Wat te doen in geval van twijfel? Dan gooi je het in de groep. Er bestaat binnen team Pinguin enige twijfel of de nieuwe single van Let’s Eat Grandma nog wel indie/alternatief genoeg is. Goed is hij zeker, maar ook een beetje gladjes en gespeend van die gekte die songs als Eat Shiitake Mushrooms en Falling Into Me zo bijzonder maakte.
Voor een deel is dat te verklaren uit de productie. Hall of Mirrors klinkt veel beter dan de songs van de twee vorige albums, die een amateuristische charme hadden. Er is veel meer aandacht aan de mix besteed en Rosa Walton is ook veel zelfverzekerder gaan zingen. Wat bij het oude is gebleven is de elektronische instrumentatie en ook duikt er weer een sax op. Daarnaast houden de dames zich nog steeds niet aan de gangbare songlengte. In een tijd waarin liedjes vaker twee dan drie minuten duren is vijf een eeuwigheid. Rosa zegt dat ze een nummer wilde schrijven dat de extase weerspiegelt van prille verliefdheid. Dat is in ieder geval goed gelukt.
Elke eerste maandag van de maand op Pinguin Radio van 20:00 tot 22:00 uur de beste tracks van de beste albums van het moment samengesteld door de muziekredactie van de Volkskrant. Deze editie hebben we overigens de beste albums van het afgelopen jaar voor je geselecteerd.
De kroniek van de nieuwe muziek
Lees hieronder alle cd-reviews van de albums van het moment volgens de redactie van de Volkskrant.
—
Chastity – Death Lust (Captured Tracks/ Konkurrent) Wat een mooi en rijk bandgeluid etaleert de Amerikaanse band Chastity op de debuutplaat Death Lust. We herkennen Sonic Youth en de noiserock van Big Black en Shellac, én een soort doorontwikkelde hardcore en postmetal van Converge, in het scheurende schreeuwnummer Chains. Genoeg namen genoemd, Chastity is het waard is om even op eigen merites te beoordelen.
Tekst Robert van Gijssel
De band van zanger en liedschrijver Brandon Williams speelt het spel van de dynamiek in het beladen en getergde nummer Suffer, dat vertrekt bij een gekwetste stem en een breekbare gitaar, en arriveert in giftig rockende euforie van tegen elkaar in meppende riffs. Goed, nog één naam dan: het epische en gecultiveerd rommelige rockwerk van Sebadoh lijkt hier de inspiratiebron.
Je ontkomt er niet aan: luister naar Chastity en de gedachten gaan uit naar de platenkast, en dan vooral de herriekratten uit de jaren negentig. Het mooie aan Death Lust is dat de gitaartraditie uit die tijd in een heel natuurlijk klinkend mengel is geroerd, in liedjes mét emotionele meezingrefreintjes. En waar vind je die nou nog, in bijvoorbeeld de hardcore?
RVG – A Quality of Mercy (Fat Possum/Bertus) Compleet weggeblazen worden door een gitaarplaat. Het mag gerust een uitzondering heten in de hedendaagse popmuziek. Maar het Australische, uit Melbourne afkomstige RVG krijgt het voor elkaar. Debuutalbum A Quality Of Mercy verscheen in eigen land al een jaartje eerder, en wordt nu pas wereldwijd uitgebracht. Gelukkig maar, want de door de transgender Romy Vager geleide band sprankelt, kriebelt en ontroert. Niet alleen dankzij Vagers felle stem, die zich ergens bevindt tussen die van Marc Almond en Ian McCulloch (Echo & the Bunnymen).
Ook gitarist Reuben Bloxham drukt nadrukkelijk zijn stempel op het melancholieke bandgeluid. Met sierlijk, lyrisch lijnenspel geeft hij de liedjes extra lading.
Het geluid van RVG (een afkorting van Romy Vager Group, zoals de band aanvankelijk heette) roept dat van Australische (The Go-Betweens) en Britse gitaarbands uit de jaren tachtig (The Smiths) in herinnering. Niet alle liedjes zijn even briljant en met een speelduur van een klein half uur is dit debuut wat aan de korte kant. Maar een nummer als Vincent van Gogh, waarin Vager hen de maat neemt die vinden dat je voor grote kunst zwaar moet lijden, heeft alles in zich een indieklassieker van deze tijd te worden.
The Jayhawks – Back Roads and Abandoned Motels (Legacy Recordings / Sony Music) The Jayhawks, countryrockband uit Minneapolis die ons in de jaren negentig vaak het kippenvel op de rug zong, dat was toch de band van die gelijkwaardige tandem, Gary Louris en Mark Olson?
Tekst Menno Pot
Ja, dat wás zo. Ze kregen ruzie, omarmden elkaar weer, maar waar de magie rond 2010 verdwenen leek, leefde de groep weer op toen Olson vertrok en Louris de enige kapitein op het schip werd.
Gary Louris schreef door de jaren heen aardig wat mooie liedjes voor andere artiesten en dus dacht hij: laat ik die eens zélf opnemen met The Jayhawks en de artiest aan wie ik het liedje ooit schonk.
Zo horen we Louris dus als het ware zijn eigen weggegeven liedjes coveren: Jayhawks-versies van fonkelende juwelen als Everybody Knows en Bitter End, die er bij de immens populaire countrypopgroep Dixie Chicks al uitsprongen. Ook prachtig: het berouwvolle Long Time Ago, hier een duet van Louris en de man die het op plaat mocht zetten, Emerson Hart van de hier niet zo bekende rockband Tonic.
Twee fraaie nieuwe liedjes erbij om het af te maken (Carry You To Safety en Leaving Detroit) en kijk aan: een Jayhawks-album dat een buitenbeentje in de discografie is, maar wel tot de mooiste hoort.
Janne Schra – OK (Concerto Records) De hoes oogde zonnig en veel van de liedjes klonken ook zo, maar de schijn bedroog: Janne Schra’s succesvolle album Ponzo (2015) was een plaat van spanning en stemmingswisselingen, waarop je de hand van haar toenmalige geliefde Torre Florim (De Staat) hoorde.
Tekst Menno Pot
Nee, dan OK, het derde album onder haar eigen naam, al een paar weken uit, maar te prachtig om onbesproken te blijven. Jazzy, zomers, licht en dromerig klinken de liedjes, soms haast als haar oude succesband Room Eleven, al zouden we OK-liedjes als Light en het prachtige Paris Syndrome voor geen Room Eleven-song willen inruilen.
Schra is moeder geworden en in Amsterdam neergestreken. Florim is niet langer haar geliefde, maar hij speelt hier en daar subtiel mee. Er is rust, loutering en geluk. Er is een swingend Motown-moment (Sun) en ondertussen gaat Schra per plaat mooier zingen: haar stem is onderhand uit duizenden herkenbaar, zo makkelijk, elegant en soepel.
Misschien was OK met een klein mespuntje venijn nog beter geweest, maar niettemin: dit is Janne Schra’s mooiste plaat. De zomervakantie kan niet zonder.
Blawan – Wet Will Always Dry (Ternesc) Jamie Roberts alias Blawan zou eens serieus moeten overwegen in Nederland een appartementje aan te schaffen: de man speelt hier de technofestivals en -tenten plat. Terecht, want de Brit is al jaren een van de heersers in de techno, onder zijn alias Blawan maar zeker ook als de hardware-live-act Karenn.
Tekst Robert van Gijssel
Op zijn eerste volwaardige album laat Roberts horen dat hij in de kunst van de harde, elektronische vierkwartsmaten echt ongenaakbaar is. De groove van de drumcomputers en basslines in tracks als Tasser en Venter is ijzig en onweerstaanbaar: mysterieus en donker, maar zó sfeervol. In Careless bouwt Blawan een mooie spanning op: in de spookachtige stemmetjes aan het einde van dat nummer gloort bijna iets van een popliedje. In Kalosi wordt de stemming gelukkig weer streng Duits, en hier doet Blawan even denken aan de baanbrekende Berlijnse techno uit de jaren negentig, van bijvoorbeeld Basic Channel.
Blawan bewijst dat in het soms wat kille en barse idioom van de techno nog heel veel opwindende nieuwe verhalen verteld kunnen worden.
Let’s Eat Grandma – I’m All Ears )Transgressive/PIAS) Het tweede album van het Britse meidenduo Let’s Eat Grandma is al een maandje uit, maar de plaat blijft fascineren. Jenny Hollingworth en Rosa Walton zijn nog maar 19 jaar oud en verrasten twee jaar geleden al met hun debuut I, Gemini. Een plaat vol elektronisch gelaagde, wat springerige pop, gedragen door de bewust kinderlijke stemmetjes van Hollingworth en Walton.
Tekst Gijsbert Kamer
Hun spel met gender en leeftijd zetten ze nadrukkelijk voort op het tweede album I’m All Ears. De stemmen en muzikale grilligheid doen opnieuw denken aan CocoRosie. De arrangementen en elektronische soundscapes waarin de liedjes worden ondergedompeld zijn altijd van een knisperende frisheid, maar toch blijft er iets knagen waardoor je je niet helemaal aan de muziek kunt overgeven. Hoe mooi bijvoorbeeld de elf minuten durende suite Donnie Darko ook is opgebouwd, uiteindelijk glijdt het allemaal van je af. De nummers zijn net iets te ongrijpbaar en te zelfbewust opgebouwd om echt meeslepend te worden. Waar het verstand heel hard ja roept, zwijgt het gevoel.
Gaika – Basic Volume (Warp/ V2) Een douche op de oren. De Londenaar Gaika spot met de genres en graait onbeschaamd uit de rijke zwarte en vooral ook Britse muziekcultuur, om er eigenhandig een verfrissend nieuw geluid mee te creëren. Zijn eerste volwassen album Basic Volume, op het deftige dancelabel Warp, is een toppertje van de vernieuwende dance en elektronische pop en zou zomaar wat in werking kunnen zetten.
Tekst Robert van Gijssel
Gaika Tavares, zo heet hij voluit, groeide op in de Londense wijk Brixton, de plek waar eind jaren zeventig reggae en punk op elkaar klapten om daarna wonderlijk harmonieus samen op te trekken. Die cultuurgeschiedenis moet Gaika hebben geïnspireerd tot zijn eigen stijlenmix. Hij draait sinistere Londense dubstep- en hiphopbeats onder zijn eigen, subtiel vervormde vocalen, die in stijl en teksten steeds terugwijzen naar de muziekcultuur van Jamaica: de dancehall en de reggae. Maar in tracks als Hackers & Jackers en 36 Oaths hoor je ook de door drugs en wanhoop gevoede Amerikaanse emo-rap. Toe maar.
Overdreven gekunsteld klinkt Gaika toch niet. In persoonlijke nummers als Immigrant Sons en Seven Churches for St Jude vertelt hij over emigratie, zijn angsten en zijn plek in de wereld, bij gure drumcomputers en toch ook gelikte synthesizers: al met al best toegankelijke dancetracks, die echt nieuwe perspectieven bieden. In Crown & Key en Born Thieves gooit Gaika dancehall, dubstep, horrorsoundtracks en r&b in de mix, en het kan niet anders of die nummers worden de komende maanden dikke dansvloerhits in de beter verduisterde clubs. En natuurlijk op festival Lowlands, waar Gaika met vooruitziende blik maar vast geboekt stond. We mogen hem daar niet missen.
Dirty Projectors – Lamp Lit Prose (Domino/V2) Het vorige album van de New Yorkse art-rockband Dirty Projectors was een soort echtscheidingsplaat: voorman Dave Longstreth trachtte het stuklopen van zijn relatie met medebandlid Amber Coffman in woord en geluid te vangen. Maar op Lamp Lit Prose, is de toon weer luchtiger en de muziek speelser.
Tekst Gijsbert Kamer
Niet dat het daardoor een rechttoe, rechtaan liedjesalbum is geworden. Longstreth speelt opnieuw met melodie- en zanglijnen, keert liedjes het liefst vanaf het intro binnenstebuiten en vertikt het om de luisteraar en zichzelf even rust te gunnen met een gemakkelijk meezingbaar refreintje.
En toch word je ook door dit achtste album van Dirty Projectors, het tweede zonder Coffman, onmiddellijk gegrepen. Dit keer zijn het de subtiele, West-Afrikaans klinkende akoestische gitaren en de aan de Memphis-soul ontleende blazers die het meest frapperen.
In I Feel Energy lijkt Longstreth met een klein citaat zelfs even te knipogen naar Michael Jacksons Wanna Be Startin’ Somethin’. Maar voordat je de dansschoenen erbij kunt aantrekken heeft hij het nummer al weer omgegooid tot iets ongrijpbaarders. Het fraaist zijn de twee meer richting folk opschuivende slotliedjes. Hier krijgt Longstreth vocale ondersteuning van Robin Pecknold (Fleet Foxes); een betoverend mooie combinatie.
Lamp Lit Prose is dus opnieuw geen gemakkelijke plaat, maar wel een met experiment, speelsheid en knap ambachtelijke compositiewerk. Het album brengt Dirty Projectors terug in de voorhoede van de New Yorkse artpopscene. Naar verluidt gaat de band ook weer op tournee. Iets om naar uit te kijken.
Yob – Our Raw Heart (Relapse Records) We mogen de Amerikaanse band Yob best het geweten van de harde muziek noemen. Het trio, met gitarist, liedschrijver en zanger Mike Scheidt als boegbeeld, volgt het bijna antieke spoor van de doommetal, dat ooit in de aarde is geploegd door Black Sabbath. En de band weet, zonder overdreven vernieuwend te zijn, steeds diepere lagen in het genre aan te boren en in sommige epische treurliederen zelfs een tunnel onder de ziel te graven.
Tekst Robert van Gijssel
De vorige plaat Clearing the Path to Ascend uit 2014 was van een verpletterende schoonheid. Vooral dankzij het nummer Marrow, dat onwrikbaar in de top 10 van mooiste metalsongs aller tijden staat. Het probleem na zo’n meesterwerk: hoe ga je daar als band nog overheen? lees meer
Ammar 808 – Maghreb United ( Glitterbeat/ Xango) Natuurlijk: er komt een keer iemand op het idee de transachtige gnawa-muziek uit de Maghreb, van Tunesië tot Marokko en Algerije, te produceren naast dreunende elektronica en dikke beats. De hele wereld heeft al een dance-bewerking ondergaan. Maar de plaat Maghreb United van de band Ammar 808 is toch origineel. Vooral omdat de vocale kunst intact wordt gelaten en de keiharde drumcomputers uit de klassieke Roland TR 808 de muziek alleen maar nog intenser en hypnotiserender maken. Geen opsmuk en gelikte modernisering, maar juist verharding.
Tekst Robert van Gijssel
—
Luister hier naar de vorige editie! Volkskrant Radio – juli 2018
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
We volgen Lets’ Eat Grandma al een tijdje, maar hebben tot nu toe getwijfeld of hun muziek niet te gek is voor Pinguin, gek als in gestoord. Maar alles went dus ook het wereldvreemde Britse damesduo dat zichzelf de kannibalistische naam Let’s Eat Grandma heeft aangemeten.
Er zijn vier grandma’s beschikbaar voor eventuele consumptie, die van Rosa Walton en die van Jenny Hollingworth. Rosa is 18, Jenny een jaartje ouder, beiden komen uit Norwich waar ze al sinds hun 13e samen muziek maken. Twee jaar geleden debuteerden de meiden met I, Gemini, een album dat net zoveel verwarring als bijval veroorzaakte. Het cliché luidt ‘je moet er van houden’ en als je geen antenne hebt voor rare dameszang, dan is de kans groot dat je je wild irriteert aan het duo. Maar, als je open staat voor muzikaal avontuur, onbetreden paden en dus rare dameszang, dan staat je een rijke ervaring te wachten.
Niet gehinderd door scholing, conventies of duidelijke voorbeelden maakt Let’s Eat Grandma lome, niet erg vormvaste synthipop-songs, die ze veelal unisono zingen op een manier die zowel kinderlijk als wereldwijs is. Anders gezegd, Let’s Eat Grandma maakt ongeschoolde meisjespop in een stijl die ergens tussen de droompop van Beach House en de sprookjespop van Kate Bush in zit. Over een aantal weken verschijnt het nieuwe album van de meiden I’m All Ears. Daarvan zijn twee tracks vooruit gestuurd, Hot Pink en nieuwe single Falling Into Me. Beide songs liggen in het verlengde van de sound van het debuut, met dit verschil dat de beat prominenter is en de zang meer to the point. Het is en blijft een eigen planeet waarop de meiden vertoeven.
De productie van album 2 van Let’s Eat Grandma was in handen van wat je gerust een topteam mag noemen, bestaande uit de Amerikaanse SOPHIE, die hits heeft onder eigen naam en als producer o.a. Charlie XCX en rapper Vince Staples van succes voorzag, Faris Badwan die we kennen als zanger van The Horrors en David Wrench, die o.a. The xx, Frank Ocean en Caribou tot zijn klantenkring mag rekenen.