Metronomy – Small World

Metronomy – Small World (Because Music/Virgin)

Toen ik Joseph Mount een kleine acht jaar terug interviewde, had hij net Love Letters afgeleverd. Een frisse, opgewekte plaat. Daarna volgden Summer 08 (2016) en Metronomy Forever (2019). Platen die wat minder sprankeling hadden, dan we waren gewend van Mount, die het geschonden blazoen oppoetst met de nieuwste worp: Small World.

Small World is weer een album dat uitpuilt van de smaakvolle indiepopliedjes, waarin elektronica nog altijd een prominente plaats inneemt. Niet geheel toevallig heeft Mount de computer weer links laten liggen bij het tot stand komen van Small World. Iets wat hij acht jaar geleden ook deed. “Het album is wat traditioneler ontstaan. Dat voelde als een soort contradictie, omdat ik het heel moeilijk vind de computer te negeren”, zei de eloquente Mount toen. Maar hij doet het het dus opnieuw en dat komt de kwaliteit van de songs ten goede. Het voelt allemaal wat organischer.

En hoewel tegen het niveau van het sublieme The English Riviera (2011) niet continu wordt aangeschurkt, had een song als I Lost My Mind zo op dat album gepast. De frivoliteit van het gepingel op een piano in het outro verraadt veel van de frivoliteit die er was toen Small World werd geschreven. Mount heeft zijn vorm hervonden en speelt de zon achter de wolken vandaan in tijden waarin we van de ene naar de andere crisis glijden. Woningcrisis, asielcrisis, coronacrisis, oorlogscrisis en ga nog maar even door.

Het trekt een wissel op lichaam en geest, wees eerlijk, en daarom is het verfrissend dat Metronomy ons even uit die sleur haalt. Met een plaat waarop lichtvoetigheid en goeie indiepopliedjes elkaar vinden. Tekstueel opbeurend en verwarmend, alsof Mount wil zeggen: “We moeten hier even doorheen, met z’n allen. Maar het komt allemaal goed. Kom op!” Het goud op Metronomy’s Small World verlicht ons hart een beetje. Dank, Joseph. Pieter Visscher

Alt-J – The Dream

Alt-J – The Dream (Infectious/BMG/Mattan)

Joe Newman, Gus Unger-Hamilton en Thom Green staken de koppen maar weer eens bij elkaar en opeens lag-ie op de planken, de nieuwe Alt-J. Muzikaal bij vlagen nog wat sterker vervreemdend dan we van de band uit Leeds gewend waren. Dat is dus nogal wat. Maar niks is wat het lijkt, want gaandeweg vallen puzzelstukjes in elkaar.

We wisten natuurlijk al van drie eerder verschenen platen dat de Britten allesbehalve dertienineendozijnrock maken. Het is allemaal wat studentikoos, wat ingewikkeld en soms ook wat onsamenhangend. Alt-J doet vaak lekker gek en zo ook weer op The Dream. Nóg wat gekker dan anders dus. Analoog aan de situatie op onze planeet zou je kunnen zeggen. We kijken immers nergens meer van op.

Zo ook niet van het feit dat The Dream steeds sterker binnen blijft komen, ook al had je daar geen rekening meer mee gehouden. Mind you: mits je het album hard genoeg afspeelt. Het is een plaat die zijn geheimen zeldzaam traag ontvouwt om, eenmaal daar, niet meer los te laten. Neem de tijd en je wordt beloond. Dat werk. Al die verwarrende elektronica en gelaagde percussie voelen steeds comfortabeler aan. Wat ook geldt voor het stemgeluid van Joe Newman, die nou eenmaal zo zingt.

Past wel prima bij de geregeld wat tegendraadse artrock van de band die met Get Better het persoonlijkste nummer tot nu toe op plaat heeft gezet. Newman zingt voor zijn zieke vriendin. Een kleingehouden liedje. De band klinkt kwetsbaarder dan ooit. Pieter Visscher

 

 

 

King Hannah – I’m Not Sorry, I Was Just Being Me

King Hannah – I’m Not Sorry, I Was Just Being Me (City Slang)

Mooie, lange titel van dit debuutalbum van King Hannah. Duo dat zichzelf twee jaar terug al enigszins op de kaart zette met de ep Tell Me Your Mind And I’ll Tell You Mine. Een titel die nog wat langer is. Ze hebben er patent op, vooralsnog.

Net zoals ze patent hebben op liedjes met over het algemeen wat langere titels. Zoals nummer twee op I’m Not Sorry, I Was Just Being Me, dat So Much Water So Close To Drone heet. Niet bedoeld om meteen te beklijven, zo lijkt het, en dat is ook het geval met de muziek van de twee uit Wales. Hannah Merrick en Craig Whittle heten ze. Op de plaat bijgestaan door een drummer en een bassist, terwijl een keyboardspeler ook continu meedoet. Zo krijg je dus een band.

Merrick en Whittle leerden elkaar kennen in een café, waar ze beiden bier tapten en het goed met elkaar wisten te vinden. Ze speelden ook nog eens allebei wat instrumenten en zongen ook nog eens. Merrick wat vaker en beter. Zo ook op I’m Not Sorry, I Was Just Being Me, dat geen stijlbreuk betekent met de debuut-ep.

Dat Merrick en Whittle (een stuk minder) beiden zingen zorgt voor een aangenaam stuk variatie op het debuutalbum van de twee. Zo doet een nummer als Ants Crawling On An Apple Stork (heb ik iets gezegd over lange titels?) opeens wat denken aan The Velvet Underground. Een formatie minstens zo experimenteel en ‘ondergronds’ als King Hannah. De twee moeten de plaat met die bekende hoes met banaan, van Andy Warhol in de kast hebben staan.

Maar er zijn wel wat meer acts waaraan je moet denken terwijl je I’m Not Sorry, I Was Just Being Me beluistert. Grofweg kun je zeggen dat I’m Not Sorry, I Was Just Being Me betekent: PJ Harvey ontmoet Portishead. Voeg daar een vleug Nick Cave aan toe en, vooruit, een snuf Kurt Vile en horen we in de verte niet de gitaar van de dekselse Adam Granduciel van The War On Drugs, in het bijna acht minuten durende The Moods That I Get In? Nee hoor, het is gewoon Craig Whittle. Pieter Visscher

 

Mitski – Laurel Hell

Mitski – Laurel Hell (Dead Oceans)

Wat er precies allemaal is gebeurd met Mitski in de afgelopen jaren is niet helemaal duidelijk, maar dat ze opeens albums van erg hoog niveau uitbrengt is een feit. Be The Cowboy werd in 2018 uitgeroepen tot album van het jaar, door het toonaangevende Pitchfork nota bene, hetgeen wat overdreven was, maar Mitski doet in 2022 dus gewoon brutaal een nieuwe poging. Laurel Hell is een plaat die zelfs een muzikale stap vooruit is.

De weelde waarin de Japans-Amerikaanse Mitski (Mitsuki Laycock-Miyawaki) momenteel baddert, is dus niet zomaar even uit de lucht komen vallen. Evenmin als Mitski’s liefde voor de jaren 80. Terwijl de in 1990 in Mie Prefecture geboren zangeres juist net na dat rijke muzikale decennium het levenslicht voor het eerst aanschouwde. Haar nieuwste plaat leunt meer dan ooit op de eighties en het staat haar hartstikke goed.

Tekstueel borduurt ze voort op eerdere lyriek, waarin ze van haar hart geen moordkuil maakt. Wie goed luistert, wordt meegenomen in het diepste van Mitski’s ziel. Zij, die gitaar en toetsen bespeelt op Larel Hell laat ruimte voor allerlei interpretaties, zoals in de gedragen synthpoptrack Everyone: “And I left the door open to the dark. I said come in, come in, whatever you are. But it didn’t want me yet.”

Het daarop volgende Heat Lightning is van een schoonheid die we maar weinig horen. Raakvlakken met Phoebe Bridgers zijn er, maar Mitski wint dit virtuele duel van haar landgenote. We hebben te maken met een klassiek repeatknopnummer. Honing voor de verwarde ziel.

Wie in de disco stil kan blijven staan op tracks als The Only Heartbreaker en Love Me More, die het meest ostentatief in de richting van de jaren 80 wijzen, zou nooit meer in de buurt van een dansvloer mogen komen. Dat terwijl het nachtleven éindelijk weer van het slot gaat. Zo had het elf nummers tellende  Lauren Hell, dat je knuffelt wanneer je het even niet ziet zitten en je opwarmt tijdens de koudste momenten, op geen beter moment kunnen verschijnen. Pieter Visscher

Jan Verstraeten – Violent Disco

Jan Verstraeten – Violent Disco (Unday Records/Mattan)

Jan Verstraeten is zo’n onvervalst schoolvoorbeeld van een multitalent. Jongen die niet alleen de prachtigste muziek schrijft en uitvoert, maar ook nog eens zijn eigen platenhoezen tekent en schildert, zijn fans tatoeëert – mind you: mits zij dat willen – de podiumoutfits voor zijn band ontwerpt en als klap op de vuurpijl z’n eigen videoclips animeert en regisseert. Oja, jan is ook beeldend kunstenaar en dichter. Genoeg inmiddels? Hij liet de ep Cheap Dreams verschijnen in 2019 en debuteert nu met een volwaardig album: Violent Disco.

Verstraeten duikt oorspronkelijk op in de punkhoek in België, maar daar hoor je niets meer van terug. Violent Disco is een eclectische plaat, die allerlei kanten opschiet, zonder al te gek onsamenhangend te worden. Dat is het mooie. En natuurlijk heeft die cover van het album best iets geils. Maar is dat geen vampier waar mee wordt getongzoend? Jawel. Dekselse Jan.

Vampire In My Bed opent het album en dan weet je het wel. Jan gaat zijn demonen muzikaal te lijf en hij verkeert in topvorm. Kosten noch moeite zijn gespaard. Met name vioolpartijen zijn geregeld pregnant aanwezig, hetgeen een sfeer neerzet die voor nog meer blijdschap en vreugd zorgt sinds we weten dat het land weer goeddeels van het slot gaat. Een filmische track als It’s Like A Movie zit vol strijkers en we horen een klein jongetje praten. Een song vol emotie en diepgang, die exemplarisch is voor het geluid dat Verstraeten laat horen. Waarin ook soul een hoofdrol speelt.

Juist wanneer de uitbundigheid plaatsmaakt voor ingetogen pracht en praal is Verstraeten op zijn best. Zoals in de, wederom, met strijkers aangelengde liefdesode Cry Baby, het gedragen Ice Dreams (zelfde concept en weer bloedmooi) alsook met de Britney Spears-cover …Baby One More Time, door Verstraeten Hit Me Baby genoemd.

Swingend wordt het onder meer met het uitbundige Goodbye World (héérlijke video ook!) en de titeltrack, wanneer Verstraeten laat horen ook over een falset te beschikken. Violent Disco is een meesterwerk. Niet meer en zeker niet minder. Pieter Visscher

Boy Harsher – The Runner

Boy Harsher – The Runner (Nude Club)

Een van de interessantste elektronische acts van het moment is het Amerikaanse duo Boy Harsher. The Runner is het derde studioalbum van het duo dat bestaat uit Augustus Muller en Jae Matthews.

Geen reguliere plaat, want we hebben het over een soundtrack, behorend bij de gelijknamige (korte) horrorfilm. Die evenals de muziek door de twee is gemaakt. De twee schreven, regisseerden en produceerden de film. Grote inspirator bij het tot stand komen van The Runner is horrorregisseur John Carpenter geweest, die furore maakte met onder meer Assault on Precinct 13 en Halloween. Liefhebbers van het horrorgenre weten dat Carpenter geen kleine jongen is. Het geweldige Careful (2019) overigens was een soundtrack van Boy Harsher voor een horrorfilm die niet bestond.

Hoewel The Runner geschreven is als soundtrack voor de film met dezelfde titel is de muziek niet per se duisterder of onheilspellender dan hetgeen eerder op plaat is gezet. Het is hooguit iets minder dansbaar, hoewel de voeten nog steeds van de vloer mogen. Met name op Machina, als de verlokkende darkwaver Mariana Saldana, bekend van BOAN en Medio Mutante, achter de microfoon plaatsneemt voor pulserende synthpop met de bekende indie Boy Harsher-rafels, die de jaren 80 sterk in herinnering roepen. Saldana zingt in het Spaans.

Ook Give Me A Reason is een vloervuller, mits de volumeknop fors naar rechts wordt geduwd en je niet te gegeneerd bent je lichaam in posities te manoeuvreren waaraan het niet gewend is. Van een klein beetje gek doen is geen mens ooit minder geworden. En wanneer je dan toch op die dansvloer beweegt is Autonomy, waarop wordt gefeatured door de wat illustere Cooper B. Handy, een tweede oefening in lenigheid.

De spannende, donkere elektro van Boy Harsher is niet alleen een aantrekkelijke soundtrack voor een stukje horror, maar vooral ook voor de nacht. En laten de nachtclubs vanaf 12 februari hun deuren nou weer dapper, alsook noodgedwongen wagenwijd openzwiepen. Boy Harsher maakt nachtmuziek met een verslavend rauw randje. Voor de heerlijkste escapistische ervaringen. Pieter Visscher

 

Palace – Shoals

Palace – Shoals (Fiction/Virgin)

Het Engelse Palace heeft de derde plaat die de band heeft uitgebracht Shoals gedoopt. De albumtitel is geïnspireerd op het nogal onvoorspelbare gedrag van een school vissen, dat net zo snel kan veranderen als onze angsten en zorgen voor de wereld om ons heen.

Het 50 minuten durende album lijkt een weerspiegeling van de donkere en wat onzekere tijden waarmee de covid-19-pandemie ons heeft opgezadeld sinds 2020. In dat jaar begon de band het materiaal voor Shoals uit hun creatieve brein te halen. Shoals biedt een uitgebalanceerde selectie van nummers die ook een deel van de vroegere schittering van hun werk van vóór de pandemie weerspiegelen. Soms doet de band wat aan Fleet Foxes denken en dat bevalt prima.

Terwijl het album instrumentaal een behoorlijke groei laat zien, vertoont het ook een sprong naar volwassenheid in het tekstschrijven van Leo Wyndham. Het is zonder twijfel het meest serieuze materiaal dat de groep tot nu toe op plaat heeft gezet en de poedelnaakte kwetsbaarheid in de teksten die onderwerpen als angst, slapeloosheid en allerhande mijmeringen niet uit de weg gaan, laat maar weer eens horen dat de mooiste bloemen op de mestvaalt blijven groeien.

Muzikaal heeft de band zichzelf enigszins heruitgevonden door meer elektronica te gebruiken dan op de vorige twee albums, hoewel het gedoseerd gebeurt en de band niet te veel concessies doet het indierockgeluid van weleer.

Fijne, opbeurende track is het uptempo Fade, met een tekst die anders doet vermoeden: “There’s my writing on the wall. Broken bodies on the floor. Am I paranoid x4. Now just go and fade away. My happiness has turned to grey. Am I paranoid x4.”

Niettegenstaande de melancholische sfeer die op een groot deel van het album naar voren komt, is er een vrij gezonde balans gecreëerd tussen mindervrolijke en vrolijke nummers zoals Fade en Gravity, die ongetwijfeld een afspiegeling zijn van de periodes van hoop tussen de verschillende stadia van de irritante lockdowns die de afgelopen jaren op ieders pad zijn gekomen. Pieter Visscher

 

 

 

Rival Consoles – Overflow

Rival Consoles – Overflow (Erased Tapes)

Rival Consoles klinkt nog altijd als een bandnaam, terwijl we sinds 2007 weten dat de Brit Ryan Lee West schuilgaat achter de act die met zijn muziek nooit de stap naar een groot publiek gaat maken, maar dat waarschijnlijk ook niet ambieert.

West schreef de muziek op Overflow voor de gelijknamige dansproductie van choreograaf Alexander Whitley. Een samenwerking om in te lijsten, omdat je aan alles voelt dat West toch wat uit zijn comfortzone wordt getrokken. Onbewust misschien. Overflow betekent een dik uur avontuurlijke elektronica van het allerhoogste niveau. Geen geplaveide wegen, geen clichés, geen overduidelijke opbouw naar climaxen, maar – licht gechargeerd – een continue climax. Mind you: voor wie beschikt over de juiste speakers of geweldige koptelefoon. Cruciaal voor het beluisteren van deze enerverende trip.

“Tijdens generale repetities van de dansvoorstelling in theaters componeerde ik in het moment korte werken op mijn laptop die uiteindelijk werden gebruikt, zoals het nummer Scanning, dat werd gemaakt van een elektromagnetische opname van de interne werking van een iPhone tijdens het gebruik van sociale media. In de big-data-wereld van sociale media en cookies is alles onzichtbaar, stil en verborgen achter een aangename, verleidelijke esthetiek. Ik dacht dat het interessant zou zijn om het tegenovergestelde te doen en een zeer krassend, mechanisch, lawaaierig scangeluid te hebben dat licht werpt op wat er werkelijk gebeurt”, duidt West zijn muziek op Overflow, dat net zo ambitieus als fascinerend is.

Een plaat die schuurt en wringt, overloopt van verrassende wendingen en soundscapes. Met een enkele track waarop vocalen worden gesampled. Zoals in het wonderlijke I Like, wanneer je een manspersoon ietwat stotterend “I like” en “It’s like” hoort brabbelen.

Op Overflow 13 pulserende, hypnotiserende tracks, vaak hoogst repetitief met veel bas en techno-elementen. Terwijl het nooit écht dansbaar wordt. Het aantal beats per minute blijft aan de lage kant, hetgeen extra nieuwsgierigheid opwekt met betrekking tot die dansproductie. Zonder twijfel net zo innovatief als de muziek die Rival Consoles er voor schreef. In de clip van het tien minuten durende openingsnummer Monster krijg je er een voorproefje van. Pieter Visscher

Courtney Barnett – Things Take Time, Take Time

Courtney Barnett – Things Take Time, Take Time (Marathon Artists/Mattan)

Als zielsverwant van Kurt Vile, met wie Courtney Barnett in 2017 het alom geprezen Lotta Sea Lice uitbracht, lag het in de lijn der verwachtingen dat ze ook op haar derde album geen radicaal andere koers zou gaan varen. En zo geschiedde.

Barnett klinkt nog altijd net zo lijzig als Vile en ze maakt liedjes die in het verlengde liggen van het timbre en dat tempo hetgeen ze omarmde om nooit meer los te laten. Op Things Take Time, Take Time is alles dan ook bij het oude gebleven en dat bevalt uitstekend. Van Motörhead verwachtten we immers ook nooit dat ze iets met ballades zouden gaan doen. Het is fijn dat schoenmakers bij hun leest blijven. Ook in een lockdown.

Things Take Time, Take Time is een titel die het album grandioos samenvat. Barnett schreef alle songs weer eigenhandig en assisteerde Stella Mozgawa tijdens de productie van de tien songs. Mozgawa, evenals Barnett afkomstig uit Australië, drumt in de indierockband Warpaint en werkte bovendien samen met Kurt Vile, alsook gelijkgestemde Adam Green. Muzikanten die een broertje dood hebben aan gejaagdheid. Al is het ook niet zo dat álles in één tempo gebeurt en dus ook niet bij Barnett, die met Write A List Of Things To Look Forward To er toch even in slaagt de voetjes van de vloer te krijgen. Geen al te wilde boel overigens.

Multi-instrumentalist Barnett, die opgroeide in Sydney en tegenwoordig op Tasmanië woont, is gewend aan een bepaalde ontspannenheid die gewoon is in Australië in het algemeen en Tasmanië in het bijzonder. Dus wat dat betreft vertaalt ze haar omgeving en belevingswereld naar liedjes. Met een hoofdrol voor haar gitaar, terwijl ze op Things Take Time, Take Time ook, onder andere, viool, basgitaar en piano speelt.

Barnett heeft met haar praatzingende stijl een indiesoftrockplaat afgeleverd die andermaal veel humor kent in de teksten en die dezelfde staat van ontspannenheid kan opleveren als die van Barnett zelf. Daar kan geen reiki tegenop. Pieter Visscher

 

 

Aeon Station – Observatory

Aeon Station – Observatory (Sub Pop)

De laatste keer dat we concreet iets van Kevin Whelan hoorden, is zo’n achttien jaar terug, toen hij met indierockformatie The Wrens de zwanenzang van die band uitbracht: The Meadowlands. De plaat werd goed ontvangen en scoorde op het toonaangevende Pitchfork zelfs een 9,5. Dat was wat overdreven.

En nu is Kevin Whelan terug. Het debuut van zijn huidige band Aeon Station is zo’n plaat die we goed kunnen gebruiken in pandemische tijden. Muziek redt de wereld sowieso sinds mensenheugenis. Whelan heeft er lang over gedaan, maar dat voorkomt dus dat er miskleunen op het album zijn te vinden. Alle tien goed. Nu al zin in de outtakes!

Observatory is een langspeler geworden die overloopt van kwaliteit, emoties en beklijvende songs. Een kerstcadeau, zo aan het eind van het jaar en met een beetje fantasie kunnen we het afsluitende Alpine Drive zelfs een kerstliedje noemen. “I’m on my way, I’m on my way back home”, zingt Whelan. Het is een heerlijk, zalvend, hartverwarmend nummer, dat troost biedt in toch wat dystopische tijden. It’s beginning to look a lot like Christmas. We moeten er wat van maken. Nietwaarrrrrrrr?

Daarbij helpt het zo veel mogelijk draaien van Observatory, dat niet alleen die troost biedt, maar ook de mogelijkheid verschaft jezelf even te verliezen in verrukkelijk uptempowerk met scheurende gitaren; Queens en Better Love. Terwijl het absolute hoogtepunt van de plaat het ruim vijfenhalve minuut durende Fade is en we niet voor de eerste keer merken dat Whelan de afgelopen jaren inspiratie opdeed bij Arcade Fire. Fade – check die video ook! – is zonder twijfel de beste rocksong die dit jaar is verschenen wereldwijd. Opbeurend, ontroerend, opzwepend, knallend en en en en én episch. Is dit jaar wél een betere rocksong verschenen? Laat het dan meteen weten: p.visscher@hotmail.com. Pieter Visscher