The Covids – No Kids

The Covids zijn wars van alle (post)moderne etiketten en presenteert zich gewoon als rock ‘n’ roll band.

Je kunt wel zeggend dat nieuwe single No Kids een new wave energie heeft, de solo’s behoorlijk hard-rocken en de song zelf het beste combineert van The Ramones en Motorhead, maar het is en blijft de geest van Chuck & Bo en ouwe Elvis die hier tot leven wordt gewekt. No Kids komt van het tweede album van de rockers en rockette uit Amsterdam. Pay No Mind heet die en is nu ongeveer uit.

Gorillaz, Sparks – The Happy Dictator

Het gonsde al een tijdje maar hier is dan eindelijk het hoorbare bewijs dat Gorillaz weer uit de kooi is.

Traditiegetrouw heeft alfa mannetje Damon Albarn weer een paar oude helden gestrikt om het feestje compleet te maken. Dit keer viel de uitnodiging op de deurmat van de gebroeders Mael van de band Sparks. Sparks maakte naam met ietwat complexe barokpop en scoorde hits met songs als This Town Ain’t Big Enough For The Both Of Us en Amateur Hour. Zij drukten een hoorbaar en herkenbaar stempel op The Happy Dictator. Het vergt enige studie en heel wat oefening voordat je hun koortjes foutloos zal kunnen meezingen. Maar het werkt en hoe! The Happy Dictator is meer pop dan dance en meer rock dan hip hop zoals de meeste grote hits van Albarn’s cartoonorkest. The Happy Dictator lijkt een verdekte steek onder water naar…. inderdaad. Het nummer komt op Mountain, het 9e album van Gorillaz dat volgend jaar maart wordt.

JesperJesper – You Stopped Caring

You Stopped Calling is een prima nieuwe single van JesperJesper (alias Jesper Albers) en zijn meer dan competente band. Het nummer is misschien wat rootsier dan je van ons gewend bent. Maar het Graadmeter succes van o.a. S.G. Goodman, MJ Lenderman en Johnny Delaware bewijst dat er genoeg Pinguins zijn die een Americana deuntje op zijn tijd wel zien zitten. In het dagelijks leven is de uit Brabant afkomstige Jesper Albers drummer bij het Overijsselse Paceshifters (en Wolfmother, maar dat is een ander verhaal). Hij heeft al een EP en wat singles uit. Met You Stopped Me kondigt hij de komst aan van zijn eerste langspeler. Dat wordt waarschijnlijk ergens volgend jaar.

Together Pangea – Like Your Father

We volgen Together Pangea toch als snel zo’n jaar of tien, maar de band blijft boeien met puntige singles en solide albums.

Like A Father is weer zo’n typisch Together Pangea nummer; neo-retro West-Coastrock met echo’s van bands als Beach Boys, Creedence en niet op de laatste plaats The Byrds. Mooi ook is het citaat uit Be My Baby van The Ronettes. Toch is Together Pangea meer dan een revivalband’. De tekst gaat van Like A Father gaat wel ergens over; de perikelen van ouder worden en de productie van Mikey Freedom Hart is edgy en eigentijds. Die producer is ook niet de eerste de beste. Hart speelt toetsen bij Bleachers en werkte mee aan albums van o.a. Taylor Swift, Lana Del Rey en ASAP Rocky. Het feit dat zo’n dure kracht – waarschijnlijk tegen gereduceerd tarief-  bereid is in zee te gaan met wat je toch een underground band zou kunnen noemen, zegt ook wel wat.

Cardinals – Masquerade

Het duurt nog even voordat het debuutalbum van Cardinals onder ons is nog een maandje of vier, maar de voor uitgezonden singles beloven veel.

Cardinals komt uit Ierland en dat kun je horen. Aan hun tongval, maar ook aan de folky accordeon die langzaam maar zeker uit de mix van Masquerade opdoemt. Toch is Cardinals op de eerste plaats een gitaarband en daarbij een vrij traditionele. Tekst en melodie staan centraal bij de band uit Cork. Masquerade, het titelnummer van dat debuutalbum, is een semi-ballad met een slepende melodie en een wijze tekst.  Zanger Euan Manning pleit voor meer kwetsbaarheid en minder cynisme.

Jeff Tweedy – Lou Reed Was My Babysitter

En wij maar denken dat Jeff Tweedy is groot gegroeid op een strikt menu van country & Americana, van Willie Nelson en Hank Williams.

Blijkt de oprichter van Uncle Tupelo en Wilco, bands die aan de wieg stonden van de alt.country-beweging ook fan te zijn geweest van Lou Reed! Jeff heeft een liedje gemaakt over zijn idool waarin hij beweert dat de voormalige Velvets voorman zijn oppas was. Lou Reed Was My Babysitter is een perfecte Lou Reed pastiche. Het nummer had niet misstaan op een van de albums van de meester. Jeff brengt zijn eerbetoon met een knipoog. Dat geeft ons een alibi om een favoriete anekdote op te dissen over legendarisch nukkige Reed; Iedereen houdt van Lou Reed. Behalve de mensen die hem wel eens hebben ontmoet ;).

Lou Reed Was My Babysitter is een van de 30 nieuwe liedjes op Jeff Tweedy‘s Twilight Override album dat vrijdag a.s. uitkomt.

Queen’s Pleasure – The Club

The Club is de tweede single van het derde album van het Amsterdamse Queen’s Pleasure.

Waar Eva een ingetogen liefdeslied is, is The Club een onstuimige rocker met vervormde vocals en losgeslagen gitaren. Als The Club in de clubs geen mosh pits losmaakt, moeten Sal, Teun, Jelmer en Jurre eens serieus een carrièreswitch overwegen. Singles en album zijn geproduceerd door Dylan van Dale (Joost Kleijn, NAAZ en sinds kort ook soloartiest). Een opvallende keuze, maar een geïnspireerde. De release van Stunt Double, zoals het nieuwe album gaat heten, staat gepland voor 9 januari. Een dag later speelt Queen’s Pleasure een thuiswedstrijd in de Tolhuistuin.

Slothrust – Spill The Juice

Denk je net te weten wat voor vlees je met Slothrust in de kuip hebt (post-grunge met dameszang) verrast de band met een nieuwe single die in maar weinig lijkt op het voorafgaande.

Spill The Juice is een vrij classic rockliedje met een hitsige tekst. Makkelijk meezingbaar en met een helder verloop van start naar finish. Alleen de luidruchtige gitaar heeft nog iest van de oude sound. Die gitaarsolo’s -er zijn er meerdere- doen sterk denken aan de gitaarbreak van While My Guitar Gently Weeps van The Beatles (met Eric Clapton). Zoveel zelfs dat er eerder sprake is van een citaat dan van toeval. En daar hebben we geen enkele moeite mee. Integendeel eigenlijk. Eind deze maand verschijnt de Wildcard EP van de band uit Boston, MA.

Quannnic – Floorface

Quannnic (sic) is een wat publiciteitsschuwe rocker uit Florida die al een paar keer eerder via ons uit je speakers of in je oortjes is geknald.

De begin twintiger die waarschijnlijk Nick Quan heet, weet een onbehoorlijk hoeveelheid geluid te produceren voor een eenmansorkest. Toch zou je hem onterecht in een hoek plaatsen als je zijn muziek metal of zelfs maar hard rock zou noemen. Quannnic rockt en kijkt niet op een decibelletje meer of minder, toch is het vrij subtiel wat hij presteert. Op zijn nog vrij recente Warbrained album perfectioneert hij de sound van zijn twee eerdere albums. Als single is Floorface een representatieve proeve van ‘s man’s kunst: een maalstroom van keyboard en gitaargeluiden met daar net boven uit een vrij poppy zangstem. Dat klinkt misschien als shoegaze, maar is het niet. Plaats Quannnic ergens tussen Smashing Pumpkins en Todd Rundgren en je zit er niet ver naast.

Socks;SportsSocks – Oh Oh (money)

Socks;SportsSocks maakt rare plaatjes. Niet slecht of gek, gewoon raar.

Soms zijn ze te weird voor radio, maar regelmatig komen de Rotterdammers met een liedje aanzetten dat te goed is om te laten liggen. Na ‘just killing (time)’ en ‘Talking To Myself’ willen we je nu graag voorstellen aan Oh Oh (money). Bij de eerste klanken denk je even dat er een oud skaliedje begint, maar als de zanger invalt betreden we het unieke, ietwat naïeve universum van Socks;SportsSocks. Hij begint aarzelend, maar laat zich opjutten door een gitarist die het onderste uit zijn fuzzpedal haalt. Het einde komt plots en heeft weer iets weg van een oud (free) jazznummer. En nu weet je nog niet hoe Oh Oh (money) klinkt, behalve een beetje raar.

Socks;SportsSocks viert op 27 november in Rotown een feestje. Aanleiding lijkt de release van hun eerste album, Ironic Songs For A Sincere Generation.