Robert Finley – Country Boy

Met het draaien van Robert Finley‘s Country Boy wijken we enigszins af van het indie-pad. Robert Finley is namelijk een bluesartiest en zo authentiek als je ze maar kunt vinden in de 21ste eeuw.

Dat we hem op het spoor zijn gekomen hebben we te danken aan Dan Auerbach die zich in zijn post Black Keys loopbaan ontpopt als conservator van het Amerikaanse muzikale erfgoed. Auerbach ontfermt zich steeds vaker over blues en county ofwel roots artiesten, en hoe aardser hoe beter.

Robert Finley heeft zijn hele leven gezongen en gitaar gespeeld, maar zijn beroep heeft hij er nooit van kunnen maken. Tot hij in 2015 blind werd verklaard was hij werkzaam als timmerman. Een jaar later zag iemand hem op een straathoek spelen. Dat leidde tot een uitnodiging voor een ‘echt’ optreden en een jaar later tot de release van zijn debuutalbum, Age Don’t Mean A Thing. Hij liep toen al dik in de 60. Nationale bekendheid kreeg hij toen hij in 2017 deelnam aan ‘America’s Got Talent’. Zijn carrière kwam echter pas echt op gang toen Dan Auerbach zich aandiende als producer. Het bleek een gouden combinatie.

Binnenkort verschijnt het tweede album dat dit duo samen maakte, een verzameling autobiografische songs met de titel ‘Son Of A Sharecropper”. (Een sharecropper was vaak een voormalige slaaf die een stuk(je) land van zijn voormalige eigenaar bewerkte. Als betaling moest hij een deel van zijn oogst afstaan). De titel geeft aan hoe kort de lijn nog is van Findley naar de tijd van de slavernij.

Robert Finley is echter veel meer dan een relikwie uit het verleden. Zijn stijl is een mix van blues, soul en funk. Wat hem uniek maakt is zijn manier van zingen. Met het grootste gemaak schakelt hij van een hoog naar laag, van falset naar bariton. En dan speelt hij ook nog eens zo (slide) gitaar dat de vonken er vanaf vliegen.

Je kunt allerlei scenario’s bedenken waarin Robert Finley onbekend zou zijn gebleven. Maar het lot was hem (en ons) eindelijk eens gunstig gezind.

 

 

Pinguin Radio presenteert podcast Volkskrant Radio – februari 2018

Pinguin Radio en de Volkskrant slaan de handen ineen voor een maandelijkse radio-uitzending waarin de luisteraar bij de hand wordt genomen langs de beste albums en de beste tracks van het moment.

de Volkskrant

Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!

De Kroniek der betere Popmuziek

Tekst Robert van Gijssel

Het plaatjaar begint zoals gewoonlijk rustig; weinig grote popreleases in januari, maar pas op, veel parels links en rechts van de mainstream. Alsof we het jaar aarzelend begroeten met de bescheiden tokkelende pracht van het oer-instrument van de popmuziek. De gitaar.

Die speelt natuurlijk de hoofdrol in de country, folk en americana, die ons de afgelopen weken werkelijk om de oren vlogen. In rijke roots- en popgeschiedenis geaarde muziek uit, uiteraard, de Verenigde Staten. Maar ook uit Zweden. En Nederland.

Tim Knol trapt 2018 af met een plaat die het hele jaar op de draaitafel kan blijven liggen en het waarschijnlijk wel volhoudt tot in de eindejaarslijstjes – ja, die beginnen we maar vast weer in te vullen. Cut the Wire is een prachtige, beheerste songwritersplaat waarop de zoete stem van Knol kan schitteren en toch ook wat herinneringen ophalen aan het beste werk van Daryll Ann. Natuurlijk ook omdat Knol weer terzijde wordt gestaan door gitarist Anne Soldaat van die band.
De melodieën van gitaar en stem kringelen om elkaar heen, in het wel zeer toepasselijk getitelde Sweet Melodies. En in het bijna feeërieke nummer Weight of Clouds, dat zich al na een keer luisteren nestelt in een plekje vlak naast je hart. Wat een topplaat.

Uit de geboortegronden van de popmuziek, en dus de zuidelijke delen van de Verenigde Staten, komt de fris gedouchte countryjongen Tyler Childers tot ons met een vrij traditionalistische countryplaat genaamd Purgatory. Childers kan tot het kamp van de aloude ‘outlawcountry’ van Waylon Jennings en Willie Nelson worden gerekend, omdat hij scherp snijdende en lichtelijk onaangepaste country maakt, voorzien van nogal rebelse teksten. Het nummer Whitehouse Road bijvoorbeeld, een echte countryradiohit in wording, is een ode aan de cocaine en andere witte poeders, en dus het snelle leven op de linkerweghelft. De refreinen zijn stuk voor stuk meezingers en Purgatory is dus een echte feestplaat. Niet moeilijk doen, maar countryrocken.

Dat doet de Amerikaanse Ben Miller Band ook, op de volwassenwordingsplaat Choke Cherry Tree. Ben Miller is al jaren een rootsfestivalfavoriet omdat de shows van de band rond Ben Miller erg enerverend zijn. De band begon een beetje als novelty-act, met zelfgebouwde instrumenten en een basgitaar met een wastobbe als klankkast, maar op de nieuwe plaat bewijst Miller vooral een erg goede songwriter te zijn. De arrangementen zijn avontuurlijk, zeker als de band zich laat begeleiden door strijkers, in de nummers Lighthouse en Mississippi Cure. Een dwingende tip, deze Ben Miller Band. Luister zelf.

En pik dan ook even de verrassend goede rootspopplaat van de Zweedse zussen Klara en Johanna Söderberg alias First Aid Kit mee. En de uitmuntende en erg toegankelijke metalplaat Down Below van de ook al Zweedse band Tribulation, die begonnen is aan een grote internationale doorbraak.

Beluister dit alles en meer, in de Volkskrant Radio-podcast op Pinguin radio.

===> Lees hier alle recencies van:

Shame – Song of Praise, Ben Miller Band – Choke Cherry Tree, Kacy & Clayton – The Siren’s Song, Tyler Childers – Purgatory, Tim Knol – Cut the Wire, Case Mayfield – Egomaniac, First Aid Kid – Ruins, Robert Finley – Going Platinum, Tribulation – Down Below en Watain – Trident Wolf Eclipse.

Pinguin Radio presenteert Volkskrant Radio – editie februari 2018

Elke eerste maandag van de maand op Pinguin Radio van 20:00 tot 22:00 uur de beste tracks van de beste albums van het moment samengesteld door de muziekredactie van de Volkskrant. Deze editie hebben we overigens de beste albums van het afgelopen jaar voor je geselecteerd.

 

de Volkskrant

De kroniek van de nieuwe muziek

Lees hieronder alle cd-reviews van de albums van het moment volgens de redactie van de Volkskrant.

shameShame – Song of Praise (Dead Oceans/Konkurrent)
Eindelijk weer een Britse gitaarrockband die de luisteraar doet opveren. Uit Brixton komen vijf jongens die zichzelf Shame noemen en de eerste goede rockplaat van 2018 voor hun rekening nemen.

Door: Gijsbert Kamer 12 januari 2018

Songs of Praise is stevig geworteld in het postpunkgeluid waarin vooral de Britten begin jaren tachtig goed waren. Zanger Charlie Steen sneert meer dan hij zingt en klinkt soms als een nazaat van The Falls Mark E. Smith. En dan zijn er nog die ijzige, guur afgestemde gitaarpartijen, die herinneringen oproepen aan al dan niet vergeten bands als Killing Joke en The Chameleons.

Maar Shame appelleert niet alleen aan nostalgische sentimenten bij de generaties ouder dan zij, daarvoor zijn de songs te eigenzinnig en de teksten te brutaal. ‘I like you better when you’re not around’, zingt Steen in Tasteless. Een liedje dat zo op het laatste album van het ook al zo geweldige Protomartyr had kunnen staan.

Het mooiste nummer, Angie, bewaart Shame voor het laatst. Zeven minuten duurt het en de dreiging wordt met de minuut sterker.

Meanderende gitaarakkoorden, zanger Steen die zich even inhoudt en zich al murmelend een weg baant om dan helemaal los te komen. Zijn wanhoop en verlangens worden overtuigend verklankt. Eindelijk, zeggen we dan. Eindelijk is er weer eens een jong Brits gitaarbandje dat echt nieuwsgierig maakt naar hoe het zich verder zal ontwikkelen.

Ben Miller BandBen Miller Band – Choke Cherry Tree (New West Records/Pias)
De Amerikaanse Ben Miller Band uit Joplin in de staat Missouri begon ruim tien jaar geleden als gadgetband, met zelfgemaakte instrumenten uit de voorraadschuur, zoals een bas gebouwd op een wastobbe, met een bezemsteel en een fietsband als snaar. Maar het stadium van leuke novelty-act op een festival is de band allang voorbij. Het kwartet toerde vijf jaar geleden de wereld over met ZZ Top en bouwde zo een flinke fanbase op, want vooral de concerten zijn meeslepend. Ook omdat het liedwerk van Miller gewoon goed is.

Door: Robert van Gijssel 26 januari 2018

Op Choke Cherry Tree wordt stevig in de zuidelijke Amerikaanse rootstraditie gegrepen. Met stompende, rauw scheurende gitaarblues in Big Boy, waar zo te horen de hellehonden achteraan rennen. Maar opvallend genoeg ook in zachtzinniger folk- en cajunsongs als Trapeze, waarin zanger Miller het goed doet als verteller.

De mannen en dame zitten niet vast in americanahokjes, dat blijkt wel uit het opmerkelijkste nummer van deze plaat: Akira Kurosawa. Inderdaad, over de Japanse cineast, voor wie Ben Miller kennelijk een diepe fascinatie koestert. Origineel. Net als de toevoeging van een cello en zelfs een compleet strijkorkest aan het plattelandsinstrumentarium, in bijvoorbeeld het tranentrekkende nummer Lighthouse en het slotnummer Mississippi Cure. Dat liedje valt nog het beste te omschrijven als een neoklassiek Randy Newman-lied. De arrangementen rond de meerstemmige zangpartijen zijn prachtig. Er zit nog heel veel groei en avontuur in deze band, die vooral serieus genomen wil worden, ver voorbij de wastobbe.

Kacy & ClaytonKacy & Clayton – The Siren’s Song (New West Records/Pias)
De muziek van het Canadese duo Kacy & Clayton klinkt alsof ze komt overgewaaid vanuit de Laurel Canyon, die groene wijk in de heuvels rond Hollywood waar de hippies in de jaren zestig bloemen plukten uit de prinsessenhof van Joni Mitchell. Kacy Anderson en Clayton Linthicum, nicht en neef, maken op traditionalistische wijze gemengde folk en country, en zij doen dat zo aardig dat bijvoorbeeld Jeff Tweedy van de bands Wilco fan is geworden. Tweedy produceerde het album The Siren’s Song, dat in de Verenigde Staten al een paar maanden uit was, maar vanaf deze week ook in Nederlandse platenzaken ligt.

Door: Robert van Gijssel 19 januari 2018

De stem van Kacy Anderson, die ook viool speelt, is het beste verkoopargument van het duo: een melodieus meanderende, zachtzinnige vertelstem met engelachtig vibrato, die sprookjesliedjes als het titelnummer de juiste psychedelische lading weet mee te geven: ‘On that shining crystal shore, my eyes did squint to see, three pairs of scarlet lips, singing harmony.’ Als gitarist Clayton Linthicum de bescheiden tweede stem laat volgen in refreinen met flarden close harmony, klinken Kacy & Clayton weldadig.

Het wordt minder als Linthicum de hoofdrol op zich neemt. Hij is een gemiddeld begaafde zanger en dat wreekt zich in het liedje White Butte Country, waarin de lage tonen echt even uit het spoor lopen. Maar slaan we dat nummer over, dan hebben we hier toch een mooi nostalgisch folkplaatje te pakken.

Tyler ChildersTyler Childers – Purgatory (Thirty Tigers/ Bertus)
Het platenjaar begint met een aangename rootsverrassing. Tyler Childers uit Kentucky – een kind dus uit de kraamkamers van de Amerikaanse country – is een protegé van de zanger Sturgill Simpson, maar kan uitstekend op eigen benen staan.

Door: Robert van Gijssel 5 januari 2018

Zijn album Purgatory, dat nog wel deels door Simpson is geproduceerd, verwijst naar de onaangepaste countrytijden van Willie Nelson en Waylon Jennings, met door bitse gitaren gegeselde liedjes. Zeer enerverende liedjes, die vooral werken als ze hard uit de autoradio knallen.

Elke track is even opwindend, dankzij de knauwende en soms subtiel overslaande stem van Childers, het jankende samenspel van violen, steelgitaar en hakkende banjo’s en vooral de meezingrefreintjes in fantastische samenzang.
Childers en band gaan geen hippe experimenten aan en blijven trouw aan de ‘outlawcountry’ uit de jaren zeventig. Ook in de teksten, want die zijn behoorlijk rebels. Childers zingt over alcoholisme, moord, ondiepe graven en brute bargevechten, overigens in een welbespraakte en poëtische stijl. En het kwaadaardig rockende topnummer Whitehouse Road lijkt een loflied op de geneugten van Colombiaanse poeders. ‘We been sniffin’ that cocaine, ain’t nothing better when the wind cuts cold. Lord, it’s a mighty hard livin’, but a damn good feelin’ to run these roads.’

Er zijn verschillende manieren om binnen de lijntjes te blijven, wil Childers maar zeggen. Een wild maar onweerstaanbaar countryfeestje.

Tim KnolTim Knol – Cut the Wire (Excelsior)
Het was 2015 en Tim Knol was Tim Knol even zat. Na drie albums onder zijn eigen naam, waarvan het laatste (Soldier On uit 2013) toch ook minder teweegbracht dan de twee voorgangers, maakte hij een plaat met zijn garagebandje The Miseries en leek hij liever zijn fotocamera op te pakken dan zijn akoestische gitaar.

Door: Menno Pot 19 januari 2018

Nu is hij terug met Cut the Wire en hoera: er is (ook voor de maker zelf) weer alle reden om van Tim Knol te houden. Niet omdat hij weer klinkt als op zijn eerste albums, maar juist omdat hij een nieuw, prachtig licht popgeluid smeedde: een bandsound, maar lichtvoetiger dan die van The Miseries. Je hoort duidelijk de hand van Anne Soldaat, zijn trouwe metgezel.

Al na een minuutje van het prachtige openingslied Whispering Heart weet je dat het goed zit: de frisheid is terug in de wiegende, elegante melodieën die Knol zo mooi kan schrijven én met zijn heldere stem prachtig kan inkleuren (Weight of Clouds!).

Hoe opbeurend het ook allemaal klinkt, Cut the Wire is bij vlagen ook een afrekening: met het verleden, de verwachtingen en zichzelf.

Gewoon mooie muziek maken, dat is nu het devies, maar hij doet hier meer dan dat. Het is alsof we Tim Knol op Cut the Wire voor het eerst echt in zijn hart mogen kijken, tot in een roerende ode aan zijn oma aan toe.

Case MayfieldCase Mayfield – Egomaniac (BackStage Hotel Records)
In tien jaar is het BackStage Hotel aan de Leidsegracht uitgegroeid tot een centrale plek en ontmoetingsplaats in de Amsterdamse muziekscene: muzikanten die in de poptempels Paradiso en de Melkweg optreden logeren er, lokale muzikanten treden op in de bar.

Door: Menno Pot 19 januari 2018

Nu is ‘BackStage Hotel’ ook een platenlabel, met het vierde album Egomaniac van singer-songwriter Case Mayfield als eerste uitgave.

Het liet langer op zich wachten dan we van Mayfield (echte naam: Kees Veerman) gewend zijn: ‘Ik was klaar met de muziek en de muziek met mij’, zegt hij in het meegeleverde persbericht. Dat moet nu van beide zijden voorbij zijn, want Egomaniac biedt ons alles wat Case Mayfield bijzonder maakt: onorthodox, intuïtief gitaarspel, meanderende melodieën en die licht hese stem, die nu eens teder en dan weer hysterisch of ronduit agressief kan klinken.

De mensen van het BackStage Hotel-label wisten Case Mayfield weer aan het schrijven te krijgen en hebben de Nederlandse popmuziek daarmee meteen al een eerste belangrijke dienst bewezen.

First Aid KitFirst Aid Kid – Ruins (Sony Music)
Het leek er op, bij Klara en Johanna Söderberg, dat de twee Zweedse zusjes Amerikaanser klonken dan menig americana-zangeres. En het was ook op, zo lezen we in een schrijven bij hun vierde album Ruins. Ze waren klaar met elkaar en met de wat sobere country-folk waarmee ze in vijf jaar naam maakten. Maar ze hebben zichzelf herpakt en komen terug met een vollere popsound, waarbinnen gelukkig volop ruimte blijft voor hun prachtige samenzang.

Die dubbele snik blijft fraai in liedjes als It’s a Shame en To Live a Life. Net als de pedal steel die af en toe opduikt. Het popgeluid past First Aid Kit prima. Het schuurt een beetje tegen dat van HAIM en zelfs Fleetwood Mac aan. Mooi gedaan.

Robert FinleyRobert Finley – Going Platinum (Easy Eye/Warner)
Een mooi decembersprookje diende zich nog even aan in de vorm van Goin’ Platinum, het tweede album van Robert Finley, een zanger/gitarist uit het zuiden van de Verenigde Staten.

Luister hier naar de vorige editie!
Volkskrant Radio – januari 2018

Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!

 

Robert Finley – Goin’ Platinum!

Robert Finley Ze zijn er nog. Groot geworden met gospelmuziek in het diepe zuiden van de VS, en genoeg meegemaakt om zich de blues helemaal eigen te maken. Dat geldt zeker voor Robert Finley. Jarenlang leider van de streetgospel groep Brother Finley & The Gospel Sisters en zijn boterham verdienend met timmermanswerk.

Na volledig blind te zijn geworden, debuteert hij op 62 jarige leeftijd met Age Don’t Mean A Thing in 2016. Die plaat wordt ook opgemerkt door Dan Auerbach, die ondanks zijn wel heel luchtige LP Waiting On A Song nog wel degelijk Finley intense Soulblues weet te waarderen. Nu dan op diens nieuwe Easy Eye label komt Finley met een opvolger die zowel zijn diepe Southern Roots recht doet als de ruige gitaarsound waar Auerbach bekend om staat.

Qua stemgeluid doet Finley nog het meeste denken aan Clarence Carter, ook al iemand die intensiteit en machismo perfect wist te combineren. Finley grijpt hoorbaar zijn kans en spoort zijn luisteraars aan hetzelfde te doen, wat het ook is. Wrap It Up In Bacon And Fry It In A Pan is de goede raad in opener Get It While You Can. Vermelding verdient ook het perfecte dameskoortje, alsof The Sweet Inspirations weer achter Elvis staan. Het gloedvol, in falsetto gezongen Honey Wine is de afsluiter van het album waarmee Finley zich na een zwaar leven volledig in de schijnwerpers zingt. Tekst Mania | Jurgen Vreugdenhil

Robert Finley strikt Dan Auerbach en speelt in Concerto

Goin’ Platinum! van soul- en blueszanger Robert Finley verschijnt vrijdag uit via het Easy Eye Sound-label van Black Keys-zanger/gitarist/frontman Dan Auerbach. Woensdag 6 december verzorgt Robert Finley een instore in Concerto Amsterdam.

Op deze dag zal het album van Robert Finley ook al exclusief voor de instorebezoekers verkocht worden. Robert Finley, een muzikale autodidact, wordt geboren in Bernice (Louisiana). In zijn tienerjaren gaat hij het leger in om helikoptertechnicus te worden, maar hij vindt al snel werk als leider van de legerband en toert met die band als gitarist en vocalist de wereld rond. Na zijn dienstplicht keert Finley terug naar de Verenigde Staten en verdient zijn brood als timmerman. Hij blijft in die periode ook muziek maken, maar meer als hobby dan professioneel. Dit totdat Finley gedwongen wordt met pensioen te gaan nadat hij het merendeel van zijn gezichtsvermogen verliest. Zijn zicht is zelfs zo slecht dat hij officieel blind is verklaard. Een trieste gebeurtenis, maar ook een aanleiding om zijn muzikale carrière nieuw leven in te blazen.

Dan Auerbach

Tijdens het spelen op straat in Arkansas, ontmoet Finley een lid van de Music Maker Relief Foundation, een organisatie die ondersteuning biedt aan oudere en minder bevoorrechte muzikanten. Door deze ontmoeting onstaat een samenwerking die resulteert in zijn eerste album Age Don’t Mean A Thing. Een video van een op straat spelende Finley wordt ook gezien door ene Dan Auerbach, frontman van The Black Keys (foto) en eigenaar van het label Easy Eye Sound. Auerbach ziet meteen het talent van Robert Finley en nodigt hem uit voor schrijf- en opneemsessies met de Easy Eye Sound-huisband.

In die band legendarische sessiemuzikanten als drummer Gene Chrisman (Elvis Presley, Aretha Franklin) en pianist Bobby Woods (JJ Cale, Bobby Womack), maar ook de blazerssectie van Preservation Hall (legendarische venue in New Orleans) en de iconische gitarist Duane Eddy. Deze opnamesessie resulteert in het tweede Robert Finley-album Goin’ Platinum!. Het album, geschreven met en geproduceerd door Dan Auerbach van The Black Keys, bevat ook samenwerkingen met grootheden als John Prine, Nick Lowe en Pat McLaughlin.

These guys are legends in their own time, I’m grateful to be part of the team and working with such extraordinary guys. We hooked up the soul and rock and roll and made one hell of a record.”

LIVEDATUM 06/12 Concerto, Amsterdam