Moss – HX

Moss – HX (Excelsior Recordings)

De openingsriff van Not Today, de eerste track van Moss’ zesde studioalbum HX, had zo afkomstig kunnen zijn uit een Interpol-song, maar we worden op het verkeerde been gezet. Hoewel postpunk wat meer dan in het verleden lijkt na te galmen op HX is het vooral de alom aanwezige synthesizer die in het oor springt. Moss trekt ons geregeld terug de jaren 80 in.

De rol van keyboardheld Jelte Heringa is een stuk prominenter geworden. Dat terwijl het niveau van de songs nog nooit zo hoog is geweest, want HX is met afstand het mooiste wat de Noord-Hollandse band tot nu toe op plaat heeft gezet. Songschrijver Marien Dorleijn is in de vorm van zijn leven. De geboren Zeeuw, die tegenwoordig in Boskoop woont, verloor in de laatste vijf jaar beide ouders en wie goed luistert, merkt dat dat een onderwerp is dat voorbij komt. “Where do we go when we die? Do we know?” Maar ondanks deze ellende is HX een weliswaar bij vlagen stemmig, maar meestentijds opgewekte plaat geworden. Met enkele instant popklassiekers. Neem het door elektronica gedragen, heerlijk weemoedige Beginning.

Around is ook zo’n nummer dat je wel 50 keer achter elkaar wil horen. We ontdekken wat Depeche Mode uit de vroegste jaren 80 (Speak & Spell), terwijl die sound, bijvoorbeeld, ook weer even opduikt in het eveneens retedansbare The Lighthouse. Het zijn twee van de prijsnummers op HX, dat twaalf songs telt, terwijl er geen sprake is van vullers. Dat maakt het allemaal wat extra knap.

Moss heeft zichzelf min of meer heruitgevonden. Zoals Dorleijn meer dan ooit zijn stem inzet als extra wapen. Hij zong nog nooit zo mooi en divers. Zo zoekt hij iets vaker zijn falset en vindt die ook. Het zorgt voor extra emotie in de wederom bloedmelancholische collectie liedjes. Zo is het gloedvolle HX een plaat waarmee Moss niet alleen in Nederland ijzersterk voor de dag komt, maar ook in het buitenland. Let maar op: Engeland en Amerika zetten de poorten wagenwijd open. Pieter Visscher

 

Rolling Blackouts C.F. – Endless Rooms

Rolling Blackouts C.F. – Endless Rooms (Sub Pop/Ivy League)

Jongens waar je van op aan kunt. Dat zijn die gasten van Rolling Blackouts Coastal Fever: Fran Keaney, Tom Russo, Joe White, Joe Russo en Marcel Tussie. Tegenwoordig drukken ze als naam Rolling Blackouts C.F. op hun albums. Reken maar eens uit wat dat aan inkt bespaart en het bekt als naam misschien ook wel wat lekkerder. Wees eerlijk.

Endless Rooms is de derde plaat van de vijf vrienden uit Australië (Melbourne). Drie van de vijf beschikken over geweldige stemmen. Het verhaal is bekend. Keaney, White en Russo (bas) spelen daarnaast gitaar en schrijven de songs ook nog eens. De gelaagde indierock van Rolling Blackouts C.F. is ouderwets energiek en melodieus en zo is er weinig nieuws onder de zon. Daar zijn we blij mee.

Want op de songsmeden van down under lijkt die hele coronastilstand geen wissel te hebben getrokken. Misschien is er een héél klein beetje tempo uit de songs weggesijpeld, maar meer zal het niet zijn. De opgewektheid, het enthousiasme, de zeggingskracht van de liedjes; alles is bij het oude gebleven. Rolling Blackouts C.F. toont vormbehoud. En hoe.

Neem een verslavend lekker uptempo nummer als Saw You At The Eastern Beach. Zo vol levenslust, speelsheid en tekstuele frivoliteiten. Af en toe een boodschap. Zo horen we de mannen het liefst. Ogenblikkelijk word je er smoorverliefd op.  ‘And the stars are just out of reach. But the petrochemical factory glitters like so many precious stones. Even through the bay windows of the quarter acre homes.’

Met Endless Rooms wordt geen moment ingeboet aan kwaliteit en urgentie en laat Rolling Blackouts C.F. – schijnbaar achteloos – horen waarom ze tot de belangrijkste gitaarbands van de laatste jaren behoren. Champagne! Pieter Visscher

High Pulp – Pursuit Of Ends

High Pulp – Pursuit Of Ends (ANTI)

Wat krijg je als je muzikanten uit het rockcircuit uit hun comfortzone haalt en ze de jazzwereld in laat wandelen. Dan krijg je een avontuurlijke plaat. Een jazzalbum, absoluut, dat net even anders is en smaakt naar meer.

“We’re a bunch of outsiders who refused to be kept out”, vertelt High Pulp-drummer Bobby Granfelt. “We’ve never had an academic approach to jazz; most of us grew up playing in DIY-bands. So it was the rawness and the energy and the absolute freedom of the music that called to us in the first place.”

De uit rockstad Seattle afkomstige groep muzikanten opereert ook in de bebop, punkrock, shoegaze, hiphop en elektronische muziek en maakt met Pursuit Of Ends een wonderlijke uitstap, die ook nog eens heerlijk uitpakt. Dat begint meteen al met de op drum ‘n bass gestoelde opener Ceremony. Die swingt de pan uit. De hoofdrol wordt gegrepen door saxofonist Jaleel Shaw, terwijl Granfelt nauwelijks onder wil doen voor Buddy Rich. Kun je nagaan.

Pursuit Of Ends leunt vaker op drum ‘n bass. Het levert weelderige, soms wat filmische jazz op, die raakt aan het geluid van Miles Davis, maar net zo zeer aan dat van Aphex Twin en de alternatieve rockband My Bloody Valentine.

High Pulp is gevormd rond zeven kernleden. De gastmuzikanten zijn minstens zo speciaal, zoals eerdergenoemde saxofonist Jaleel Shaw (Roy Haynes, Mingus Big Band), harpiste Brandee Younger (Ravi Coltrane, The Roots), de Grammy-genomineerde trompettist Theo Coker en toetsenist Jacob Mann (Rufus Wainwright, Louis Cole). Het levert al met al een tiental pure, onweerstaanbare tracks op. Een plaat die schreeuwt om meer. Pieter Visscher

Liefhebbers van High Pulp luisteren natuurlijk ook naar https://pinguinradio.com/player/pinguingroove

Emily Wells – Regards To The End

Emily Wells – Regards To The End (Secretly Distribution)

De 80’s-synths van Two Dogs Tethered Inside slepen je linea recta mee de jaren 80 in. In het decennium waarin we zo graag weer eens zouden zijn. Emily Wells (geboren in 1981) neemt ons bij de hand, hoewel maar voor even.

Want het is vooral dat nummer, meer dan de andere tracks op de plaat, dat zo sterk de jaren 80 ademt. Waarin Wells opgroeide. Zij, de klassiek geschoolde muzikante en zangeres. Met haar kenmerkende orkestrale popmuziek, waarin we vlagen van Kate Bush blijven terughoren. Muziek voor een nichepubliek, dat de tijd neemt om muziek te ontdekken, in alsmaar haastiger tijden. De immer voortrazende ratrace waarin we verzeild zijn geraakt met z’n allen.

Heerlijk is het piano-intro van David’s Got A Problem, waarin de New Yorkse een ode brengt aan de in 1992 jong aan aids overleden Amerikaanse kunstschilder David Wojnarowicz, ook bekend als muzikant, filmmaker en fotograaf. Een prachtige, gedragen song met glansrollen voor Evan Runyon (dubbele bas) en Hideaki Aomori (fluit). Wojnarowicz wordt ook in de liner notes genoemd. Waarin ze ook haar luisteraars bedankt: Thank you, the listener. This music breathes through you.

Theatraler en nog wat intrigerender wordt het met Love Saves The Day, zeer rijk georkestreerd met dubbele bas, fluit, klarinet, Franse hoorn (bespeeld door Emily’s vader), cello en piano. Het nummer is wat kenmerkender voor dit elfde album van Wells, dat tot haar fraaiste platen behoort. Waarop ze weer alle regie in eigen hand hield. Alle nummers zijn van haar, de arrangementen, de productie, terwijl ze zich ook nog eens over het opnameproces ontfermde. Een controlefreak, onmiskenbaar.

Wells zingt en bespeelt gitaar, synthesizer, drums, viool, cello, piano en bas op een kleurrijk meesterwerk, dat steeds meer schoonheid vrijgeeft bij elke luisterbeurt. Wars van pretenties, recht naar je hart. Je bent gewaarschuwd. Pieter Visscher

Kae Tempest – The Line Is A Curve

The Line Is A Curve is het vierde album van Kate Tempest, die tegenwoordig door het leven gaat als de genderneutrale Kae Tempest. De naamswijziging als een soort statement. Ze legt het uit:

“I’ve been struggling to accept myself as I am for a long time. I have tried to be what I thought others wanted me to be so as not to risk rejection. This hiding from myself has led to all kinds of difficulties in my life. And this is a first step towards knowing and respecting myself better. I’ve loved Kate. But I am beginning a process and I hope you’ll come with me … [Kae is] an old English word that means jay bird. Jays are associated with communication, curiosity, adaptation to new situations and COURAGE which is the name of the game at the moment. It can also mean jackdaw which is the bird that symbolises death and rebirth. Ovid said the jackdaw brought the rain. Which I love. It has its roots in the Latin word for rejoice, be glad and take pleasure. And I hope to live more that way each day … This is a time of great reckoning. Privately, locally, globally. For me, the question is no longer ‘when will this change’ but ‘how far am I willing to go to meet the changes and bring them about in myself.’ I want to live with integrity. And this is a step towards that. Sending LOVE always”, is Kaes statement. Een verklaring, een uitleg. Mooi mens. Die sowieso geboren is om boodschappen te verkopen.

The Line Is A Curve gaat over emoties als schaamte en angst en over een sociaal isolement, het proberen los te laten van negatieve gevoelens. Tempest laat geen lastig onderwerp onbesproken, kent geen gêne en gooit alle kaarten op tafel. En zo kennen we haar ook. Daar ligt haar kracht, haar power. Wie Tempest weleens live aan het werk heeft gezien, weet hoe diep haar teksten ook dan kunnen binnendringen. In 2012 won ze de prestigieuze Ted Hughes Award for innovation in poetry.

De spokenwordpoëzie van Kae Tempest gaat natuurlijk over de Brexit met al zijn aanhangsels, hoe het is te leven in het huidige Engeland. Het kroegleven, verdwalen in mobiele telefonie, daardoor worden opgeslokt. Het parallelle universum van de Instagrams van deze wereld. Hoe je wordt bedot, beduveld en bedwelmd door sociale media. The Line Is A Curve is emotioneel geladen. Überhaupt geladen. Tempest memoreert op grillige beats, soms keihard, soms vol nu-soul, alsook underground hiphopbeats. Ze voelt een dagelijkse verplichting haar emoties, haar ontzetting en vertwijfeling de baas te zijn. Terwijl er ook, gelukkig maar, optimisme is. Zon achter de wolken. “There are things I have to say about the fullness and the blaze of this beautiful life,” rapt ze in Grace. Geregeld hoor je haar vechten tegen emoties. Dan is Tempest op haar best. Gastrollen zijn er onder meer voor Lianne La Havas (No Prizes) en de geweldige Grian Chatten van Fontaines D.C. (I Saw Light). Het album is een ronduit therapeutische oefening van Tempest, waarmee ze aantoont al haar demonen de baas te kunnen zijn. Kae Tempest staat 2 juli op Down The Rabbit Hole.

Tekst: Pieter Visscher

Bloc Party – Alpha Games

Bloc Party – Alpha Games (Infectious/Mattan)

Silent Alarm is al 17 jaar oud joh, denk je dan. Het heerlijke debuut van de Britse band Bloc Party. Vol met snedige indierock. Och, dat Banquet, wát een goed liedje blijft dat. Tijdloos. Nog altijd een festivalklassieker in de feesttenten.

Bloc Party is in de loop der jaren platen blijven uitbrengen. Met wisselend succes, terwijl zanger Kele Okereke ook met de regelmaat van de klok soloalbums uitbracht. Bovendien met wisselend succes. En telkens werd dan weer gerefereerd aan het grotendeels geweldige Silent Alarm. En dat gaan we ook nu weer doen. Omdat je daar simpelweg niet aan ontkomt. De vraag bleef immers of Bloc Party weer eens zou kunnen tippen aan dat album. En dan is het mooi dat we die vraag na 17 jaar met ja kunnen beantwoorden. Alpha Games komt in de buurt. Jawel.

Het dansbare indierockgeluid van de Britten klinkt zo venijnig als we het zo graag horen. Dat geldt niet voor alle twaalf songs op Alpha Games, maar het is wel vaak raak. Opener Day Drinker raakt zelfs wat aan Banquet, met z’n hooks en opwinding en de bloedvorm waarin zanger/gitarist Okereke, 40 inmiddels,  verkeert.

Natuurlijk mis je de vernietigende drumslagen van Matt Tong, die jaren terug al besloot andere dingen te gaan doen. Hoewel huidig drumster Louise Bartle ook uit het juiste hout gesneden is. Hoor eens hoe ze tekeer gaat in Traps. Waarin oudgediende Russell Lissack ook de kans krijgt te excelleren. Bartle is vocaal ook aanwezig, her en der, op de achtergrond.

Met name de vurige nummers op Alpha Games maken de plaat tot een spannende luistertrip, terwijl de wat meer doordachte, overpeinzende momenten van Okereke het album van diepgang voorzien. Alpha Games betekent dat Bloc Party weer in de topvorm van 2005 verkeert, en dat is een prestatie vanjewelste. Pieter Visscher

Coil – Musick To Play In The Dark 2

Coil – Musick To Play In The Dark 2 (Dais)

De schitterende glans van Coils Musick To Play In The Dark-albums is in de meer dan 20 jaar die voorbij is getrokken sinds de release van de plaat geen moment verbleekt.

Terwijl onlangs het eerste deel opnieuw uit is gekomen, te midden van een gestage stroom van Coil-werken – klassiekers zoals Love’s Secret – is deel twee nu verschenen. Opgepoetst. Een nichealbum dat door die digitale oppoetserij nóg wat sterker binnenkomt. Voor in de nacht. Want Coil maakt muziek die in het donker het best tot z’n recht komt. Dan kruipt het ongrijpbare indiegeluid van Peter Christopherson (ex-Throbbing Gristle) en John Balance het diepst onder je huid. Beiden zijn al jarenlang overleden, maar ze zouden deze geremasterde plaat zonder twijfel hebben toegejuicht, als liefhebbers van de modernste muzikale technieken.

Er is iets sprankelends en heerlijk helders aan het geluid dat we horen op Musick To PlayIin The Dark Vol. 2. Ondanks het sluipende onbehagen, dat in de verte blijft hangen. Dat geluid dat dus zo sterk onder je huid kruipt. Niet te vangen. Vervreemdend. Subversief. Zijn het liedjes? Niet echt. Alhoewel, natuurlijk wel. Geluidsschetsen. De beste, hyperintelligente en veel te vroeg overleden radiodeejay Arjen Grolleman was fan van het eerste uur. Dat zegt genoeg.

Het Britse avant-gardecollectief deed waar het zin in had. Compromisloos. Onderscheidend. Zullen we het geluidsontwerpen noemen? De snerpende sound, hier en daar, de geregeld minimale zang of spraak. Worstelend met de elementen komt Coil tot talloze hoogtepunten. Nog altijd invloedrijk. Zo heeft Nine Inch Nails’ Trent Reznor zich net zo sterk door Depeche Mode laten beïnvloeden als door Coil. Je kunt het stempel industrial drukken op de formatie, maar daarmee doe je de heren tekort. Coil is niet te vangen en nog altijd huiveringwekkend actueel en urgent. Wat is het ruim 12 minuten durende Tiny Golden Books toch een pareltje vanjewelste, met z/n vervormde vocalen, doordenderende synthritme en spervuur aan soundscapes. Verslavend. Schreeuwend om de repeatknop. Licht uit, Coil aan. Pieter Visscher

Calexico – El Mirador

Calexico – El Mirador (City Slang)

Joey Burns en John Convertino van Calexico hebben hun tiende studioalbum afgeleverd. Het is een plaat waar de speelvreugde meer dan ooit vanaf druipt. Daar hebben we juist zoveel behoefte aan.

Een jaar of vier terug interviewde ik de twee naar aanleiding van het toen net verschenen The Thread That Keeps Us en het duo was zeldzaam innemend. Je hoort dat nog steeds terug in de muziek van Calexico; dat innemende. Die sympathieke sound. TYTKU is een stuk donkerder dan de huidige worp songs en dat terwijl díe plaat pre corona verscheen en pre imbeciele oorlog in Oekraïne. Die onvoorspelbaarheid van Convertino en Burns mag er zijn. Net zoals El Mirador (De Kijker) zelf. Het Latijns-Amerikaanse geluid van de band uit Tucson, Arizona, waarin blues en woestijnrock een voorname positie innemen is zwanger van positivisme, zonder in te boeten aan zeggingskracht. Het blijft heerlijk dat opnieuw zowel in het Spaans als in het Engels wordt gezongen.

De Guatamaltese zanger Gaby Morena, de Spaanse rockartiest Jairo Zavala, Sam Beam (Iron & Wine) en dichteres Pieta Brown – ze schreef de tekst van El Paso – helpen een handje op het album, waarop de songkwaliteit hoog is. Met melancholische liedjes, vol hoop en verlangen. Een plaat om smoorverliefd op te worden. En je te laten verleiden tot wat danswerk. Geef je er maar eens aan over. Pieter Visscher

Aldous Harding – Warm Chris

Aldous Harding – Warm Chris (4AD/Beggars)

Aldous Harding speelde al veel vaker met haar stem, maar niet eerder schakelde ze zo mooi en precies tussen sopraan en alt als op haar nieuwe, uitdagende album Warm Chris.

Waardoor je geregeld het gevoel krijgt naar verschillende zangeressen te luisteren. In openingstrack Ennui gebeurt dat ook even. Wie goed luistert, hoort dat op de achtergrond Hopey Parish te horen is. Een beginnend zangeres én de dochter van John Parish. Die we vooral kennen van zijn werk voor en met PJ Harvey, maar die natuurlijk ook furore maakte met zijn solowerk. Daarnaast produceerde Parish platen voor onder meer 16 Horsepower, Bettie Serveert, Tracy Chapman, Eels, Arno, Dry Cleaning en Sparklehorse.

Op Warm Chris laat hij zijn stem her en der horen en bespeelt hij onder andere tamboerijn, keyboard, gitaar, bas en drumt hij een moppie mee op allerhande percussie. Parish heeft de plaat ook geproduceerd, waardoor het geluid af en toe aan dat van PJ Harvey doet denken. In de gevoelige tracks en laat ze nou eens alle dertien gevoelig zijn.

Op een plaat die niet gemakkelijk is. Met teksten die al voor net zo veel verwarring kunnen zorgen. Neem een Tick Tock:

Oh the dirty of it pipped the label
You were chosen man
Holy!
Party people they all want to start at me
All I want is an office is the country

Wie het weet mag het zeggen. Harding is zo ongrijpbaar als wat en doet dingen met haar stem die al net zo intrigerend zijn. In Passion Babe bijvoorbeeld, lijkt het alsof ze haar kunstgebit even heeft uitgedaan, terwijl Harding nog over al haar eigen tanden en kiezen beschikt. Het is prachtig, evenwel.

En neem een nummer als She’ll Be Coming Round The Mountain, waarin piano, banjo en bugel de hoofdrol pakken. Beeldschoon. En omdat abstractie de boventoon blijft voeren, zowel muzikaal als tekstueel, mogen we weer heerlijk verdwalen in Aldous’ vervreemdende wereld. Warm Chris is prachtig. Pieter Visscher

 

Silverbacks – Archive Material

Silverbacks – Archive Material (Full Time Hobby)

Met Daniel O’Kelly (die ook zingt), Kilian O’Kelly en Peadar Kearney heeft Silverbacks een drietal gitaristen in de gelederen. Daar wordt grif gebruik van gemaakt op het tweede album van de band uit Dublin: Archive Material.

Een plaat die wat voortborduurt op het debuut Fad van twee jaar terug. En dat is een mooi gegeven, want de niet al te gek wilde postpunksongs, die ook de nodige artrock ademen, blijven een eigen kleur houden. Silverbacks, geregeld net zo laconiek als recalcitrant, springt niet te gek veel uit de band en dat kader staat het vijftal, gecompleteerd door de af en toe zingende bassist Emma Hanlon en drummer Gary Wickham, prima.

Silverbacks heeft weer een mooie bundel catchy postpunknummers met kunstzinnige kartelrandjes op plaat gezet, die een aangenaam soort finesse ademen. Maar het is een band die ook net zo tegendraads kan zijn als Pavement in zijn beste vorm. We horen bovendien Television. Niet voor niets een inspiratiebron. Fijnproevers merken mogelijk op dat er raakvlakken zijn met het Schotse The Phantom Band en een enkeling zegt ongetwijfeld: Die hebben naar Talking Heads geluisterd hè! En ook naar The Strokes? Mogelijk.

Zo zijn er daarnaast best wel raakvlakken met Parquet Counts en Shame te vinden. In die hoek moet je het zoeken. Op een langspeler zonder échte uitschieters. Die overigens verre van vlak en voorspelbaar is. En dat is hartstikke knap. Doe het maar eens. Pieter Visscher