Nick Cave & Warren Ellis – Carnage

Nick Cave & Warren Ellis – Carnage (Goliath Records/V2)

Waarschijnlijk is het vanwege marketingdoeleinden of verkoopdoeleinden dat een nieuw album van een artiest soms in eerste instantie alleen digitaal verkrijgbaar is via diverse streamingdiensten. Het gebeurt in elk geval zo nu en dan. Zo ook met de laatste worp van Nick Cave, ditmaal tezamen met Warren Ellis. Sinds kort dus ook op cd en vinyl verkrijgbaar. Heerlijk.

Die Warren Ellis zit in The Bad Seeds. De twee kennen elkaar door en door. Ellis speelt viool en neemt zo nu en dan een fluit in de mond. Terwijl hij ook bekend is met gitaar, piano, harmonium, synthesizers, drumcomputers, een  metallofoon en de harp. Daarnaast wil Ellis nog weleens wat backingvocals voor zijn rekening nemen. Op Carnage doet-ie het zelfs allemaal. En hij steekt ook nog eens in een ongelooflijke bloedvorm. Net als Nick Cave zelf, die, in tegenstelling tot het gros van de artiesten op onze aardkloot met het jaar beter is geworden. Veel beter zelfs.

Of dat te maken heeft met wat meer rust in het lijf, meer wijsheid, meer eelt op de ziel, schade en schande; meer referentiemateriaal? Vast. Maar Cave is ook vocaal gegroeid. Alles wat hij de laatste jaren aanraakt, verandert in goud. Zoals ook dit Carnage weer van voor naar achter weet te boeien. Met teksten poëtisch als altijd. En vrijwel te allen tijde die continue dreiging in de songs. Die zo verslavend is.

Arrangementen zijn op Carnage her en der wat overvloediger dan we van ‘m gewend zijn, en wat zijn muziek ook behoeft, en toch luister je daar moeiteloos doorheen. Alleen in White Elephant loopt het uit de hand. Het ingezette koor – gelukkig pas na ruim drie wonderschone minuten ingezet – is te klef. Vre-se-lijk klef. Cave vergaloppeert zich. Maar hé, mag de man eens!

Verder vrijwel niets dan schoonheid in meanderende nummers in lage tempi, die Cave zijn toevertrouwd. Hij zingt over elanden, onder andere: By the side of the road is a thing with horns/That steps back into the trees, and a child is born (Old Time) en laat hetzelfde (of een ander) rendier terugkomen in de titelsong. Caves haat-liefdeverhouding met religies komt andermaal tot uiting in zowel subversieve als stichtelijke tekstuele creaties. Hij neemt het geloof op de korrel. De fascinatie voor ‘s mans handel en wandel neemt met het jaar toe. Nick Cave (bijna 64) verkeert in de vorm van z’n leven. Pieter Visscher

 

Wolf Alice – Blue Weekend

Wolf Alice – Blue Weekend (Dirty Hit/Mattan)

Is Ellie Rowsell de beste zangeres die rondloopt in het pop-rockcircuit? Dat is een vraag die al een jaar of elf gesteld kan worden; in 2010 debuteerde de band Wolf Alice met een titelloze ep. Rowsell beheerst alle zangfacetten binnen het muzikale metier.

Grootste zangprestatie van Rowsell (29) vond plaats op het werkelijk sublieme Visions Of A Life (2017), als Rowsell zó godvergeten veel gevoel legt in het geweldige Planet Hunter dat ondergetekende het niet droog wist te houden bij de eerste luisterbeurt. Alles wat muziek het belangrijkst maakt op onze verwilderde planeet zit verwerkt in die epische prachtsong. Op een album waarop Rowsell ook zo schitterend fluisterzingt. Zoals alleen zíj dat kan. Ze sleurt je mee in haar universum. Of je dat nu wil of niet. Er is geen ontkomen aan.

Visions Of A Life is het magnum opus van de Engelse formatie, die nu, vier jaar later, terugkeert met een album dat raakt aan het enorm hoge niveau van zijn voorvanger. Dat maakt het allemaal extra knap. Terwijl het geluid zonder meer poppier is geworden. Wat radiovriendelijker voor de massa. Een enkele track misschien zelfs voor de goegemeente.

Rowsell verkent op Blue Weekend iets minder de uithoeken van haar vocale capaciteiten; ze is minder vaak (zó prachtig, en gemeend) boos en getergd. Het leidt in elk geval tot de meest consistente collectie songs die op plaat is gezet door Rowsell en haar drie bandgenoten.

Opvallend is het intro van Feeling Myself, dat sterk doet denken aan dat van The Rolling Stones’ Gimme Shelter. Je moet het maar durven. Wat verder opvalt is dus dat Wolf Alice een soort innerlijke rust heeft gevonden. Wat leidt tot sfeervolle indierock met wat meer poppy accenten op een album waarop Rowsell maar tweemaal (het venijnige Smile (goeie clip ook!) en de woeste punkrocker Play The Greatest Hits) écht het achterste van haar tong laat horen. De rest van haar gezang is ‘slechts’ wonderschoon. Pieter Visscher

 

Faye Webster – I Know I’m Funny Haha

Faye Webster – I Know I’m Funny Haha (Secretly Canadian)

Dat moet je ook maar durven natuurlijk, om je album een an sich bespottelijke titel mee te geven. Maar Faye Webster is een bijzondere vrouw en ook hier komt ze moeiteloos mee weg.

I Know I’m Funny Haha is de vierde langspeler van de Amerikaanse, die sinds 2013 niet alleen in de standaardalbumlijsten te vinden is. Omdat ze graag onder de noemer folk wordt gezet. Een muziekstijl waarin ze het liefst de randjes opzoekt, door ook met de nodige country- en bluegrasselementen te spelen. Het mixt allemaal wonderwel met het wat wulpse stemgeluid van de in Atlanta woonachtige zangeres.

Better Distractions, van I Know I’m Funny Haha, werd al geprezen door niemand minder dan Barack Obama en dan kan het weleens snel gaan in de muziekwereld. Want alleen het in 2019 verschenen Atlanta Millionaires Club wist echt potten te breken in Websters thuisland. 

Zonder twijfel gaat daar verandering in komen. En niet alleen gezien de aandacht van good old Barack, waarvan we reeds wisten dat hij prat mag gaan op een fijne muzieksmaak. Zo houdt de voormalig president van Bob Dylan en Phoebe Bridgers, van Jeff Tweedy en zijn warme gevoelens voor rocker Bruce Springsteen zijn algemeen bekend.

Faye Webster bevindt zich tussen grote namen in de muziekindustrie en heeft met I Know I’m Funny Haha haar beste werk op plaat gezet. Neem een song als In A Good Way, die over een adembenemend prettig refrein beschikt. Glansrol voor de viool. Op de plaat vooral nummers die zo laid back gespeeld en gezongen zijn dat het wel heel erg raar moet lopen, willen we hier de lome zomer niet mee doorkomen. Webster heeft een kunststukje afgeleverd. Pieter Visscher

The Black Keys – Delta Kream

The Black Keys – Delta Kream (Nonesuch Records/Warner)

Precies tien jaar terug dat The Black Keys een auto op de cover van een album hadden. Toen El Camino en nu Delta Kream. Dat is meteen ook de enige overeenkomst, want alles is anders aan de twee platen. En toch herken je The Black Keys uit duizenden.

Dat heeft niet alleen te maken met de kenmerkende stem van Dan Auerbach, maar ook met de moddervette sound die het duo steevast loslaat op haar composities. Werd El Camino nog geproduceerd door Danger Mouse, op Delta Kream doen Auerbach en Patrick Carney alles zelf. Behalve het schrijven van de songs, want alle elf tracks zijn covers. Van countryblueshelden die de twee inspireerden. Muzikale helden.

Niet de bekendste namen. Neem een Mississippi Fred McDowell, verantwoordelijk voor een rustig countrybluesnummer als Louise. De riff die de song draagt krijg je niet meer uit je kop, terwijl McDowells origineel toch wat minder beklijft. Heeft te maken met zowel de productie als de gitaar. Die van McDowell akoestisch, die van Auerbach elektrisch.

Het album opent met een cover van de bekendste artiest die onder handen is genomen: John Lee Hooker. Crawling Kingsnake werd in 1948 weergaloos vertolkt door Hooker en je snapt meteen dat The Black Keys er verliefd op werden. En het lied 73 jaar later nieuw leven hebben ingeblazen. Hooker zou de versie zonder enige twijfel fantastisch hebben gevonden.

Helemaal met trots vervuld zou David Kimbrough Jr zijn geweest, omdat maar liefst vijf nummers van zijn hand overgoten zijn met die Black Keys-saus. De liefde voor Kimbrough Jr, die weer beïnvloed werd door Mississippi Fred McDowell, proef je in alles. Pieter Visscher 

Sarah Neufeld – Detritus

Sarah Neufeld – Detritus (One Little Independent Records) 

Ze is geen naam die bij velen een belletje doet rinkelen, omdat je bij Arcade Fire natuurlijk vooral aan Win Butler denkt, aan Régine Chassagne, of aan Wins broer Will. Waardoor we die ronduit ideale Win-Willsituatie kregen. U weet het nog.

Maar Sarah Neufeld dook al op op het monumentale (inmiddels) debuutalbum Funeral van Arcade Fire, dat zeventien jaar geleden verscheen. Sinds Neon Bible (2007) wordt ze als volwaardig bandlid gezien van de Canadese superformatie. Wat logisch is. Neufelds rol is prominent binnen het geluid van de epische indierock van Arcade Fire.

Neufeld is ook lid van de instrumentale postrockformatie Bell Orchestre en brengt soloalbums uit. We zouden dus kunnen spreken van een vrouw met niet overdreven veel ruimte in de agenda en waarom zouden we dat niet doen? Neufeld heeft het misschien wel veel drukker dan goed voor haar is en dan weet ze toch nog met een nieuwe soloplaat te verschijnen. Een virtuele diepe buiging is dan ook op zijn plaats. Applaudisseren? Ook goed.

Detritus is een album dat je bij de platenzaak in de bakken met klassiek kunt vinden, maar dat welzéker ook kan opduiken in die met pop en alternatief. Omdat het gaat om vioolmuziek in een modern jasje, zonder dat Neufeld ook maar een moment concessies doet aan haar identiteit als klassiek geschoolde violiste.

Uiteraard grijpt Neufelds viool stevig de hoofdrol op Detritus, maar de zonder meer complementaire drums en voorzichtige elektronica maken een ruim negen minuten durend Tumble Down The Undecided onweerstaanbaar. De song is dansbaar en loopt over van de tot in de finesses uitgewerkte harmonie tussen de drie instrumenten.

Het nummer heeft een zekere agressie, snelheid en diepgang die we in vioolmuziek niet zo vaak tegenkomen. Fascinerend ook, dat ruim een halve minuut durende outro, dat voelt als strafschoppen na een bloedstollende halve finale met verlenging. Ja, we zijn in EK-sferen.

Tumble Down The Undecided is een dansbaar nummer, dat je mogelijk kennis laat maken met moves die je nooit eerder liet zien. Probeer dat eens. Eerst thuis, uiteraard.

The Top is een ander uptemponummer, terwijl de andere vijf hoogstandjes stemmiger zijn. Zo raakt openingsnummer aan Sigur Rós. We herkennen zelfs iets van vocalen, al zijn die minimaal. Net genoeg om je geheel tot rust te laten komen in Sarah Neufelds heerlijke sprookjesbos. Het is er warm, behaaglijk en geen mens is er ontevreden. Pieter Visscher  

 

Mdou Moctar – Afrique Victime

Mdou Moctar – Afrique Victime (Matador/Beggars)

Mahamadou Souleymane, afkomstig uit het Afrikaanse Niger, is een 36-jarige zanger/gitarist die onder meer als zijn alter ego Mdou Moctar platen uitbrengt. Zijn stijl laat zich eenvoudigweg samenvatten als saharamuziek, maar daarmee wordt ‘m tekortgedaan. Woestijnblues komt dichter in de buurt. Terwijl er ook stevig wordt gerockt. Neem openingstrack Chismiten, waarin Souleymane laat horen een gitaarvirtuoos te zijn.

Op Afrique Victime wordt gezongen over de – onvermijdelijke – liefde, worden allerlei religieuze toestanden onder de loep genomen, gaat het over de ongelijke behandeling van vrouwen, wat sowieso vooruitstrevend is in de contreien waarin Souleymane het vaakst te vinden is, en komt de uitbuiting van West-Afrika door koloniale machten naar voren.

Het leidt tot nummers met teksten die je niet verstaat, maar die je wel raken. Dat maakt het allemaal wat extra bijzonder. Handig is wel dat de teksten in het cd-boekje in het Engels zijn gepubliceerd. Souleymanes liefde voor de natuur wordt dan ook duidelijk. En dat hij zich grote zorgen maakt om het continent Afrika. Waarin Niger, qua ligging, overigens een vrij centrale rol inneemt. In Afrika worden eigenlijk altijd wel religieuze oorlogen uitgevochten en Mahamadou Souleymane maakt zich terecht zorgen.

In het titelnummer (vertaald): “Africa is a victim of so many crimes. Why is this happening? What is the reason behind this (…)? If we stay silent it will be the end of us”, is hij uitgesproken.

Mahamadou Souleymane, straatarm geboren, maakte als kind zijn eerste gitaar – eigenhandig. Hij vond wat stalen snaren en hout is altijd wel te vinden en bouwde een snaarinstrument. Zijn religieuze omgeving moest er niets van hebben, omdat god/allah het allemaal niet zo bedoeld zou hebben. Bah! Muziek!

Maar de jonge Mahamadou had er schijt aan en kijk eens waar het hem heeft gebracht. Hij reist de wereld over, met zijn band. Maakt albums die ertoe doen en in alles hoor je de enorme muzikaliteit van de Afrikaan, die zichzelf aanleerde helden als Jimi Hendrix te kopiëren. Dat hij fan is van Eddie van Halen horen we ook terug. Met een ontroerend, vertederend akoestisch bluesliedje als Layla wordt Souleymanes vingervlugheid nog maar eens onderstreept. Afrique Victime is een prachtplaat. Pieter Visscher

Black Midi – Cavalcade

Black Midi – Cavalcade (Rough Trade/Konkurrent)

Dat overkomt je weleens op festivals. Dat je een band mist waarvan je later hoort dat het gewéldig was. Dat is de pest ook met die festivals: keuzes, keuzes, keuzes. Te veel podia. Zo liet onder getekende eens Jeff Buckley lopen nota bene, op Lowlands. In een tijd waarin je muziek minder snel tot je kon nemen en de buzz sowieso aan je voorbij kon gaan.

In 2019 gebeurde het met Black Midi, tijdens Haldern Pop, in Duitsland. Plots hoorde je al die oosterburen over de nieuwe Engelse sensatie praten. “Ach, nicht gewesen?!” “Uh, nein, leider nicht!” Het reeds zwaar bejubelde Schlagenheim was die zomer verschenen.

Ja, zo gaat dat. We hadden wat gemist! Zoveel was wel duidelijk. De nodige hectiek, muzikaal gezien en qua podiumpresentatie. Uit Londen, dat Black Midi. Complexe postpunk, waarin net zo veel jazzy elementen als prog verwerkt is. De jonge band luistert daarnaast net zo lief naar hiphop als naar klassieke muziek. Het gaat geregeld verder dan hogere wiskunde.

Zo’n Chondromalacia Patella, met z’n jazz en scheurende gitaren; het gemak waarmee alle elementen worden versmolten, geeft enorm veel klasse prijs. The Mars Volta horen we in de verte, Zappa bovendien. De band klinkt veel liever verschrikkelijk dan dat het middle-of-the-road wordt. Zo luidt het credo. Verschrikkelijk wordt het echter nergens. Alhoewel, verschrikkelijk prettig en authentiek.

Het acht songs tellende Cavalcade is nog verpletterender, uitdagender en vooral waanzinniger dan het al spectaculaire debuut. Cavalcade is een album dat alle mogelijk denkbare superlatieven waard is. Nog eentje dan: fenomenaal. Pieter Visscher

 

St. Vincent – Daddy’s Home

St. Vincent – Daddy’s Home (Virgin/Caroline)

Daddy’s Home is niet zomaar een triviale titel voor een nieuw album van St. Vincent. Want vader ís ook weer thuis. Daadwerkelijk. Eindelijk. Nadat hij negen jaar zeep weigerde op te rapen in een Amerikaanse bajes. Pa zat vast wegens fraude. Doet-ie vast nooit meer.

Annie Clark (38), St. Vincents echte naam, is natuurlijk al jarenlang het huis uit. Maar het hakt er vast wel in wanneer je vaderlief zo lang ziet wegkwijnen achter tralies. In het titelnummer zingt ze over pa’s vrijlating:

You still got it in ya
Government green suit
And I look down and out
In my fine Italian shoes
And we’re tight as a bible
With the pages stuck like glue
Yeah, you did some time
Well, I did some time too

Clark zingt dat ze handtekeningen uitdeelt in de visitatieruimte. En dat allemaal in een wat plagerig, zwierig liedje, waarin ze vader min of meer licht beschimpt en hij had het al zo zwaar te verduren. Zo lang ook. Natuurlijk is het met een knipoog en het verraadt veel over de vader-dochterverhouding. Die zit wel snor. Humor als medicijn. Zoals dat zo vaak goed werkt.

Daddy’s Home, met mooie uitklapposter in het cd-boekje, is het zesde studioalbum van St. Vincent, na het in 2017 verschenen Masseduction, waarop de flinke, pompende danshit Los Ageless er nogal uitspringt. Minder dan een song als Slow Disco, die de muziek van de Amerikaanse wel vrij aardig samenvat. Ook op Daddy’s Home ligt het tempo waarin Clark haar popliedjes voorbij laat glijden opnieuw niet overdreven hoog.

Down is een venijnig vloervullertje van drieënhalve minuut, waarin Clark het achterste van haar tong laat horen en de nodige funk de luisteraar aangenaam verrast. Stevie Wonder is een inspiratiebron en dat horen we. Zoals Nina Simone en Lou Reed ook bij vader in de platenkast staan. Clark haalde er de nodige inspiratie uit en laat op Daddy’s Home vooral de jaren 70 herleven. Smaakvol. Met je ogen dicht zie je pa stiekem, lekker anoniem heupwiegen in de huiskamer. Eindelijk vrij. Pieter Visscher

 

 

Sophia Kennedy – Monsters

Sophia Kennedy – Monsters (City Slang/Pampa Records/Konkurrent)

Our mothers are insane. Cause their mothers are insane. Our fathers are insane. Cause their fathers are insane”, zingt Sophia Kennedy in Loop, te vinden op haar tweede album, Monsters.

Sophia heeft natuurlijk gelijk, al chargeert ze misschien een beetje. Maar daar houden we wel van. Zo ken ik zelf geen mensen die dingen niet enigszins aandikken om een punt te maken. De Haagse politiek is er zelfs zwanger van. Ach, die in uw gemeente ook? Maar enfin.

Sophia dus. Met haar tweede langspeler. Waarnaar we allemaal zo reikhalzend uitkeken. Na haar titelloze, eigenzinnige debuut van drie jaar terug. De eigenzinnigheid die we ook nu weer horen. En we horen dat zo graag.

Kennedy heeft de kwaliteiten je geen moment weg te laten zweven. Je houdt de aandacht er van voor tot achter bij. Ze luistert net zo lief naar Velvet Underground als Whitney Houston. Ze noemt Antony & The Johnsons, Amy Winehouse, Nina Simone en Billie Holiday als inspiratiebronnen.

Wanneer we al die ingrediënten samenvoegen, krijgen we zowel een blik in Kennedys brein als in het eindresultaat waar Monsters mee is gevuld. Een potpourri. Dertien excentrieke tracks van de Amerikaanse, die al jarenlang in Hamburg woont.

Alle tracks even spannend, alles even onderscheidend, duister, uitdagend en prikkelend. Animal Collective, zegt u? We mogen dansen, we kunnen lekker gek doen op Kennedys muziek en na dertien nummers zet je de plaat razendsnel weer op. Stoere stem, verrassende wendingen, muzikaal dik in orde, verfrissend en narratief. Theatraal, dat ook. Opwekkend en ook wat verslavend? Zonder meer. Neem het heerlijk luchtige Up bijvoorbeeld. Sophia Kennedy heeft een ongelooflijk fraai en krachtig album afgeleverd. Dat in veel eindlijstjes terecht gaat komen. Ongetwijfeld in dat van ondergetekende. Pieter Visscher

 

Bobby Womack, The Poet, herleeft op vinyl

Dit jaar is het 40 jaar geleden dat The Poet voor het eerst werd uitgebracht, het Bobby Womack-album dat diende om zijn carrière nieuw leven in te blazen en waarmee hij in de jaren tachtig een nieuwe kracht was in de urban music. Dat album werd gevolgd door The Poet II, wat de positie van Womack als de toonaangevende exponent van de traditionele soul die hij tot zijn overlijden in 2014 behield verder verstevigde. Nu zijn deze klassieke albums voor het eerst geremasterd van de originele banden.

Men dacht lang dat ze verloren waren, maar de originele banden zijn teruggevonden en zijn afkomstig voor de remasters van The Poet en The Poet II. Om de best mogelijke luisterervaring te bieden, zijn zowel The Poet als The Poet II op zwaar (180 gram) vinyl geperst, waardoor de albums voor het eerst in decennia op de vinylmarkt verkrijgbaar zijn. De historische albums op lp en cd zijn verschenen met uitgebreide liner notes van r&b-geleerde Bill Dahl.

Kort na de release steeg The Poet, geproduceerd door Womack, naar de nummer 1 positie in de Billboard’s Top R&B Album-hitlijst en bood daarmee commerciële validatie voor zijn muzikale houding die zo verwijderd was van de discotrend van die tijd. Zoals geïllustreerd in de nieuw geschreven liner notes van Bill Dahl: “The Poet was opgesplitst in twee verschillende muzikale stemmingen. De eerste kant van het album plaatste Bobby in uptempo instellingen en liet de aanstekelijke grooves de vrije loop. Zijn tweede worp wierp Bobby op als de romantische balladeer, een verleidelijk beeld waardoor zijn legioen van vrouwelijke fans al lang in woede uitbarstte.”

Bobby Womack werd in 2009 opgenomen in de Rock and Roll Hall of Fame door Ronnie Wood van The Rolling Stones. De langdurige samenwerking van Bobby Womack met ABKCO dateert uit zijn vroege carrière als mentorschap door Sam Cooke. ABKCO Music fungeert als muziekuitgever voor de catalogus van Womacks meest opmerkelijke composities, waaronder Across 100th Street, Woman’s Gotta Have It, That’s The Way I Feel About’ Cha, Breezin, It’s All Over Now en American Dream.

Liefhebbers van Bobby Womack luisteren uiteraard naar Pinguin Groove.