Aldus besloten de heren Block, Goossens en Van Bruystegem dat ze voor album nummer vijf niet voor de makkelijke weg gingen; een frisse wind moest er door! Zodoende namen ze de plaat op met het illustere duo Mitchell Froom en Tchad Blake, dat zijn sporen verdiend heeft als producers van Elvis Costello, Los Lobos, Crowded House en Paul McCartney.
Geen producers die je zou verwachten bij zo’n zwaar, groovy rocktrio, maar let op. Wie er verwacht had dat Triggerfingertoegankelijker voor de dag zou komen, komt bedrogen uit. Veelkleuriger, jazeker, avontuurlijker ook, maar lichtvoetiger? Vergeet het. De heren zijn collectief aan het experimenteren geslagen, met instrumenten, sferen en geluidjes. Natuurlijk wordt er nog gerockt; opener Colossus knalt als vanouds de speakers uit en je kamer binnen (maar wel met twee bassen), net als Flesh Tight (maar let op die strijkers en blazers), Upstairs Box (met handclaps over fuzzy gitaarwerk) en de onbeschaamde glamrock van Bring Me Back A Live Wild One. De vernieuwingsdrang hoor je heel duidelijk op het duistere, elektronische Candy Killer en That’ll Be The Day (Depeche Mode in een gemene bui, zeg maar). Op Afterglow nemen ze wat gas terug – maar wel met een heerlijk gruizige gitaarsolo.
Ook Steady Me begint met een akoestische gitaar, maar duikt dan gelijk elektronisch de diepte in. De plaat eindigt met het galmende, instrumentale Wollensak Walk en een ouderwetse hidden track met vette knipoog. Conclusie: Colossus is een gewaagde rockplaat waarop een heleboel te ontdekken valt. Chapeau! Tekst Mania | Louk Vanderschuren
LIVEDATA 09/09 Appelpop, Tiel 18/11 Helldorado, Eindhoven 07 (sold out) en 08 (sold out) en 09/12 (sold out) Melkweg, Amsterdam 14/12 (soldout) en 15/12 (sold out) Ancienne Belgique, Brussel
Dat is knap; voor je eerste plaat Charlie Andrew weten te strikken. Een producer die de Mercury Prize en een Brit Award in de wacht wist te slepen en die dan niet te beroerd is het debuutalbum van een betrekkelijk onbekend bandje uit Zweden te produceren. Want betrekkelijk onbekend is Francobollonog wel natuurlijk. Maar schijn bedriegt lichtelijk, omdat Andrew ook platenbaas is van Square Leg Records, waarop Francobollo getekend is.
Na de EP Wonderful uit 2016 is Long Live Life de eerste langspeler van het tegenwoordig in Londen residerende indrierockkwartet, dat ook niet vies is van een gezonde portie punk.
Dat laatste hoor je bijvoorbeeld terug in een puntige song als Trees, die nog geen twee minuten duurt, en het eveneens lekker korte Radio. Minstens zo puntig en hoekig. Opstandig en dreinerig kan de band ook klinken. Kinky Lola is daar een goed voorbeeld van. Alsof de Zweden willen zeggen: we hebben schijt aan de hele wereld. Dat soort, laten we het gekkigheid noemen, hoor je ook terug in Future Lover.
Dat terwijl Francobollo ook de kunst verstaat van het schrijven van iets vriendelijker rockliedjes, melodieuzer bovendien, zoals de door een kolderieke videoclip begeleide albumopener Worried Times, hoewel Simon Nilsson daar ook even zijn stoerste stem laat horen.
Francobollo is muzikaal nooit ver verwijderd van Weezer en Pavement en Pixies is ook vaak in de buurt. Long Live Life weet de aandacht een dikke 40 minuten lang goed vast te houden. Gun de plaat z’n tijd en je wordt beloond. Tekst Pieter Visscher
Pinguin Radio en de Volkskrant slaan de handen ineen voor een maandelijkse radio-uitzending waarin we u bij de hand nemen langs de beste albums en de beste tracks van het moment.
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
Iron & Wine – Beast Epic, together PANGGEA – Bulls and Roosters, Triggerfinger – Colossus, Maya Jane Coles – Take Flight, The War on Drugs – A Deeper Understanding, Queens of the Stone Age – Villains, Steven Wilson – To The Bone, Grizzly Bear – Painted Ruins, Shelby Lynne & Allison Moorer – Not Dark Yet en Dizzee Rascal – Raskit.
Elke eerste maandag van de maand op Pinguin Radio van 20:00 tot 22:00 uur de beste tracks van de beste albums van het moment samengesteld door de muziekredactie van de Volkskrant.
De kroniek van de nieuwe muziek
Door Robert van Gijssel
Het is feest in de platenzaak. Na de gebruikelijke zomerluwte, waarin we vooral leuke compilaties konden kopen van Elvis tot The Beach Boys, vlogen de grote nieuwe platen ons de laatste weken weer om de oren. Wie vorige week zaterdag naar bijvoorbeeld een Plato, Sounds, Elpee of Concerto ging, kon zich voegen in een lange rij voor de kassa. En hopen dat er nog een exemplaartje van de nieuwe War on Drugs, Queens of the Stone Age of Steven Wilson verkrijgbaar was.
Want met name die drie releases sprinten nu de winkel uit, vooral op vinyl. In verschillende luxe-varianten: de nieuwe plaatkoper heeft graag wat te kiezen. Ondergetekende koos bij zijn The War on Drugs voor een ‘indie only’-versie, in gelimiteerde oplage met colaflesjeskleurig vinyl. Als je een muzieknerd bent, moet je er soms ook werk van maken.
De opkomst van de Amerikaanse indieband The War on Drugs is een van de mooie verhalen van de pop van de afgelopen jaren. De lang uitgesponnen, bijna terloopse gitaarliederen van Adam Granduciel hakten er op de vorige plaat Lost in the Dream zo in, bij een heel breed poppubliek, dat de band zichzelf inmiddels ver is ontstegen. The War on Drugs tekende bij de grote platenmaatschappij Warner, deed het de afgelopen jaren goed als headliner op festivals en staat in november twee avonden achtereen in een uitverkochte Afas Live in Amsterdam. Met de prachtige nieuwe plaat A Deeper Understanding in de bagage. In een interview in de Volkskrant verklaart Granduciel de schoonheid van zijn muziek en vooral de paradoxale, want droevig-opgewekte toon van zijn liedwerk: ‘Ik heb mijn melancholie en somberte voor me laten werken, ben constructiever met ze omgesprongen, want ik was er van overtuigd dat ze me aan een mooie plaat konden helpen.’
Josh Homme van Queens of the Stone Age, een van de laatste grote rockbands, zocht op zijn nieuwe plaat Villains de samenwerking met producer Mark Ronson. Een popproducer dus, bekend van bijvoorbeeld het blinkende hitwerk van Bruno Mars. De fans zagen de nieuwe plaat om die reden met angst en beven naderen, maar de vrees blijkt ongegrond. Villains is een knisperige, scherpe rockplaat met lekker compacte songs. In een Volkskrantinterview zegt Josh Homme dat we niet bang hoeven zijn dat de rock binnenkort uitsterft, bij het geweld van dance, r&b en hiphop: ‘Ik zou niet weten hoe ik zonder rock zou moeten leven. De troost die ik krijg van een snerpende gitaar, een goed liedje en een mooi koortje, is onbetaalbaar.’
Nog een plaat die de gemoederen van vooral de idolate fans bezighoudt: To The Bone van Steven Wilson. De Britse progrockgod weet best wat zijn fans het liefst willen horen: lange, technische en progressieve rockstukken, waarbij de emoties hoog mogen oplopen. Met dat werk is hij al jaren de aanjager van de moderne progrock, en staat hij zelfs op een eerbiedwaardig jazzfestival als North Sea Jazz. Maar op zijn nieuwe album eert Wilson de mooi gearrangeerde, gelikte pop uit zijn jeugd, van Peter Gabriel tot Kate Bush en Tears for Fears. De kwaliteit is torenhoog, ook in Abba-achtige liedjes als Permanating, maar de liefhebber krabt zich er wel wat bij achter de oren. Een beetje té catchy? Maar toch is het een knappe plaat, die je toch vaker opzet dan je had verwacht na die eerste draaibeurt.
Andere toppers: de Brits-Japanse producer Maya Jane Coles neemt ons mee naar de eighties en de postpunk, bij mistige dubstep en triphop. De tracks op haar album Take Flight doen soms wat denken aan de sombere technopop van de Deen Trentemøller.
Lees hieronder alle cd-reviews van de albums van het moment volgens de redactie van de Volkskrant.
—
Iron & Wine – Beast Epic (Sub Pop/Konkurrent)
Sam Beam heeft er even voor nodig gehad, maar hij is weer terug bij het akoestische, pastorale geluid waarmee hij vijftien jaar geleden voor het eerst van zich deed spreken. En hij is ook terug bij het label dat zijn muziek onder de naam Iron & Wine voor het eerst uitbracht, Sub Pop.
Door: Gijsbert Kamer
Beast Epic, het eerste Iron & Wine-album in vier jaar, is misschien wel het mooiste album van Beam geworden. Zijn soms wat omfloerste stem kleurt fraai bij de warme instrumentaties, die niet zozeer sober zijn, als wel heel precies gearrangeerd. Op zijn recente platen Kiss Each Other Clean (2011) en Ghost on Ghost (2013) wilde Beam zich nog weleens verliezen in een te dik aangezette sound. Alsof hij bang was in het hoekje van wat al te zalvende singer-songwriters te worden neergezet.
Het knappe van de liedjes op Beast Epic is dat ze niet zo kaal geproduceerd zijn, maar dat de zang altijd het belangrijkste blijft. Een beetje hees en doorleefd zoals Ray LaMontagne dat kan, zingt Beam zijn mooie teksten waarin religie, natuurobservaties en moeizame liefdesverhoudingen steeds terugkeren.
Nog altijd is Beam geen man van grote gebaren, het zijn juist de details die zijn liedjes kleur geven. Zoals even die jankende pedal steel aan het slot van Our Light Miles. Heel in de verte, maar des te doeltreffender.
Zo vallen gaandeweg meer mooie vondsten op. Op dit zesde Iron & Wine album weet Sam Beam zelfs het eenvoudigste kloppen op de klankkast van zijn gitaar een grote zeggingskracht te geven.
together PANGGEA – Bulls and Roosters (Nettwerk/V2) Met een ogenschijnlijk gemak tovert de Californische band Together Pangea de ene na de andere puntige garagerocker tevoorschijn. In Nederland leerden we de band kennen met het album Badillac (2014) en enkele even rommelige als vurige optredens. Bulls And Roosters klinkt gepolijster, maar de referenties zijn hetzelfde gebleven. Het ene moment spetterende jarenzestigbeat, die soms klinkt als een vroege single van The Animals (The Cold, met een fijn kunstfluitrefrein), dan weer een hitgevoelige bewerking van een oud Black Lips-liedje (Kenmore Ave).
Door: Gijsbert Kamer
Dat resulteert in lekker snerende zang, gitaren die steeds sprankelen en een trits liedjes die je domweg niet uit je hoofd krijgt, zoals Money on It. Het is meer pop dan punk, maar zo’n prettig ratelend gitaarintro als dat van Better Find Out hebben we sinds de eerste singles van de Buzzcocks veertig jaar geleden veel te weinig meer gehoord.
Niks nieuws, wat Together Pangea hier voorschotelt. Maar zelden komen er anno 2017 in een klein half uur zo veel sterke en vrolijk stemmende powerpopliedjes voorbij als op Bulls And Roosters.
Triggerfinger – Colossus (Mascot) Vanaf het debuutalbum uit 2004 wordt de Vlaamse rockband Triggerfinger vergeleken met Queens Of The Stone Age (QOTSA), met de aantekening dat het trio uit Lier en Antwerpen rond 2010 veel leuker was dan QOTSA: melodieuzer, minder nors, live uitstekend.
Door: Menno Pot
Colossus is het vijfde studioalbum en hoewel Triggerfinger het epigonisme allang is ontstegen, is er nog wel een parallel: het geluid van beide bands is poppier geworden, minder gruizig, eclectischer, niet zelden een soort ‘heavy funk’.
Het heeft het veelzijdigste Triggerfinger-album tot dusver opgeleverd, met een puike single (Flesh Tight), een mooi akoestisch rustmoment (Afterglow) en meer sterke momenten, maar ook een aantal fletsere (Breathlessness) en een wat te melige finale.
De plaat zal ongetwijfeld weer leiden tot sterke optredens (binnenkort is de band te horen op Appelpop in Tiel en Helldorado in Eindhoven), want optreden is en blijft Triggerfingers grootste kracht.
Maya Jane Coles – Take Flight (I/AM/ME) Een jaar of zeven geleden werd de Brits-Japanse dj en producer Maya Jane Coles in de ‘blogosphere’ gebombardeerd tot grote belofte voor de dance. Ze werd gesampled door Nicki Minaj en gevraagd voor deftige mixalbums als Fabric en DJ-Kicks.
Door: Robert van Gijssel
Daarna traden jaren van stilte in. Nu blijkt waarom. Coles heeft in alle rust gewerkt aan een enorm tweedelig album met maar liefst 24 tracks.
Op de eerste plaat mixt ze house, dubstep en triphop met zalig grommende basgitaren uit de postpunk. Sterke tracks als Weak en Darkside doen wat denken aan het sombere werk van de Deen Trentemøller. Ook omdat Coles’ lichtvoetige, vocale refreinen bouwt op donkere en onheilspellende ondertonen en daarmee dus een fijn en mistig popmuzikaal sfeertje creëert.
Het tweede album is minder spannend en gezien de monotone vierkwartsmaten meer gericht op de dansvloer. Passing Me By bijvoorbeeld is een heerlijke housetrack, vol leuke vocale haakjes. Maar halverwege plaat twee dwalen de gedachten toch wat af.
The War on Drugs – A Deeper Understanding (Atlantic/Warner) Op 1 en 2 november stroomt de AFAS Live in Amsterdam vol voor The War On Drugs: 11 duizend mensen, wie had dat drie jaar geleden gedacht? De band rond Adam Granduciel uit Philadelphia (bezig sinds 2005) was zo’n indiegeval waarvoor een volle Paradiso het hoogst haalbare leek.
Door: Menno Pot
Maar toen verscheen Lost in the Dream, het derde album: een dromerig, omfloerst, gedragen rockalbum met liedjes (en een hese stem) die Dylan, Springsteen en Petty in herinnering riepen. Plots was The War On Drugs een grote naam en het nieuwe, vierde album A Deeper Understanding dus een grote release (via majorlabel Warner).
Granduciel trekt de lijn door: nog weidser klinkende songs over vertwijfeling en vergankelijkheid, die vaak komen aanzeilen op een bedje van toetsen, die bij The War On Drugs een haast continue, bedwelmende onderstroom vormen.
Veel moois werd al als single vrijgegeven: Holding On, Strangest Thing en het schitterende, elf minuten lange Thinking of a Place, met prachtig galmende gitaarmonoloog. Maar er is meer: In Chains, het gloedvolle slotstuk You Don’t Have to Go.
Je kunt zeggen dat ze veel op elkaar lijken, die nummers van The War On Drugs met die synthetische drumbeat die onverstoorbaar rechtuit gaat, maar dat draagt juist bij aan de betovering: een sereen, melancholiek geluid als een Amerikaanse roadmovie in sepia.
Queens of the Stone Age – Villains (Matador/Beggars) Er ligt een nieuw ‘Queens’-album (het zevende), waarnaar fans van de woestrijnrockband uit Californië met lichte zorg uitkeken sinds bekend werd dat Mark ‘Uptown Funk‘ Ronson het zou produceren.
Door: Menno Pot 25 augustus 2017
Wat ging die Britse popprins met de ‘QOTSA’-sound doen? Alleen maar goede dingen, blijkt nu, want Villains is nog beter dan de sterke voorganger (…Like Clockwork, 2013) en véél beter dan de lompe rockplaten van rond 2006. Ronson trok de sound prachtig strak: lekker droog, met drumklappen als hamers op aambeelden.
De songs zijn springerig, funky, soms dansbaar, maar altijd typisch Queens, met ruimte voor dat beetje waanzin dat de band ooit zo spannend maakte. Frontman Jos Homme heeft het chagrijn afgeschud. De Queens Of The Stone Age is hier een dynamische, avontuurlijke rockband met een mooi lucide geluid, vitaler en eigentijdser dan ooit. Op 12 november komen ze naar de Ziggo Dome.
Steven Wilson – To The Bone (Caroline)
Steven Wilson is de grote man van de moderne progressieve rock. Hij is ook een beetje een popprofessor. Nu kunnen professoren soms wat eigenwijs zijn en dat is Wilson ook op zijn vijfde soloalbum To The Bone.
Door: Robert van Gijssel 25 augustus 2017
Hij probeert de acceptatiegrenzen van zijn volgelingen op te rekken met een plaat die is geïnspireerd op de ambachtelijk geproduceerde jarentachtigpop uit zijn jeugd. En je pikt de voorbeelden, van Kate Bush’ Hounds of Love tot Peter Gabriels So, er zo uit. Helaas niet altijd tot genoegen. De zogenaamd rauw geproduceerde slaggitaartjes, de galmende drums en de mondharmonica in het titelnummer klinken wat belegen.
Daarna wordt het snel beter. Wilson weet zijn melodieuze zanglijnen, die nog altijd lijken overgewaaid uit het Genesis- en Alan Parsonstijdperk, te verpakken in een paar compacte en gelikte popsongs. Zoals Nowhere Now en vooral Refuge, een gedragen pianolied dat uitmondt in een partij technische gitaarrock. Zo kennen we Wilson weer, constateer je dan opgelucht. Om je daarna rot te schrikken bij Permanating, een héél glad popliedje dat doet denken aan Pet Shop Boys en Abba.
Zo slingert Wilson heen en weer op deze toegankelijke, maar voor de liefhebbers wat dwarse popplaat. In het onverbloemd progressief rockende epos Detonation horen we Wilson in volle glorie: lumineuze jazzrock in een symfonisch uitgebouwde compositie, die dankzij de emotionele zangpartijen van Wilson en een schitterende jazzgitaarsolo ook bij de keel grijpt. Zo horen we hem toch het liefst.
Grizzly Bear – Painted Ruins (Sony Music) Ze leken volledig uit zicht te zijn geraakt, de vier muzikanten uit Brooklyn die als Grizzly Bear acht jaar geleden de indierock-wereld in hun greep hielden met het album Veckatimest.
Door: Gijsbert Kamer 18 augustus 2017
Daarop wist de band een prachtige combinatie van barokke piano, soepele jazzy ritmes en dromerige akoestische folk te laten samenvloeien in een unieke eigen sound. Het sterkste wapen was de zang van Ed Droste en Daniel Rossen. De stemmen vonden elkaar in harmonieën met een zuiverheid die daarvoor hooguit door de broers Everly of Wilson werd bereikt.
De belofte van een liedje als Two Weeks werd op het daaropvolgende album Shields (2012) eigenlijk niet ingelost. Een pauze van vijf jaar heeft Grizzly Bear goed gedaan, want op Painted Ruins, hun eerste plaat op het grote Sony-label, komt alles prachtig samen.
De luisteraar wordt meteen bedwelmd door wonderschone samenzang in Wasted Acres dat ook nog eens is gearrangeerd als de Beach Boys op hun mooist. Net als Fleet Foxes en Midlake op hun beste momenten weet Grizzly Bear wat stoffige folkrock een fraai hedendaags geluid te geven en te betoveren met hemelse zang. Maar daarbovenop zoeken ze in hun composities ook naar nieuwe geluiden, combinaties van instrumenten en akkoorden op een manier die we eigenlijk alleen van Radiohead kennen.
De wijdlopige jazzy drums in Three Rings, het meanderende gitaarmotiefje in Cut-Out: het zijn van die details waarmee Painted Ruins je tijdens het luisteren imponeert. Bovendien is de plaat razendknap opgebouwd. Langzaam toewerkend naar het stevige, bijna ontsporende Aquarian om dan voorzichtig af te bouwen, op zoek naar het verdwijnpunt in het afsluitende Sky Too Hold.
Shelby Lynne & Allison Moorer – Not Dark Yet (Thirty Tigers/Bertus) De zingende zussen Shelby Lynne en Allison Moorer hebben een afschuwelijk familieverleden. Hun gewelddadige vader vermoordde hun moeder, in het bijzin van de kinderen, en schoot zich daarna door het hoofd.
Door: Robert van Gijssel 18 augustus 2017
Het is misschien niet de bedoeling, maar je zoekt op deze eerste gezamenlijke plaat toch de verwijzingen naar dat drama. Zelfs al zingt het duo vooral covers. Wat te denken van de countryballade-uitvoering van Dylans Not Dark Yet, en zinnen als: ‘Sometimes my burden is more than I can bear. It’s not dark yet, but it’s getting there.’
De stemmen van de zussen kleuren geweldig samen, al springt de schitterende countrysoulstem van Shelby Lynne er toch wel bovenuit. Bewonderenswaardig, hoe de zussen popliedjes als Lithium van Nirvana en My List van The Killers weten om te bouwen tot een geloofwaardige rootsversie.
Echt spannend wordt het bij het zelfgeschreven en huiveringwekkende lied Is It Too Much, dat gaat over het onverbreekbare verbond tussen de zussen: ‘No one else bears this heavy load. Is it too much, to carry in your heart?’ Akelig mooi.
Dizzee Rascal – Raskit (Island/Universal) Nederland raakt er niet zo opgewonden van, maar in Engeland beleeft de Londense hiphopvariant grime, populair rond 2004, een opleving. Oudgediende Skepta won met Konnichiwa de Mercury Prize van 2016, pionier Wiley keerde begin dit jaar sterk terug, jongeling Stormzy maakte diepe indruk met het uitstekende Gang Signs & Prayer.
Door: Menno Pot 4 augustus 2017
Het wachten was op Dizzee Rascal, die in 2003 vooropliep en met zijn debuut Boy In Da Corner de Mercury Prize won. Met Raskit, zijn zesde album, keert hij (anders dan zijn concurrenten) niet terug naar de met ‘U.K. garage’ en junglebeats gelardeerde struikelhiphop die grime dertien jaar geleden was, maar meet hij zich overtuigend een internationaler geluid aan. In sterke tracks als Wot U Gonna Do? of The Other Side zou je hem, als je zijn tongval even negeert, muzikaal voor een Amerikaan kunnen houden.
De winst van die aanpak is een zekere rust in de beats, zodat de aandacht naar zijn raps gaat en we kunnen horen hoe snel en virtuoos hij zijn woorden mitrailleert, zonder dat het zijn flow ondermijnt.
Muzikaal is Stormzy’s Gang Signs & Prayer wat spannender (en vooral Engelser) maar geen grime-kopstuk, jong of oud, rapt zo goed als Dizzee Rascal.
Luister hier naar de vorige editie!
Volkskrant Radio – augustus 2017
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
Oté Maloya – Diverse Artiesten, Tyler the Creator – Flower Boy, Bedouine – Bedouine, Jay-Z – 4:44, A Blaze of Feather – A Blaze of Feather, Shabazz Palaces – Quazarz: Born On A Gangster Star, Decapitated – Anticult, Broken Social Scene – Hug Of Thunder, Calvin Harris – Funk Wav Bounces Vol. 1.
Los van de geslaagde samenwerkingen met Ben Bridwell van Band of Horses (Sing Into My Mouth) en Jesca Hoop (Love Letter for Fire) is het alweer vier jaar geleden dat Sam Beam zijn laatste album met Iron & Wineheeft uitgebracht. In de periode nam hij de tijd om terug te kijken op zijn leven en wat hij allemaal heeft bereikt. Beam heeft altijd al een fascinatie gehad voor de manier waarop tijd van invloed is op lichaam en geest.
Op Beast Epic vertelt hij het verhaal over de schoonheid en de pijn van het ouder worden wanneer je al volwassen bent, waarin de karakters dieren zijn met menselijke gevoelens en motieven. Thematisch gezien kijkt Beam vooruit, muzikaal gezien doet hij een stapje terug en lijkt een compromis gesloten te hebben om de fans die na de laatste twee albums zijn afgehaakt weer aan zich te binden. Want na de laatste twee albums waarop Iron & Wine als volledige band acteerde en Beam experimenteerde met elektronica op Kiss Each Other Clean (2011), of een muzikaal uitstapje maakte richting de blues en jazz op Ghost And Ghost (2013) zijn veel fans afgehaakt.
Door Beast Epic, het zesde studioalbum van Iron & Wine, grotendeels live op te nemen weet Beam zowel de intimiteit van het kleine liedje als het volle geluid van een band te vangen. Kenmerkend zijn de speelse, kraakheldere gitaarklanken en de fluweelzachte stem van Beam die als een warme deken over je heen vallen. Nummers komen het hardst binnen wanneer de melodieën simpel en direct zijn zoals Claim Your Ghost of Bitter Truth. Soms begeleid door piano, viool of drums, maar altijd in dienst van Beam.
Iron & Wine heeft met Beast Epic een van zijn beste albums tot nu toe gemaakt waarmee je in ieder geval voor 36 minuten de tijd even stil kunt laten staan. Prachtalbum! Tekst Muzine | Ricardo van der Veld
The War On Drugs – A Deeper Understanding (Warner)
Zeker, bandleider Adam Granduciel zelf was niet voorbereid op het enorme succes van Lost In The Dream, het vorige album van vermoedelijk de enige band ter wereld die zich naar een quote van Ronald Reagan heeft vernoemd. De druk voor nieuw materiaal was dan ook hoog, maar de heren lieten zich niet haasten.
Nu bij een grote platenmaatschappij, Atlantic, hebben ze geen enkele concessie gedaan aan een commerciëler geluid. Waarom zouden ze ook, want de nog steeds ongemeen goed uitgewerkte combinatie tussen 80’s synths en gitaarrock is behalve succesvol, ook van een tijdloze kracht. Compositorisch is Granduciel alleen maar meer gegroeid en waagt hij zich op het experimentele pad, in de vreemde wisselingen in Strangest Thing, en in schaamteloos mooie romantiek in de ballad Knocked Down. Op zijn sterkst blijft hij in de uptemporock van Up All Night en Nothing To Find, af en toe Springsteen-achtig, en vooral een combinatie van melancholie en gedrevenheid waarop The War On Drugs het patent lijkt te hebben.
Vocaal is meer en meer duidelijk dat Granduciel zijn inspiratie bij Bob Dylan vindt, waarbij er soms ook een archetypische mondharmonica voorbij komt. De band straalt een zelfverzekerdheid uit die hoort bij de status van een van de belangrijkste bands van dit moment, en het materiaal op dit nieuwe hoogtepunt geeft er ook alle aanleiding toe. Lost In The Dream blijkt geen toevalstreffer, A Deeper Understanding doet er niet voor onder. Tekst Mania | Jurgen Vreugdenhil
Nooit makkelijke albums gemaakt en nu ook niet en misschien is dat wel zo lekker aan Grizzly Bear. Het blijft een band die je tot op het bot uitdaagt. Die slechts met flink wat inspanning is te doorgronden. Luister nou maar eens goed, lijken ze steevast te zeggen, en dan komen de juwelen vanzelf wel op je af. En jawel hoor, die schoonheid is ook weer te vinden op het vijfde studioalbum van de band: Painted Ruins. Niet alle klappen zijn raak, maar met acht uit elf zijn we dik tevreden.
Neem een wat stroperige song als Four Cypresses, met dat repetitieve drumgeroffel, de plotselinge oprisping ergens in het midden en de daaruit voortvloeiende tempoverhoging. Het is Grizzly Bear ten voeten uit. Zoals ze zelf zeggen in het nummer: It’s chaos, but it works. Ook als de versnelling weer van vijf naar drie gaat, weten de vier de aandacht vast te houden.
Three Rings, een single, is net zo caleidoscopisch als de videoclip bij het nummer. Engelachtig gezongen door Edward Droste en met een refrein om in te lijsten. Drums, gitaar en synthesizer lijken elkaar geen voorrang te willen geven; ze jagen elkaar op in de finale van de song en dat pakt geweldig uit.
Met het uptempo, zelfs wat rusteloze Mourning Sound, wijkt de band af van de door henzelf zo sterk geëffende paden, hoewel de wat subversieve synths dan toch weer kenmerkend zijn en de dansbaarheid net weer niet ten goede komen.
Painted Ruins is een intrigerend album, met een paar verslavend fijne liedjes aan boord. Zoals Glass Hillside, dat met een beetje fantasie ook op een plaat van XTC had kunnen staan.
Prijsnummer is het melancholische Neighbors, dat niet vraagt, maar schreeuwt om de repeatknop. Net zo zalvend als verslavend. Al met al is Painted Ruins geen plaat om op elk moment van de dag op te zetten. Hij komt het sterkst binnen aan het eind van de avond, als de zon al even onder is. Luistertip: koptelefoon. Tekst Pieter Visscher
Sexy. Ik denk dat dit het woord is dat in één klap meldt hoe de nieuwe Queens Of The Stone Age klinkt. Sexy en ongelofelijk dansbaar. Dat ook. Na het bezwerende en spacey introotje van 1 minuut 48 is dat meteen al te horen. In opener Feet Don’t Fail Me vertelt Josh Homme de luisteraar even snel wanneer hij exact geboren is en vanaf dan gaat het zevende album Villainsloos.
Veel minder donker, veel meer openheid tussen de talloze muzikale lagen, dit is zoals producer Mark Ronson (jawel!) QOTSA wil laten klinken. Het dipperige, loodzware juk van musiceren lijkt afgeworpen te zijn. Keyboardklanken krijgen een nog prominentere rol en de zang ligt steevast prachtig en toegankelijk op de voorgrond. Stuk twee The Way You Used To Do (eveneens lekker groovy en uptempo) gebruikt tientallen vingerknipjes en een iel doch superstrak drummetje om de seks in de QOTSA-muziek te laten horen.
Anno 2017 klinkt de schurkenband van Homme weer erg zoals op Songs For The Deaf. Maar veel belangrijker nog: de spelvreugde is meer dan ooit te horen. Song drie Domesticated Animals (heerlijk doeltreffende akkoordenreeks trouwens), is er een van ’t zelfde laken ’t pak: uitbundig, veelzijdig, messcherp en dampend. Fortress begint als eerste rustpunt van de plaat, maar bouwt, door te gek buitelende gitaarpartijen, stukje bij beetje uit tot QOTSA-anthem met eeuwigheidswaarde. Het lekker dun opgenomen Head Like A Haunted House is ouderwets punky en opgejaagd, Un-Reborn Again zoekt juist weer een zwaar tonenpalet op maar heeft een kleine twee minuten voor het eind door de violen en talloze opeengestapelde zanglijnen een verrassend intiem deel in petto.
Het eind van dat nummer is dan weer heerlijk vlammend. Over vlammend gesproken, na ’t ragfijne en zoete Hideaway is The Evil Has Landed door de Page-riff en de Bonhamdrums net een Led Zeppelin 2.0-song. En dat ronduit verslavende slotstuk Villains Of Circumstance is de kers op die toch al zo rijkelijk belegde en zeer smakelijke rocktaart. Ook op album zeven is QOTSA nog immer zeer ter zake doende. En sexy. Dat ook. Tekst Mania | Dennis Dekker
Gogol Bordello – Seekers And Finders (Cooking Vinyl)
De zelfbenoemde gypsypunkers van Gogol Bordello zijn na vier jaar eindelijk terug met een nieuw album: Seekers & Finders. Vernieuwend zijn ze niet meer, maar dat hoeft ook niet.
De aanstekelijke mix van stevige mariachi met de rauwe stem van zanger Eugene Hütz blijft een gouden combinatie. Op Seekers & Finders nodigt dit zigeunerorkest uit om te dansen, te springen en vooral niet stil te zitten. Tekst Mania | Tim Jansen
Vrienden voor het leven zijn ze, de vier van Living Colour: Vernon Reid, Corey Glover, Doug Wimbish en Will Calhoun. Sinds 1984 onafscheidelijk en het is nauwelijks voor te stellen dat Shadepas het zesde studioalbum is van de Amerikanen, die dus al 33 jaar samen muziek maken. Vooral tijdens de eerste vijf jaar van hun carrière waren de mannen productief (drie albums). Daarna werd een pauze van acht tot tien jaar tussen twee platen usance. Geen jongens die stilzitten overigens. Zo ging gitarist Vernon Reid diverse samenwerkingen aan met de meest uiteenlopende muzikanten en is hij op minstens 13 andere albums naast die van Living Colour te vinden. Bassist Doug Wimbish doet daar qua muzikale uitstapjes niet voor onder. Hij leverde bovendien twee soloplaten af. Zanger Corey Glover en drummer Will Calhoun hebben beiden ook aangetoond erg goed op eigen benen te kunnen staan, met onder meer diverse soloalbums en hebben ook een indrukwekkend cv opgebouwd naast Living Colour.
Maar Living Colour is dus altijd in stand gebleven en met Shade valt een nieuwe mijlpaal in hun toch al imposante carrière te noteren. Geen plaat die je meteen bij de strot grijpt, en dat is logisch, want hapklare brokken heeft de band nooit voorgeschoteld.
Shade betekent geen stijlbreuk met de metal die Living Colour op plaat heeft gezet. Wel is het een album met meer blues dan we van het kwartet gewend waren. Dat heeft te maken met een gezamenlijk bezoek aan een concert opgedragen aan blueslegende Robert Johnson in 2012.
Shade is een plaat die een band in grootse vorm laat horen. Met enkele tracks als absolute uitschieters, waaronder Program, met een knallende rap van Darly ‘Malachi’ Thomas Jr. in de finale. Het van Robert Johnson gecoverde Preachin’ Blues heeft een moddervette Living Colour-saus eroverheen gekregen, waardoor het origineel zo goed als onherkenbaar wordt. Johnson zou er trots op zijn geweest, niettemin, omdat je de waardering voor zijn werk duidelijk proeft. Prijsnummer is het fantastisch swingende Whose That, met Big Sam Williams op trombone, Roosevelt Collier op lapsteelgitaar en Marc Cary op toetsen. Alle registers gaan open. Tekst Pieter Visscher
LIVEDATA 08/09 City Rock Festival, Eindhoven 09/09 City Rock Festival, Leeuwarden