St. Vincent – Daddy’s Home

St. Vincent – Daddy’s Home (Virgin/Caroline)

Daddy’s Home is niet zomaar een triviale titel voor een nieuw album van St. Vincent. Want vader ís ook weer thuis. Daadwerkelijk. Eindelijk. Nadat hij negen jaar zeep weigerde op te rapen in een Amerikaanse bajes. Pa zat vast wegens fraude. Doet-ie vast nooit meer.

Annie Clark (38), St. Vincents echte naam, is natuurlijk al jarenlang het huis uit. Maar het hakt er vast wel in wanneer je vaderlief zo lang ziet wegkwijnen achter tralies. In het titelnummer zingt ze over pa’s vrijlating:

You still got it in ya
Government green suit
And I look down and out
In my fine Italian shoes
And we’re tight as a bible
With the pages stuck like glue
Yeah, you did some time
Well, I did some time too

Clark zingt dat ze handtekeningen uitdeelt in de visitatieruimte. En dat allemaal in een wat plagerig, zwierig liedje, waarin ze vader min of meer licht beschimpt en hij had het al zo zwaar te verduren. Zo lang ook. Natuurlijk is het met een knipoog en het verraadt veel over de vader-dochterverhouding. Die zit wel snor. Humor als medicijn. Zoals dat zo vaak goed werkt.

Daddy’s Home, met mooie uitklapposter in het cd-boekje, is het zesde studioalbum van St. Vincent, na het in 2017 verschenen Masseduction, waarop de flinke, pompende danshit Los Ageless er nogal uitspringt. Minder dan een song als Slow Disco, die de muziek van de Amerikaanse wel vrij aardig samenvat. Ook op Daddy’s Home ligt het tempo waarin Clark haar popliedjes voorbij laat glijden opnieuw niet overdreven hoog.

Down is een venijnig vloervullertje van drieënhalve minuut, waarin Clark het achterste van haar tong laat horen en de nodige funk de luisteraar aangenaam verrast. Stevie Wonder is een inspiratiebron en dat horen we. Zoals Nina Simone en Lou Reed ook bij vader in de platenkast staan. Clark haalde er de nodige inspiratie uit en laat op Daddy’s Home vooral de jaren 70 herleven. Smaakvol. Met je ogen dicht zie je pa stiekem, lekker anoniem heupwiegen in de huiskamer. Eindelijk vrij. Pieter Visscher

 

 

Sophia Kennedy – Monsters

Sophia Kennedy – Monsters (City Slang/Pampa Records/Konkurrent)

Our mothers are insane. Cause their mothers are insane. Our fathers are insane. Cause their fathers are insane”, zingt Sophia Kennedy in Loop, te vinden op haar tweede album, Monsters.

Sophia heeft natuurlijk gelijk, al chargeert ze misschien een beetje. Maar daar houden we wel van. Zo ken ik zelf geen mensen die dingen niet enigszins aandikken om een punt te maken. De Haagse politiek is er zelfs zwanger van. Ach, die in uw gemeente ook? Maar enfin.

Sophia dus. Met haar tweede langspeler. Waarnaar we allemaal zo reikhalzend uitkeken. Na haar titelloze, eigenzinnige debuut van drie jaar terug. De eigenzinnigheid die we ook nu weer horen. En we horen dat zo graag.

Kennedy heeft de kwaliteiten je geen moment weg te laten zweven. Je houdt de aandacht er van voor tot achter bij. Ze luistert net zo lief naar Velvet Underground als Whitney Houston. Ze noemt Antony & The Johnsons, Amy Winehouse, Nina Simone en Billie Holiday als inspiratiebronnen.

Wanneer we al die ingrediënten samenvoegen, krijgen we zowel een blik in Kennedys brein als in het eindresultaat waar Monsters mee is gevuld. Een potpourri. Dertien excentrieke tracks van de Amerikaanse, die al jarenlang in Hamburg woont.

Alle tracks even spannend, alles even onderscheidend, duister, uitdagend en prikkelend. Animal Collective, zegt u? We mogen dansen, we kunnen lekker gek doen op Kennedys muziek en na dertien nummers zet je de plaat razendsnel weer op. Stoere stem, verrassende wendingen, muzikaal dik in orde, verfrissend en narratief. Theatraal, dat ook. Opwekkend en ook wat verslavend? Zonder meer. Neem het heerlijk luchtige Up bijvoorbeeld. Sophia Kennedy heeft een ongelooflijk fraai en krachtig album afgeleverd. Dat in veel eindlijstjes terecht gaat komen. Ongetwijfeld in dat van ondergetekende. Pieter Visscher

 

Bobby Womack, The Poet, herleeft op vinyl

Dit jaar is het 40 jaar geleden dat The Poet voor het eerst werd uitgebracht, het Bobby Womack-album dat diende om zijn carrière nieuw leven in te blazen en waarmee hij in de jaren tachtig een nieuwe kracht was in de urban music. Dat album werd gevolgd door The Poet II, wat de positie van Womack als de toonaangevende exponent van de traditionele soul die hij tot zijn overlijden in 2014 behield verder verstevigde. Nu zijn deze klassieke albums voor het eerst geremasterd van de originele banden.

Men dacht lang dat ze verloren waren, maar de originele banden zijn teruggevonden en zijn afkomstig voor de remasters van The Poet en The Poet II. Om de best mogelijke luisterervaring te bieden, zijn zowel The Poet als The Poet II op zwaar (180 gram) vinyl geperst, waardoor de albums voor het eerst in decennia op de vinylmarkt verkrijgbaar zijn. De historische albums op lp en cd zijn verschenen met uitgebreide liner notes van r&b-geleerde Bill Dahl.

Kort na de release steeg The Poet, geproduceerd door Womack, naar de nummer 1 positie in de Billboard’s Top R&B Album-hitlijst en bood daarmee commerciële validatie voor zijn muzikale houding die zo verwijderd was van de discotrend van die tijd. Zoals geïllustreerd in de nieuw geschreven liner notes van Bill Dahl: “The Poet was opgesplitst in twee verschillende muzikale stemmingen. De eerste kant van het album plaatste Bobby in uptempo instellingen en liet de aanstekelijke grooves de vrije loop. Zijn tweede worp wierp Bobby op als de romantische balladeer, een verleidelijk beeld waardoor zijn legioen van vrouwelijke fans al lang in woede uitbarstte.”

Bobby Womack werd in 2009 opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame door Ronnie Wood van The Rolling Stones. De langdurige samenwerking van Bobby Womack met ABKCO dateert uit zijn vroege carrière als mentorschap door Sam Cooke. ABKCO Music fungeert als muziekuitgever voor de catalogus van Womacks meest opmerkelijke composities, waaronder Across 100th Street, Woman’s Gotta Have It, That’s The Way I Feel About’ Cha, Breezin, It’s All Over Now en American Dream.

Liefhebbers van Bobby Womack luisteren uiteraard naar Pinguin Groove.

 

Mogwai – As The Love Continues

Mogwai – As The Love Continues (Rock Action/Mattan)

Hoe je het ook wendt of keert, Mogwai is een van de bijzonderste bands van de laatste pakweg 30 jaar. Waarom met name ligt opgesloten in de bijzondere gewoonte van de band om het stemgeluid van zanger/gitarist Stuart Braithwaite zo min mogelijk te benutten. Dat terwijl hij een zeer begenadigd zanger is. Zoals hij ook weer bewijst met de sublieme postrocksong Ritchie Sacramento.

Doe dat toch vaker! Je zou het willen schreeuwen naar de band. Benut die stem van Stuart. Doe het ten minste tijdens een track of vijf. Maar nee.. Omdat Mogwai ervan overtuigd is dat de muziek van een nummer echt om een tekst moet vrágen. Dat vonden ze dus het geval bij Ritchie Sacramento.

Braithwaite legt het uit: “Ik voelde echt dat de track een tekst moest hebben. In plaats van het heel willekeurig te maken. Om deze keer een verhaal en het iets tastbaarder te hebben. Het was geen erg comfortabele ervaring, moet ik zeggen. Maar ik denk dat het best belangrijk is als kunstenaar jezelf af en toe in een ongemakkelijke positie te manouvreren.”

Waarmee Braithwate natuurlijk de spijker boven op de kop slaat. Want muziek moet schuren. Zonder wrijving geen glans, toch? We weten het allemaal. Het geldt voor zoveel dingen tijdens ons aardse bestaan.

Met Fuck Off Money verlaat de band ook enigszins de comfortzone van postrock. Van de epische gitaarsongs. Hoewel het bijna zes minuten durende nummer in  een eindsprint van tweeënhalve minuut toch nog sonische geluidswallen weet op te werpen, die in de verte zelfs wat doen denken aan Godspeed! You Black Emperor. Gelijkgestemden, sowieso. Terwijl Fuck Off Money nog start als een soort pastiche op Kelly Watch The Stars van Air, afkomstig van het klassieke Moon Safari uit 1998.

Het is opvallend dat er wat vaker, ostentatiever met name, elektronica wordt gebruikt op As The Love Continues, hoewel de band daar natuurlijk nooit vies van is geweest. Altijd een andere plaat maken, luidt het credo van de Schotten, die überhaupt een broertje dood hebben aan herhalingsoefeningen.

We horen op As The Love Continues echo’s van Joy Division, New Order en Smashing Pupkins (Drive The Nail) en natuurlijk is Sonic Youth nog altijd van invloed op het geluid van de band. Dat nog altijd zeer herkenbaar is als Mogwai en na een draaibeurt of tien kom je er zelfs achter dat dit weleens het sterkste album kan zijn dat je in 26 jaar tijd gehoord hebt van de vier helden. Geschreven en opgenomen tijdens de pandemie. Is die toch nog ergens goed voor. Sterker: As The Love Continues kan weleens, zo rond Kerstmis, worden verkozen tot beste album dat dit jaar is verschenen. Neem zo’n fenomenaal opgebouwde laatste  song als It’s What I Want To Do, Mum ook. Om te janken bijna; zó goed! En daar zal je ze hebben, de tranen… Pieter Visscher  

Dinosaur Jr – Sweep It Into Space

Dinosaur Jr – Sweep It Into Space (Jajaguwar)

Ja, probeer maar eens niet van Dinosaur Jr. te houden. Dat is nog geen sinecure. Eenmaal eraan verslingerd geraakt, wat voor ondergetekende geldt, en je bent een leven lang verslaafd. Zelfs aan de uit miljoenen herkenbare, lijzige stem van  J Mascis. Met of zonder een van die knotsgekke brillen op z’n hoofd.

Sweep It Into Space is de twaalfde langspeler van Dinosaur Jr en zonder twijfel een van de sterkste platen die de band heeft afgeleverd. Dat heeft niet in de laatste plaats te maken met de aanwezigheid van zo’n andere slacker (geuzennaam) Kurt Vile, die op zes nummers vocaal aanwezig is en op drie gitaar speelt, naast Mascis. Die zijn oude maatje Lou Barlow, de bassist, toch alweer zestien jaar naast zich heeft, nadat die zich met die andere steengoeie band Sebadoh onderhield.

De aanwezigheid van Vile betekent ook dat hij een deel van de productie op zich heeft genomen, samen met Mascis, waardoor we al met al kunnen spreken van een soort superformatie, want je moet het gevoel voor lichte overdrijving nooit laten verslonzen. Maar kom op, pak een song als I Met The Stones. Een kleine vier minuten Dinosaur Jr in een ongekende rock-‘n-rollvorm, met een Vile die strooit met gruizige riffs alsof zijn leven ervan afhangt, terwijl Mascis daar niet voor onderdoet en met zijn immer larmoyante stemgeluid ook nog eens de hoofdrol wil opeisen.

Sweep It Into Space is een lekker stevig album geworden en zo horen we Mascis en zijn mannen ook het liefst. Terwijl het wat ingetogener, emotioneel geladen Garden, met een refrein waarbij je het nauwelijks drooghoudt, het prijsnummer is. Poeh, wat een schoonheid. Zonder Vile op gitaar, noch zang, terwijl hij vocaal sowieso nooit vooraan staat op SIIS. Niettemin is Vile welzeker meer dan slechts een additionele factor op Sweep It Into Space, dat twaalf songs lang geen zwakke momenten kent en dat erom schreeuwt live ten gehore gebracht te worden. In 2007 stond Dinosaur Jr voor het laatst op Lowlands. Het wordt wel weer eens tijd. Pieter Visscher   

 

Frampton: ‘Mijn gitaar is ook een stem’

Frampton Forgets The Words is het nieuwe studioalbum van The Peter Frampton Band. Het album bevat, dat maakt het allemaal bijzonderder, instrumentale eerbetonen aan enkele van Framptons favoriete nummers en is het vervolg op zijn Grammy Award-winnende instrumentale album uit 2007, Fingerprints. – dat bevatte hoofdzakelijk eigen nummers. 

Frampton Forgets The Words werd gecoproduceerd door Frampton en Chuck Ainlay en werd opgenomen/gemixt in Framptons eigen Studio Phenix in Nashville. Met zijn beruchte Les Paul Phenix uit 1954 – die in 1980 verloren ging bij een vliegtuigcrash en meer dan 30 jaar later herstelde – brengt Frampton virtuoos gitaarspel op liedjes van David Bowie, George Harrison, Stevie Wonder, Lenny Kravitz en meer.

Frampton merkt op: “Dit album is een verzameling van tien van mijn favoriete muziekstukken. Mijn gitaar is ook een stem en ik heb er altijd van genoten om mijn favoriete zanglijnen te spelen die we allemaal kennen en waar we van houden. Deze nummers zijn mijn geweldige band en ik breng een eerbetoon aan de oorspronkelijke makers van deze prachtige muziek.”

Peter Frampton is een van de meest gevierde gitaristen in de rockgeschiedenis. Op 18-jarige leeftijd was hij medeoprichter van een van de eerste supergroepen, Humble Pie. Toen hij 22 was, toerde hij onophoudelijk en maakte hij gebruik van de talkbox die zijn kenmerkende gitaareffect zou worden. Hij werkte samen met legendarische artiesten als George Harrison, David Bowie, Jerry Lee Lewis en Ringo Starr, en vele anderen, en toerde met onder meer Stevie Nicks, Greg Allman, Lynyrd Skynyrd, Cheap Trick en de Steve Miller Band. In 2014 werd hij opgenomen in de Musicians Hall of Fame.

Zijn album All Blues uit 2019 stond vijftien weken op nummer 1 in de Billboard Blues Chart, en zijn autobiografie Do You Feel Like I Do?: A Memoir, die afgelopen oktober werd uitgebracht via Hachette Books, debuteerde op de lijst van The New York Times Bestsellers.

Ryley Walker – Course In Fable

Ryley Walker – Course In Fable (Husky Pants/Konkurrent)

Toen ik Ryley Walker interviewde zes jaar geleden viel zijn puurheid meteen op. Niets was gemaakt aan de Amerikaan, met zijn ontwapenende lach. Oprecht geïnteresseerd in de interviewer, terwijl dat meestentijds louter andersom is bij artiesten. Tijd hè, want tijd is geld.

De weergaloze gitarist Ryley Walker (32) is in heel veel aspecten een vreemde eend in de bijt in de wereld van de showbusiness. In de muziekwereld vooral. Heeft onder andere te maken met zijn komaf. Opgegroeid in Chicago. De stad waar hard werken heel normaal is en het nog veel normaler is om zo veel mogelijk normaal te doen. Doe maar lekker gewoon joh, zeggen ze in Chicago. Blijf jezelf. Dat is al lastig genoeg op deze merkwaardige planeet.

Op die manier is Ryley Walker al tien jaar zeer productief met het uitbrengen van ep’s en albums. Zijn nieuwste worp, Course In Fable, telt slechts zeven songs, maar ze zijn lekker lang, uitgesponnen, en zo komen we tot zo’n 40 minuten kwalitatief hoogstaande singer-songwritermuziek. Niet slecht voor iemand die alleen nog met zijn rechteroor hoort, na een paar jaar terug te zijn aangereden door een “drunk motherfucker”.

Onwillekeurig leidde die ellende tot een verslaving aan alcohol, cocaïne en heroïne. Hij probeerde alle rotzooi achter zich te laten in 2019. Maar zijn  zelfmoordpoging mislukte. Walker is inmiddels clean en verkeert in de vorm van zijn leven. Je hoort dat aan alles. Zijn geluid is levendiger dan ooit, opgewekter, hoopgevender. Ryley heeft het lek weer boven. Het vijfenhalve minuut durende Clad With Bunk is misschien wel het fraaiste nummer dat hij schreef tot nu toe. Mooie tempowisselingen, verrassende wendingen. Nick Drake is nog altijd in de buurt.

Ook in Rang Dizzy, met de behaaglijke cello van Nancy Ives, die steeds wat pregnanter aanwezig is. Een song aangestuurd door levenslust. Met een tekst die het hele verhaal van de laatste jaren in een notendop voorbij laat komen: “I am wise. I am so fried. Rang dizzy inside. Fuck me, I’m alive..Pieter Visscher

Jakob Bro – Uma Elmo

Jakob Bro – Uma Elmo (ECM Records)

De Deense gitarist Jakob Bro is een van de grote namen aan het jazzfirmament in zijn land en met zijn huidige trio, dat wordt gecompleteerd door de Spaanse drummer/percussionist Jorge Rossy en de Noorse trompettist Arve Henriksen is een geluid ontstaan dat we zo graag horen binnen het genre: avontuurlijk, spannend en enerverend. Want dat kan jazz zijn. Zeker vandaag de dag.

Producer en tevens de grote baas van label ECM Records nam de drie bij de hand in een studio in het Zwitserse Lugano, waar de nummers van Bro in volle glorie konden ontluiken. Jazz om zielsgelukkig van te worden.

Hoewel de klasse van de gitaar van Bro ervan afdruipt, in alles proef je de ultieme beheersing, is het met name Arve Henriksen die met zijn trompet meestentijds de hoofdrol pakt. De rol van geluidsingenieur Stefano Amerio hierbinnen valt niet te onderschatten. Hij heeft de puntjes op de i gezet.

Neem een song als Beautiful Day. Als Bro haast naar de achtergrond wordt gedrongen door Rossy, die zijn drums streelt als geen ander; er welhaast de liefde mee bedrijft. Henriksen laat zijn trompet naarmate de song vordert steeds meer excelleren, zonder de regie over zijn instrument te verliezen. De klasse druipt ervan af. Dit gaat verder dan betovering en dat niveau wordt negen nummers vastgehouden.

Uma Elmo is een album vol subtiele melodieën. Waar de climax – dat klinkt wat gek misschien – er eigenlijk continu is. Bro schreef de plaat in zijn huis. Werkte het daar uit, nam zijn composities mee naar de studio en in Zwitserland is alles bij elkaar gekomen. Klaterende schoonheid. Balsem voor de ziel. Pure poëzie. Zonder woorden. Pieter Visscher

Liefhebbers van Jakob Bro luisteren natuurlijk naar Pinguin Pluche en Pinguin Groove.

 

 

Dry Cleaning – New Long Leg

Dry Cleaning – New Long Leg (4AD/Beggars)

Dry Cleaning bestaat uit Nick Buxton (drums, synths), Tom Dowse (gitaar, piano, keyboards, percussie), Lewis Maynard (bas) en Florence Shaw (zang en melodica) en heeft met debuutalbum New Long Leg een plaat uitgebracht die vrij verslavend kan zijn. Kijk daar dus een beetje mee uit.

De plaat werd vorige zomer reeds opgenomen in de Rockfield Studios op het platteland van Wales en is nu pas uitgebracht. De band had misschien in eerste instantie het idee dat die coronapandemie wel even over zou waaien. Dat is onduidelijk en we zitten er nog altijd middenin. Het adagium Beter laat dan nooit, dat op een tegeltje bij mijn ouders op het toilet hangt, doet opgeld.

Onder leiding van producer John Parish, die vooral bekend is met zijn werk voor PJ Harvey en ook Aldous Harding met raad en daad bijstond, werd New Long Leg opgenomen.  Een album waarop de hoofdrol zonder meer wordt gepakt door Florence Shaw, die vocaal het midden houdt tussen Anne Clark en Kim Gordon. Beiden even briljant, terwijl het muzikaal duidelijk wat meer richting Sonic Youth trekt. Zeker wanneer Gordon zingt.

De aantrekkelijke afstandelijkheid waarmee Shaw zingt, dat wat ijzige stemgeluid, bepaalt de sound van de Londense band. Die opereert in de postpunkhoek, waar de laatste jaren zo ongelooflijk veel sterke platen vandaan komen. Ook nu dus weer. Waar het vaak gaat om bands met een mannenstem, grijpt nu weer eens een vrouw de hoofdrol en dan gaat mijn feministische hartje sowieso al stukken harder kloppen.

Op New Long Leg staan tien songs en daar zit geen hit tussen. Het is ook niet nodig om slechts van een geweldige plaat te spreken wanneer er één of meerdere hits op staan. Dry Cleaning heeft het allemaal niet nodig. Want hoor Shaw eens fuck up praatzingen in het titelnummer. Je wordt spoorslags verliefd. Ook op al die subversieve songstructuren die de luisteraar tien songs meenemen op een dus haast verslavende trip. Dat er tekstueel vaak geen touw aan vast te knopen is, maakt het allemaal nog wat intrigerender. Had ik nu al gewaarschuwd? Pieter Visscher

Viagra Boys – Welfare Jazz

Viagra Boys – Welfare Jazz (Mattan Records)

Natuurlijk stond de moeder van Sebastian Murphy ongevraagd voor de deur van haar zoon. Om te informeren of hij dat nou allemaal wel zeker wist, met die bandnaam. Maar de zanger van Viagra Boys kende geen twijfels.

“Luister moeder”, zei hij, ontspannen, met een Carlsberg in de rechterhand, “zoek jij nou eens op Google op hoeveel platen de Rollende Stenen, de Kevers en de Verpletterende Pompoenen tezamen over de toonbank hebben doen rollen.”

Moeder was met stomheid geslagen en zag dat de Rollende Stenen alleen al in 1971 van het album Sticky Fingers 21,7 miljoen exemplaren hadden gesleten. “Doe mij nu ook maar een pils!”, Sebastian, lachte ze. “De Kevers”, inderdáád zeg, mompelde ze nog, terwijl haar zoon richting koelkast stiefelde, “die ook.”

Viagra Boys is de band uit Stockholm, Zweden, die in 2018 debuteerde met Street Worms. Een plaat gevuld met satirische teksten. Zwarte humor. Voor u geserveerd op een bedje van groezelige postpunk. Welfare Jazz borduurt daar op voort.

De titel is een steek onder water richting de Zweedse overheid, omdat deze verwijst naar subsidie voor jazzmuziek. De plaat heeft sowieso wel iets recalcitrants. In positieve zin. Terwijl Murphy nou niet overdreven goed in z’n vel zat toen de dertien songs tot stand kwamen.

I’m not good at talking about politics, but everything is political when it comes down to it. I’d rather write a song about being defeated, which usually comes from a real place and says a lot. We wrote these songs at a time when I had been in a long-term relationship, taking drugs every day, and being an asshole. I didn’t really realize what an asshole I was until it was too late, and a lot of the record has to do with coming to terms with the fact that I’d set the wrong goals for myself.”

Al die ellende heeft een plaat opgeleverd die speelt met de eventuele goede smaak van de luisteraar. Al blijft een begrip als goede smaak sowieso arbitrair. Beauty is in the eye of the beholder. We weten het allemaal.

Op Welfare Jazz valt eigenlijk niets aan te merken. De band verkent de uithoeken van de postpunk, wars van conventies en virtuele kaders. Viagra Boys doet wat het wil en dat levert zo’n 40 minuten grenzeloos opwindende rockmuziek op. Champagne! Pieter Visscher