelt. Een stukje elektronica of percussie. Nooit opdringerig, maar net opvallend genoeg om de aandacht vast te houden.
Sisters of Suffocation – Anthology of Curiosities (Suburban Records) Een vrouwelijke oppergrunter in een deathmetalband, dat is niet uniek. Denk maar aan een band als het Zweedse Arch Enemy, die immer wordt aangevoerd door een brullende damesstrot.
Door: Robert van Gijssel 13 oktober 2017
Maar een geheel uit vrouwen samengestelde deathmetalband, dát is wel bijzonder. Zo’n mirakel komt natuurlijk weer uit Nederland, waar het respectabele genre van de technische turbometal nog altijd een factor van belang is.
De Sisters of Suffocation zijn al een paar jaar een verfrissende verschijning in het metalclub- en festivalcircuit, en het werd tijd voor een stevige debuutplaat. Die ligt met Anthology of Curiosities in het cd-schap. Nummers als de overrompelende binnenkomer Shapeshifter voldoen in vele opzichten aan de eisen die het genre nu eenmaal stelt: donderende ‘blast beats’ in moordend tempo, hakkende gitaarriffs die dat tempo proberen bij te benen en natuurlijk die lugubere grunt uit de onderbuik.
De brul van Elsemiek Prins is prachtig; bruut, donker en volumineus. In tracks als I Am Danger en Limb From Limb schakelt zij dynamisch tussen diepe grunt en hoog krijsende angstschreeuw.
Maar de Sisters doen meer met de kunst van de death metal. Zij slaan gaten in de muur van geluid, met hier en daar wat zuivere en melodieuze uitweidingen op de gitaar (zoals in topnummer I Swear), of sinister lispelende stemmen die ons iets engs willen influisteren. Als de drums en gitaren er daarna weer in beuken, gaan de nekharen steeds net wat hoger overeind staan.
Het maakt dit debuut speels en spannend, en nergens heb je het idee dat hier een genregetrouwe invuloefening is volbracht. Dit bandje is klaar voor een internationale doorbraak in het wreedste metalcircuit.
Kelela – Take Me Apart (Warp/V2) Samen met onder meer SZA en FKA Twigs is de Amerikaanse Kelela een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de nieuwe lichting r&b zangeressen. Ook Kelela (Milanekristos) werkte de afgelopen jaren nadrukkelijk aan een eigen, knisperende, door elektronica gedomineerde eigen sound.
Door: Gijsbert Kamer 13 oktober 2017
Haar eerdere singles en het mini-album Hallucinogen (2015) klonken al veelbelovend, het debuutalbum Take Me Apart laat een even zelfverzekerd als vernieuwend geluid horen.
De productie is in handen van onder anderen Arca, die de lagen elektronica nogal eens van spannende percussie voorziet. De elektronica, waarin de fraaie, vaak zwoel en verleidelijk klinkende stem van Kelela is gebed, klinkt geen moment afstandelijk of kil. Hoe voller en grootser de arrangementen, hoe meer warmte afstraalt van de liedjes, waarin Kelela zich als een wellustige minnares presenteert. Soms als bedrogene, belust op wraak, maar meestal als genotszoeker. “You don’t know my bed/Well tonight you might find out”, zingt ze in het titelnummer.
Janet Jackson ten tijde van The Velvet Rope (1997) is een referentie, ook door de vergelijkbare manier van zingen. Maar veel van de echt schitterend geproduceerde liedjes roepen ook Marvin Gaye’s Let’s Get It On in herinnering. Zoals Gaye 45 jaar geleden strijkers vol en zwoel liet klinken, zo welluidend zijn de opgestapelde synths bij Kelela.
Meesterlijke verleidingskunsten worden er op Take Me Apart tentoongespreid, zowel in de muziek als in de teksten. Kelela’s bijdragen op de platen van Solange en Gorillaz deden het verlangen naar haar echte eigen debuut groeien. Op Take Me Apart worden alle beloften ingelost.
Quiet Hollers – Amen Breaks (Goomah) Ze zijn een beetje een Nederlandse ontdekking, de rockband Quiet Hollers uit Louisville, Kentucky. Dat even naargeestige als bloedmooie liedje Mont Blanc, afkomstig van het titelloze tweede album uit 2015: híér hadden we het vorig jaar ineens in de smiezen. In de VS kende vrijwel niemand de band van frontman Shadwick Wilde.
Door: Menno Pot 6 oktober 2017
Bij het verschijnen van de nieuwe plaat Amen Breaks is dat nog steeds zo: de Europese tournee van oktober en november telt vijftien optredens, waarvan acht in Nederland.
Amen Breaks is een veel beter album dan het vorige, waarop de singles er nog bovenuit staken. Het is melodieus en melancholiek, intelligent geschreven, meeslepend gespeeld. Als Wilde met kalme stem een roestbruin liedje zingt (Heavy Rings) denk je aan The National; als het tempo en Wildes stem omhoog gaan, is Band of Horses dichtbij (Pressure), maar bovenal begint zich een authentiek soort Quiet Hollers-schoonheid uit te kristalliseren: desolate pracht als in Funny Ways of The Path, met prachtig vioolspel van Aaron West.
Liam Gallagher – As You Were (Warner) Na de implosie van Oasis (2009) pakten de nieuwe projecten van de broers Gallagher ongeveer uit zoals verwacht. Noel Gallaghers High Flying Birds: goede songs, maar soms een tikje saai. Liams band Beady Eye: veel branie, maar qua tunes houdt het niet over.
Door: Menno Pot 6 oktober 2017
Drie jaar na het verscheiden van Beady Eye debuteert de jongste Gallagher onder zijn eigen naam. De woorden waarmee hij zijn interpunctieloze twitterberichten pleegt af te sluiten, promoveerde hij tot albumtitel: As You Were, ‘op de plaats rust’.
Het album verrast op het eerste gehoor totaal niet: typisch Liam, véél Beatles-verwijzingen (in zowel muziek als tekst) maar nooit zo goed als Oasis, dus wat moeten we ermee? Het zou een oneerlijk vonnis zijn, want Liam verdient voor dit album wat meer krediet.
De opening Wall of Glass is écht een lekkere song. Greedy Soul stampt fijn door. For What It’s Worth is een mooie ballad. Aan het eind zit I’ve All I Need, een rustig liedje van een tevreden mens, mooi van melodie en (zoals wel meer) aangenaam beheerst gezongen.
Met zijn producers Greg Kurstin en Dan Grech-Marguerat creëerde Liam een lichte sound, eleganter dan het massieve geluid van de twee rockbands op zijn cv. Zo goed als Oasis rond 1995? Natuurlijk niet, maar voor de High Flying Birds van zijn broer doet ‘Liam solo’ hier niet onder. Dat zal hij graag horen.
John Carpenter – Anthology (Sacred Bones Records/ Konkurrent) Het heavy-platenlabel Sacred Bones verraste soundtrackliefhebbers drie jaar geleden met een paar mooie verzamelingen. Op de serie Lost Themes speelde filmmaker en componist John Carpenter met zoon Cody nooit gebruikte thema’s uit zijn eigen filmcatalogus. De platen werden cultkrakers en Carpenter (69) kon zomaar op wereldtournee.
Door: Robert van Gijssel 20 oktober 2017
Wat nog ontbrak, was een compilatie met grote en dus wel gebruikte herkenningsmelodieën uit horrorfilms van The Thing tot Halloween en The Fog. Gelukkig, die is er nu wel, en alweer uitgebracht bij Sacred Bones. Vader en zoon Carpenter speelden de thema’s voor deze compilatie opnieuw in en dus klinken de scheurende metalgitaren in de herkenningstune van In The Mouth of Madness vol en net wat gemener. De synthesizers en piano in het huppelende melodietje uit The Fog resoneren warm en weldadig.
In deze stukken hoor je de kracht van Carpenters muziek: geniaal in eenvoud en ogenschijnlijk onschuldig, maar op een vreemde manier dreigend, vooral dankzij het gebruik van precies de goede analoge synthesizers naast dissonante en goedkoop rockende gitaren. Een ultieme horrorscoreverzameling en de verplichte aanvulling op de eerder uitgebrachte Lost Themes.
—
Luister hier naar de vorige editie! Volkskrant Radio – oktober 2017
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
LCD Soundsystem – American Dream, The National – Sleep Well Beast, Protomartyr – Relatives in Descent, The Dream Syndicate – How Did I Find Myself here, Ariel Pink – Dedicated to Bobby Jameson, Meridian Brothers – Dónde Estás Maria, Mount Kimbie – Love What Survives, Bicep –Bicep, Steffi – World of the Waking State enSatyricon – Deep Calleth upon Deep.
Pinguin Radio en de Volkskrant slaan de handen ineen voor een maandelijkse radio-uitzending waarin we u bij de hand nemen langs de beste albums en de beste tracks van het moment.
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
LCD Soundsystem – American Dream, The National – Sleep Well Beast, Protomartyr – Relatives in Descent, The Dream Syndicate – How Did I Find Myself here, Ariel Pink – Dedicated to Bobby Jameson, Meridian Brothers – Dónde Estás Maria, Mount Kimbie – Love What Survives, Bicep – Bicep, Steffi – World of the Waking State enSatyricon – Deep Calleth upon Deep.
Elke eerste maandag van de maand op Pinguin Radio van 20:00 tot 22:00 uur de beste tracks van de beste albums van het moment samengesteld door de muziekredactie van de Volkskrant.
De kroniek van de nieuwe muziek
Door Robert van Gijssel
Het is misschien een wat een treurige constatering, maar de artistieke curve van een grote popnaam heeft meestal toch de vorm van die piek in het begin, gevolgd door een gestage afdaling gedurende het tweede deel van de carrière. Die eerste twee platen: dat waren de monumentale werken. Daarna volgde een langgerekte poging de urgentie en kwaliteit van de eerste albums te evenaren.
Gelukkig gaat die popcurve lang niet voor iedereen op. De afgelopen maand verschenen een paar topplaten van bands die eigenlijk al over de piek heen waren. Of zelfs al waren opgeheven. En de platen die ergens aan het einde van de rit tóch nog eens verbluffen, en zelfs moeten worden gerekend tot het allerbeste werk: ja, die fonkelen toch het felst.
De New Yorkse band LCD Soundsystem maakte er in 2011 een einde aan. Zanger en liedschrijver James Murphy vond het na de plaat This Is Happening mooi geweest, gaf een afscheidsconcert en klaar. Heel verdrietig voor de fans van de puntige en opzwepende ‘dance-punk’. En toen Murphy vier jaar later alweer een ‘reünie’ aankondigde, won de opluchting het bij de liefhebbers toch van de ergernis.
De plaat American Dream is volgens recensent Gijsbert Kamer een ijzingwekkend goede plaat, waarop Murphy zijn eigen angsten en paranoia weet te koppelen aan de maatschappelijke ellende van onze tijd, in getergde en hypnotiserende nummers. Een zeldzaam bevlogen album en dus een nieuw hoogtepunt in het oeuvre van de band, ruim tien jaar na dat vorige meesterwerk Sound of Silver.
Tragisch is het verhaal van de legendarische Noorse blackmetalband Satyricon. Bij de helft van het duo, de gromzanger en gitarist Satyr, werd pas een hersentumor geconstateerd. De band voelt zich opgejaagd door een misschien wel naderend einde, en gooide er met doodsverachting een van de allermooiste platen uit de bijna dertig jaar durende bandgeschiedenis uit.
De liederen op de plaat Deep Calleth upon Deep klinken kaal en kil, en het uitgeklede bandgeluid van snijdende gitaren en roffelende drums geeft het album een desolate schoonheid. De dood zit de band duidelijk op de hielen. In het genre van de blackmetal is het natuurlijk niet vreemd om over de vergankelijkheid en het naakte niets te zingen, maar de teksten van Satyr krijgen gezien zijn eigen achtergrond wel een ernstige en oprechte lading.
Ook mooi, en verassend: de nieuwe plaat Sleep Well Beast van de Amerikaanse band The National, die toch weer bijna net zo indrukwekkend is als dat ene meesterwerk High Violet, van toch ook alweer zeven jaar geleden. En de prachtige, doordachte en knap gearrangeerde technoplaat World of the Waking State van de Nederlandse dj en producer Steffi.
Lees hieronder alle cd-reviews van de albums van het moment volgens de redactie van de Volkskrant.
—
LCD Soundsystem – American Dream (DFA/Sony Music) Toen James Murphy een paar jaar geleden bekendmaakte dat hij LCD Soundsystem nieuw leven zou inblazen, kon hij rekenen op de nodige scepsis.
Door: Gijsbert Kamer 8 september 2017
Had hij niet zijn band pas in 2011 na een marathonconcert in de New Yorkse Madison Square Garden opgedoekt? Nu al een reünie? Dat moest zijn ingegeven door financiële, niet door creatieve motieven. En ja hoor, daar kwamen de eerste grote festivalboekingen al.
Alle twijfel is weg bij de eerste kennismaking met het nieuwe studioalbum, American Dream, het eerste sinds This Is Happening (2010) en een veel betere plaat. James Murphy heeft de paranoia van deze tijd weten te koppelen aan zijn eigen sores, zoals omgaan met verlies en ouderdom. En maakte daar soms ijzingwekkend mooie muziek bij.
De bouwstenen van de LCD-sound zijn hetzelfde gebleven: kale, hypnotiserende synths, een voortdenderende beat verlevendigd door live-drums, een straf hypnotiserend ritme, ontregelende gitaren en half pratende zang, die naarmate de nummers langer worden steeds getergder klinkt.
Maar de muziek op American Dream klinkt donkerder dan eerder, soms zelfs desolaat, de synths schuren meer, de euforie van de dansvloer heeft plaatsgemaakt voor soms sombere overpeinzingen en vooral het besef dat alles eindig is.
Hedendaagse pop heeft geen betekenis meer. ‘Everybody’s singing the same song’, zingt Murphy in Tonite, het enige echt op de dansvloer gerichte nummer. ‘Oh sure, it’s ruining the airwaves/Or what remains of the airwaves.’ Dierbaren sterven (‘You fell between a friend and a father’, zingt hij over David Bowie) en paranoia tiert welig: ‘Who can you trust? And who are your friends?’ Murphy stelde zich die vragen in zijn muziek al eerder, maar het lijkt of de noodzaak zijn gevoelens te verwoorden op American Dream groter is dan ooit. Met als resultaat een zeldzaam bevlogen en overtuigend album. Blij dat LCD Soundsystem terug is.
The National – Sleep Well Beast (4AD/Beggars) Mooie muziek, maar de rek leek er een beetje uit op het vorige album Trouble Will Find Me (2014) van The National. Er werd net iets te gemakkelijk omgegaan met de parameters die van High Violet (2010) zo’n prachtige rockplaat maakten.
Door: Gijsbert Kamer 8 september 2017
De donkere melancholieke stem van Matt Berninger overheerst nog steeds op Sleep Well Beast, maar de ook nu weer voor het geluid bepalende broers Dessner hebben deze keer veel beter hun best gedaan die stem in te bedden in verrassende songs.
Soms stemmig als R.E.M. ten tijde van Automatic for the People (1992), maar ook puntige rock-‘n-roll en gitaarsolo’s komen op dit sterke album voorbij.
Elk liedje wordt vanaf de grond opgebouwd met steeds andere materialen, zo lijkt het. De ene keer overheersen synths en strijkers, dan weer piano of gitaar.
Ook zit er meer variatie in tempi en melodie van de nummers. Sleep Well Beast is gewoon een ijzersterke, avontuurlijke rockplaat.
Protomartyr – Relatives in Descent (Domino/V2) Protomartyr uit Detroit is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een van de betere, spannendste indiegitaarbands. De muziek draagt sporen van de postpunk uit de vroege jaren tachtig. De donkere bariton van Joe Casey kan klinken als Ian Curtis op zijn wanhopigst of Mark E. Smith in een knauwpraatmodus.
Door: Gijsbert Kamer 29 september 2017
Op de vierde plaat hoor je nog altijd dezelfde invloeden terug (Interpol is ook nooit ver weg), maar Relatives in Descent laat ook meer ruimte voor bezinning. My Children is een aandoenlijk relaas over het verlies van jeugdige onschuld, dat muzikaal sterk wordt ondersteund. Waar de ritmesectie soms gas inhoudt, legt Greg Ahee juist extra gevoel in zijn imposante gitaarsound. Zijn spel is soms ijzingwekkend mooi.
Maar in Don’t Go to Anacita weet de band ook nog wat het is om gewoon even lekker alle remmen los te gooien. Getergd en onstuimig, afgewisseld door intens en beklemmend: Protomartyr beheerst het hele postpunk-spectrum alsof het 1981 is, maar klinkt toch actueel.
The Dream Syndicate – How Did I Find Myself here (ANTI-/Epitaph) The Dream Syndicate maakte in 1982 het prachtige rockalbum The Days of Wine and Roses, waarop een toen nog nieuwe hybride was te horen van Velvet Underground-gitaren en Neil Young-harmonieën.
Door: Gijsbert Kamer 22 september 2017
Een paar jaar later zou het retrogeluid pas echt in de mode raken, maar het album van The Dream Syndicate werd zelden overtroffen.
Ook niet door de band zelf, of door voorman Steve Wynn met zijn talloze sympathieke soloplaten. Maar de hereniging van Wynn met drummer Dennis Duck op How Did I Find Myself Here pakt verrassend goed uit. Wynn zingt nog met diezelfde donkere bariton en de gitaren zijn bezwerend in lekker lui langgerekte partijen.
Fraaie songs met een mooi vertrouwd geluid. En hé, daar klinkt in het slotliedje Kendra’s Dream ook nog de Nico-achtige stem van Kendra Smith, Dream Syndicate-bassiste van het eerste uur.
Sterk aanbevolen dit album, zowel voor de liefhebbers uit vroeger tijden als voor de nieuwkomers die kennis willen nemen van een bijzondere band, die het echter nooit echt heeft gemaakt.
Ariel Pink – Dedicated to Bobby Jameson (Mexican Summer/PIAS) ‘Wie is Bobby Jameson?’, dachten liefhebbers van de even merkwaardige als intrigerende muziek van Ariel Pink bij de titel van zijn nieuwe album.
Door: Gijsbert Kamer 22 september 2017
Een muzikant die in de jaren zestig vergeefs werd gehyped als nieuw fenomeen. Alle billboards in Los Angeles met zijn naam ten spijt werd het niks met Jameson. In 2015 overleed hij na een tragisch leven vol muzikale mislukkingen. Pas toen vernam Ariel Rosenberg (sinds een jaar of dertien de man achter Ariel Pink) over Jameson en raakte hij gefascineerd.
Niet zo gek, want net als de muziek van Ariel Pink zit het leven van Jameson vol met referenties aan The Monkees, Frank Zappa en andere Californische pophelden van weleer. Nadat Ariel Pink in 2010 zelf was doorgebroken met het psychedelisch meesterwerkje Before Today, sloeg hij misschien wat al te ver door in het zoeken naar curieuze muzikale combinaties van sixties pop, vreemde elektro en jaren tachtig rock. Maar op Dedicated to Bobby Jameson heeft hij alles weer goed op de rails.
Een enkele keer denk je: waar gaat dit nu weer heen, zoals bij Time to Live, maar dan hoor je een vervormd stemmetje een pastiche doen van de oude Buggles-hit Video Killed the Radio Star, en ben je weer bij de les.
Meridian Brothers – Dónde Estás Maria (Soundway Records/Bertus) Al jaren probeert de Colombiaan Eblis Álvarez aan te tonen dat uit zijn land meer hippe muziek komt dan reggaeton alleen. De plaat Dónde Estás Maria? van zijn eenmansproject Meridian Brothers levert nieuw bewijsmateriaal.
Door: Robert van Gijssel 15 september 2017
Álvarez draagt voor met de intonatie van de grote politieke Cubaanse zangers uit de jaren zeventig, zoals Silvio Rodríguez, en dus met een zangerige spreekstem. Maar de ironie druipt uit zijn teksten bij bijvoorbeeld het tragikomische Estaré Alegre, No Estaré Triste.
De muziek van Álvarez, die live met een band speelt maar in de studio alles zelf opneemt, heeft ook al zo’n parodiërend karakter. Álvarez speelt traditionele cumbia-ritmes op speelgoedpercussie, bij knerpende keyboards en krassende violen. Zijn songs lijken de Colombiaanse muziek af te breken en vanaf de grond weer op te bouwen, in een haast karikaturale vorm. Het topnummer Como Estoy En Los Sesenta, waarin Álvarez spot met het hippiedom, is een waanzinnige lsd-hallucinatie op trippelende trommels. Met een refrein dat nooit meer uit je hoofd gaat.
Psychedelische wereldtripmuziek, die begin volgende maand door ons clubcircuit trekt. Mis ze niet.
Mount Kimbie – Love What Survives (Warp/PIAS)
Ze begonnen in 2008 als dubstepduo, Mount Kimbie uit Londen, maar dat ligt achter ze: in Four Years and One Day, openingstrack van het derde album Love What Survives, komt na twee minuten een baslijn binnenzeilen van het soort waarop Peter Hook patent had in New Order.
Door: Menno Pot 15 september 2017
Dat is tegenwoordig de hoek waarin je het bij Mount Kimbie vaak moet zoeken: in een synthesizertapijt gestanste postpunk en new wave, uitgewerkt tot sterke songs als Blue Train Lines met King Krule), SP12 Beat of You Look Certain (I’m Not So Sure), gezongen door de vrouw die vaak bij Mount Kimbie op het podium verschijnt, Andrea Balency. Ook erg mooi: de twee bijdragen van James Blake die ons in We Go Home Together meevoert naar een niet bestaand verleden.
Hopelijk speelt Mount Kimbie veel van dit wonderlijk veelkleurige, album, op 5 november in Paradiso, Amsterdam.
Bicep – Bicep (Ninja Tune/ Pias) Interessant is de plaat van het Ierse producers- en dj-duo Bicep. In de club draaien Andrew Ferguson en Matthew McBriar al een jaar of tien Britse house, techno en ouderwetse drum-‘n-bass aan elkaar, en op de titelloze debuutplaat zou je eenzelfde euforische stijlenmix verwachten. Maar nee: op plaat is Bicep opmerkelijk fijnbesnaard.
Door: Robert van Gijssel 8 september 2017
De koele techno is de motor onder tracks als Orca en Opal, maar Bicep speelt er slimme melodieuze spelletjes en laat eigenlijk vrij versleten, digitaal aandoende synthgeluiden verrassend genoeg zorgen voor de geniepige haakjes waardoor je een en al oor blijft.
Als album is dit debuut geslaagd door een meeslepende opbouw; van meditatieve rustmomenten (Ayr) tot beheerste clubknallers (Aura). Dikke dansvloertracks als Rain, met vervreemdende Indiase vocale samples, doen denken aan de fijne liedjesdance uit de jaren negentig van Orbital. Bicep rekt de grenzen van de elektronische muziek niet op, maar hun album is wel een heerlijk opgewekte, pretentieloze dancepretplaat.
Steffi – World of the Waking State (Ostgut Ton) Ze loopt er niet mee te koop, maar de dj en producer Steffi is toch echt een van de grote helden van de Nederlandse elektronische muziek en danscultuur. Zij doet vooral dienst in clubverband, al jarenlang als vaste dj in de Berlijnse Panorama Bar van de beroemde club Berghain.
Door: Robert van Gijssel 22 september 2017
Fijn dat Steffi de tijd heeft gevonden om weer eens een groot en volwaardig album te produceren, want de muziek op World of the Waking State is schitterend.
Steffi heeft in de inmiddels best oude ziel van de techno zitten wroeten. Haar tracks zijn beheerst, melancholiek, soms zelfs een tikje mistroostig. Ze etaleren vooral haar techniek bij het programmeren van de drumcomputers – de basis van alle waarachtige techno.
Maar haar ritmes zijn complexer dan op haar vorige platen, waarop Steffi vooral de dansvloer wilde bedienen met machinale en effectieve vierkwartsmaten. In de zachtaardige en sussende ruimtereistrack The Meaning of Memory spelen de bassdrums, snaredrums en sissende, elektronische maracas verfijnd tegen elkaar in, bij een ook al zo subtiel verspringend melodietje. Het slotstuk Cease to Exist is bedachtzaam gearrangeerd rond een sonore baslijn en een paar rake akkoorden op warme synthesizers. Doseren is een kunst.
World of the Waking State is vooral een luisterplaat, vol sferische en ambachtelijke house en techno. Maar bij het nummer All Living Things spring je toch even op: een heerlijke, op acidbliepjes stotterende dancetrack waarin het erfgoed van de Detroitse techno en van legenden als Drexciya tot leven komt.
Satyricon – Deep Calleth upon Deep (Napalm Records) De blackmetalliefhebber mag zich met een nieuwe, negende plaat van Satyricon in de handen knijpen. Omdat een plaat van Satyricon altijd de moeite waard is, maar ook omdat bij gitarist en zanger Satyr onlangs een hersentumor is geconstateerd. Satyricon is nooit een vrolijk rockbandje geweest, maar Deep Calleth upon Deep is een in angstaanjagend mooie muziek gevatte dialoog met de dood.
Door: Robert van Gijssel 29 september 2017
De kracht van deze Satyricon is de gestripte eenvoud van het bandgeluid, het samenspel van gitaar met drums. De riffs zijn origineel, lichtvoetig en aangrijpend en Frosts drumwerk vouwt zich daar prachtig omheen. Knap hoe Satyricon in deze strenge dosering aanstekelijke liedjes kan maken als de trage ballade To Your Brethren in the Dark, die ondanks de morbide tekst schittert in een immer evoluerende gitaarglans.
Het titelnummer is al net zo rusteloos: steeds slaan Satyr en Frost nieuwe melodieuze wegen in en toch staat het monotoon gegromde refrein als een huis: ‘In the forest old, when the moon rises and the shadows fall, deep calleth upon deep.’ Jammer dat in twee tracks wat galmende operastemmen en zelfs een sax voorbijkomen. Ze doen afbreuk aan de desolate schoonheid van dit topalbum van de duistere Noorse helden.
Luister hier naar de vorige editie!
Volkskrant Radio – september 2017
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
Iron & Wine – Beast Epic, Together Pangea – Bulls and Roosters, Triggerfinger – Colossus, Maya Jane Coles – Take Flight, The War on Drugs – A Deeper Understanding, Queens of the Stone Age – Villains, Steven Wilson – To The Bone, Grizzly Bear – Painted Ruins, Shelby Lynne & Allison Moorer – Not Dark Yet enDizzee Rascal – Raskit.