Klangstof – The Noise You Make Is Silent

Klangstof heeft een prachtige subtiele tweede plaat afgeleverd waar je naar blijft luisteren, maar dat ging niet zonder slag of stoot.

Koen van de Wardt groeide een deel van zijn jeugd op in een afgelegen gebied in Noorwegen. Geen buren in de buurt, uitzicht over een meer. Behalve veel gamen besloot hij ook zichzelf gitaar te leren spelen en met vrienden muziek te gaan maken. In 2013 verhuist het gezin terug naar Nederland en Koen kon zich aansluiten als bassist bij de band Moss van zanger Marien Dorleijn. Omdat hij behoefte had aan meer artistieke vrijheid startte hij niet veel later het “zijproject” Klangstof, in eerste instantie samen met een aantal andere bandleden uit Moss, maar omdat dat niet goed voelde ging hij uiteindelijk door met een geheel nieuwe band, onder andere met twee oude vrienden uit Noorwegen. Het Klangstof van nu is dus een half Nederlands/Noorse band.

Na het uitbrengen van het debuut “Close Eyes To Exit” in 2016 ging het ineens hard. Klangstof werd opgepikt door het indielabel Mind of a Genius en niet lang daarna stonden ze als eerste Nederlandse band op Coachella en deden ze een toer met The Flaming Lips. Een echte doorbraak volgde helaas niet en Warner, die het label had overgenomen en Coldplay-achtige ambities met de band had, zette ze niet lang daarna aan de kant. Jammer zou je kunnen zeggen maar Klangstof heeft de gebeurtenissen aangegrepen om opnieuw met volledige artistieke vrijheid hun plaat op te nemen.

The Noise You Make Is Silent heeft een fris modern geluid gebouwd op synths en elektronica dat is te danken aan mixer/ producer Francesco Donadello die we vooral kennen als producer van Modeselektor en Thom Yorke. Hoewel Klangstof soms vergeleken wordt met diens band Radiohead hoor ik toch vooral een eigen ontwikkeling en een eigen geluid. De nummers op de nieuwe plaat klinken urgenter, vaak dansbaar en afwisselend. Het geheel klinkt voller en warmer dan debuutplaat Close Eyes To Exit.

Opener Blank Page wordt rustig opgebouwd met synths en de dromerige vervormde stem van Koen van de Wardt om na een dikke minuut open te breken tot een prachtig en kleurrijk zwoel dansnummer. In Attack Attack ligt het tempo veel lager met een hoofdrol voor de mooi gedoseerde elektronica die het nummer kleur en een vol geluid geven. Verderop de single Phantoms, een duet met Luwten, ook hier weer veel aandacht voor subtiele elektronica onder de zanglijnen. Ook dit is weer een nummer om heerlijk op door de kamer te dansen. En zo gaan ze nog even door, het stuwende New Congress, New Father, het instrumentale pianonummer They Could Have Saved The Universe en het ijl gezongen Thousands dat me voor het eerst echt even aan Thom Yorke doet denken, om uiteindelijk af te sluiten met het prachtige ingetogen We Never Liked The Outcome, weer een duet, nu met Wayne Coyne, de zanger van The Flaming Lips.

Je moet de plaat ook echt gaan beluisteren met een koptelefoon op, je hoort dan nog beter de subtiele accenten, de zacht zoemende bassen en de prachtig heldere productie. Wat een genot voor het oor, je blijft nieuwe dingen ontdekken. Klangstof heeft met deze tweede plaat een grote stap vooruit gezet. Hoewel de plaat erg afwisselend is vormen de nummers door de hoogstaande productie een prachtig consistent geheel. Een plaat met internationale allure. Het zou meer dan terecht zijn als na het debuut ook The Noise You Make is Silent buiten onze landsgrenzen de aandacht krijgt die het verdient.

Tekst: Jan Berends

Cable Ties – Fair Enough

Cable Ties – Fair Enough (Merge Records/Konkurrent)

Een bandsamenstelling die je niet zo vaak ziet is die van twee vrouwen en een man. Dat die samenstelling hoogstaande punkrock oplevert, bewees het Australische trio al met het titelloze debuut, dat uit acht songs bestond. Fair Enough telt er nog eentje minder, maar we herkennen dezelfde furie en intensiteit.

Zangeres Jenny McKechnie heeft het hart op de tong en dat horen we graag wanneer het punkrock betreft. Dat heb je als leek nog niet door wanneer de openingstrack Hope wordt ingezet, met zijn vrij rustige aanloopperiode van twee minuten. Daarna gaat het bijna vijf minuten los en weten we snel weer waar de drie bekend mee werden. Die 6:44 minuten van de opener stroken niet helemaal met de punkgedachte uiteraard; een minuut of drie is lang genoeg voor een nummer.

Op de rest van de plaat conformeert de band zich daar wel aan. Terwijl het lange Hope het ‘uitzitten’ meer dan waard is. Want wat een opwinding! Wat kleurt die strot van Jenny McKechnie toch prachtig bij alle gitaargeweld, slopende basdreunen (Nick Brown) en drumuitspattingen van Shauna Boyle, die over een prettige tweede stem beschikt. McKechnie vindt Cable Ties een echte liveband. Dan komen de songs het best tot hun recht. Dat belooft dan nog wat, eerdaags in Rotterdam, want op plaat komen ze al ongelooflijk goed tot hun recht. Je proeft dat die livebeleving mee is genomen naar de studio.

Het gevaar, en dat is echt reëel, is dat je enorm het gaspedaal gaat intrappen wanneer Far Enough in de auto wordt afgespeeld. Neem zo’n woeste track als Sandcastles waarmee je alles wat misgaat op deze planeet ruim vier minuten lang mag meeblèren op de wegen waar vroeger 130 was gepermitteerd. Pas daar een beetje mee op. Wat een héérlijke band is Cable Ties. Pieter Visscher

 

LIVEDATA 10/11 V11, Rotterdam 11/11 Insert Name Festival, Luik

 

Live Foto Review: Klangstof + Áslaug in Paradiso Noord

Klangstof is het project van de Nederlander Koen van de Wardt, die opgroeide in Noorwegen. Sterk beïnvloedt door Radiohead maakt de jonge muzikant mooie liedjes vol synths, gitaar en drums, met daarbij zijn unieke stemgeluid. De komende tweede plaat ‘The Noise You Make Is Silent’ brengt de veelzijdigheid, speelsheid en impulsiviteit van het trio, dat naast Van de Wardt bestaat uit Wannes Salomé en Erik Buschmann, vol in het voetlicht.

De schrijfsessies hadden meer gemeen met verstrooide geluidsexperimenten dan geijkte jams; de drie muzikanten circuleerden om een tafel vol effectpedalen, laptops, synths en drummachines waaruit ze spannende geluiden kweekten. Deze geluiden vormden vaak de basis waaruit de songs voortvloeien.

In plaats van te denken in begin- en eindpunten, geeft Klangstof zich over aan het onophoudelijke. Met een impulsieve, spannende dynamiek die de grenzen elke keer nog een stukje verder verlegt, is Klangstof ook als liveband bekend in binnen- en buitenland.

King Krule – Man Alive!

King Krule – Man Alive! (XL Recordings/Beggars)

Kettingroker Archy Marshall (25) staat niet op het erepodium wanneer de schoonheidsprijzen worden verdeeld. Niet alleen daarom zou hij er in de eerste voorronde van Idols al zijn uitgevlogen, omdat zijn vocale beperkingen er bovendien niet om liegen. Slim als hij is maakt de Brit pragmatisch gebruik van zijn stem en who gives a fuck anyway om dat uiterlijk? Het gaat in muziek áltijd om de songs. Nietwaar, Beyoncé?

Archy Marshall kennen we vooral als zijn alter ego King Krule, waarmee de Londenaar zijn vierde album heeft afgeleverd. Ook nu weer schimmig en onderscheidend. Aanschurkend tegen een zekere beklemming. Geen stijlbreuken, geen commerciële knieval op Man Alive!. Je zou het stempel met psychedelische jazz er weer op kunnen drukken. Het dekt de lading behoorlijk. Hoewel Marshall nog lekker springerig aftrapt met Cellular, waarin een hoofdrol is weggelegd voor de drumcomputer. Waarmee hij zijn liefde voor hiphop geenszins verloochent. De jazzy saxofoon in de finale had nog wat langer de regie mogen overnemen.

Supermarché is dreigender en opnieuw is die drumcomputer belangrijk. Stoned Again is ronduit opstandig. Marshall klinkt als een gefrustreerde, bozige beatnik, ronddolend op een planeet nog verwarder dan hijzelf. Met Comet Face wordt een klein beetje afstand gedaan van het avant-gardistische geluid waardoor ook Man Alive! wordt gekenmerkt, hoewel er nog lang geen sprake is van een popliedje. Dat wil Marshall ook helemaal niet. King Krule is de meester van het subversieve geluid en dat wil hij weten ook. Hij heeft een niche gecreëerd.

The Dream, met zijn 1 minuut en 39 seconden lengte, lijkt niet meer dan een vingeroefening, terwijl Marshall zijn liefste stem laat horen en een warme bas het nummer vanaf de start draagt. Het kronkelige, meanderende Perfecto Miserable is de lastigste track op de plaat. Experimentele jazz voor gevorderden.  Marshall moet het slaapwandelend hebben geschreven. Het tweede deel van het album wijkt daar stijltechnisch niet te gek veel vanaf, Marshall drijft nog wat verder weg van toegankelijkheid. Waardoor Man Alive! vooral een plaat voor de avonduren is geworden. Dan komen de 14 songs het prettigst binnen. Nog beter: de nacht. Pieter Visscher

Live Foto Review: Bear’s Den @ AFAS Live

Live Foto Review: Bear’s Den @ AFAS Live, Amsterdam
27 februari 2020
Foto’s Peter van Heun

In 2013 werden we doormiddel van meerdere EP’s, geïntroduceerd aan de folk sounds van Bear’s Den. Één jaar later verscheen het debuut album ‘Islands’. Dit album werd opgevolgd door het experimentelere ‘Red Earth & Pouring Rain’ waarin de band nieuwe geluiden uitprobeert. Door het grote succes van de band werd er sinds samenstelling non-stop getourd. Het was dus tijd voor een pauze. Tijdens deze pauze kon de band goed nadenken over de toekomst van Bear’s Den. Het resultaat hiervan horen we op het recent uitgebrachte abum ‘so that you might hear me’. Waarin we nieuwe sounds horen die worden voorgeschoteld in een klassiek Bear’s Den jasje.

Pinguin Radio presenteert podcast Volkskrant Radio – februari 2020

Pinguin Radio en de Volkskrant slaan de handen ineen voor een maandelijkse radio-uitzending waarin de luisteraar bij de hand wordt genomen langs de beste albums en de beste tracks van het moment.

de Volkskrant

Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site! En in de herhaling is op 20 januari.

Dit alles, en meer, is te vinden op de maandelijkse Volkskrant Radio-podcast op Pinguin Radio.

The Men – Mercy

The Men – Mercy (Sacred Bones/Konkurrent)

Misschien wel een van de bijzonderste bands die er rondlopen op deze planeet is The Men, uit New York. Volstrekt onvoorspelbaar. Schakelt net zo eenvoudig over van snoeiharde metal of punk naar singer-songwriterachtige nummers en ook psychedelica wordt niet uit de weg gegaan.

Net zo onvoorspelbaar als de muziek die de formatie op plaat zet, is de samenstelling van de band, die met Mercy de achtste langspeler heeft gelanceerd. Al is The Men nu reeds voor de derde keer met dezelfde namen de studio ingedoken. Hoe je het wendt of keert, komt dat het geluid ten goede. Hoewel je dat van de hak op de tak gaan er echt niet meer uit krijgt.

Zo opent Mercy met het gedragen, wat countryachtige Cool Water, compositorisch niet al te spannend. “I’m a pool of sweat, a canyon of regret, this bottle is my only friend”, zingt Nick Chiericozzi. De song wordt gevolgd door het ruim tien minuten durende Wading In Dirty Water dat onherroepelijk aan Canned Heat, maar vooral aan The Doors doet denken, met een glansrol voor het Hammond-orgel. De weerbarstigheid van The Men doet dan weer opgeld met het rustgevende pianoliedje Fallin’ Thru dat ook op een plaat van Lou Reed had kunnen staan.

Children All Over The World roept herinneringen op aan de jaren 80, wanneer synthesizer en elektrische gitaar om voorrang knokken. Call The Dr. is een heerlijk springerig, uptempo fingerpicking gitaarliedje dat op elk moment van de dag een glimlach op je gezicht weet te toveren.

Opvallend is het intro van Breeze, dat verrekte veel wegheeft van Radar Love van onze bloedeigen Golden Earring. Zou Rinus Gerritsen al hebben gebeld? Breeze is een óverheerlijke punrockkraker vanjewelste. Chiericozzi laat het achterste van zijn tong horen zonder de gevoeligheid die hij in songs kan leggen kwijt te raken. Dat is knap en maakt het allemaal nog wat prettiger om naar te luisteren. Breeze is typisch zo’n nummer dat je wel tien keer achter elkaar naar de repeatknop doet lopen. Net geen drie minuten. Het klopt allemaal. Een van de sterkste songs die dit jaar zijn verschenen. Met het afsluitende titelnummer is Lou Reed dan opeens weer een klein beetje van de partij. Alsof-ie nooit is weggeweest. Pieter Visscher

Live Foto Review: Balthazar @ Paradiso

Live Foto Review: Balthazar @ Paradiso, Amsterdam
24 februari 2020
Foto’s Peter van Heun

Op 24 februari keerde de Vlaamse indiepopband Balthazar terug naar Paradiso. De vijfkoppige formatie rondom voormannen Maarten Devoldere en Jinte Deprez werd opgericht in 2004 en wist door hun harde werk, ijzersterke liveshows en gewoonweg het feit nog nooit een slecht album gemaakt te hebben in gestaag tempo uit te groeien tot een van de populairste en meest geprezen bands uit België, met succes wat reikt tot ver buiten de grenzen van de Benelux. Begin 2019 verscheen Balthazar’s vierde studioalbum ‘Fever’, waarop wederom een fris en vernieuwend indiegeluid te horen is.

Voorprogramma: Jaguar Jaguar

Robert Cray Band – That’s What I Heard

Robert Cray Band – That’s What I Heard (Thirty Tigers/Bertus)

Hij won vijf Grammy’s en zit al ruim veertig jaar in het vak dat het hem groot maakte, waarmee hij wereldwijd successen vierde: het muziekvak. Immer laverend tussen blues, R&B en soul is de 66-jarige songsmid Robert Cray met zijn huidige band nog altijd een van de groten in de bluesrock. Nog geen spoortje slijtage op de stembanden en qua songmateriaal wordt nooit over een nacht ijs gegaan. Perfectie als sleutelwoord.

Dat geldt ook weer voor That’s What I Heard, dat geen wereldhits van het niveau Strong Persuader of Don’t Be Afraid of the Dark kent, maar werkelijk nergens teleurstelt. Wanneer Cray gevraagd wordt hoe hij het album in drie woorden zou kunnen omschrijven komt hij tot fucking cool en bad en dan volgt een glimlach om in te lijsten. Cray lacht zijn tanden bloot zoals alleen hij dat kan en je ziet aan alles dat hij in topvorm is. Geestelijk en fysiek. De Amerikaan zegt dat hij en zijn band nog nooit zoveel lol hebben gemaakt tijdens het maken van een plaat. Dat geloof je terstond, want het speelplezier lijkt groter dan ooit. That’s What I Heard is een bruisend album, dat veel levensvreugde laat horen.

Vergelijk het met een voetbalteam; wanneer de sfeer in de groep goed is, zijn de resultaten vaak navenant. Cray versleet nogal wat muzikanten in de laatste vier decennia en nu lijkt de cohesie sterker dan ooit. De club kameraden die hij om zich heen heeft verzameld is ‘m al een poosje trouw en dat hoor je terug in de songs. Richard Cousins (bas), Dover Weinberg (keyboards), Terence F. Clark (drums), en Steve Jordan (drums, percussie) worden op het album bijgestaan door Steve Perry (Journey) en Ray Parker Jr. en dat maakt het feest nog wat groter.

Naast eerdergenoemde ingrediënten leven Cray cum suis zich ook uit met gospel en boogaloo. Het swingende My Baby Likes To Boogaloo spreekt boekdelen wat betreft het optimisme dat we terugvinden op That’s What I Heard, dat werd geproduceerd door Steve Jordan (Sheryl Crow, Josh Groban, Keith Richards, Boz Scaggs). Een feest om in de cd-speler te schuiven, of om op de draaitafel te leggen. Dansschoenen paraat. Het leven is mooi als je Robert Cray bent. Pieter Visscher

 

Gil Scott-Heron – We’re New Again (A Reimagining By Makaya McCraven)

Gil Scott-Heron – We’re New Again (A Reimagining By Makaya McCraven) (Beggars/XL Recordings)

Tien jaar terug bracht de gevierde soul/jazzmuzikant, dichter en auteur, wijlen Gil Scott-Heron zijn dertiende, alsook laatste studioalbum uit, We’re New Again getiteld. A Reimagining By Makaya McCraven betekent dat de vermaarde Amerikaanse jazzdrummer McRaven de zwanenzang onder handen heeft genomen. Op bijzonder respectvolle wijze. Smaakvol bovendien.

Spannender dan het origineel en wie had dat kunnen bedenken? McRaven zelf waarschijnlijk, want hij wist dondersgoed waar hij aan begon. McCraven wordt alom geprezen als een vertolker van een van de meest uitdagende nieuwe geluiden binnen de moderne jazz en dat hoor je terug.

De in Parijs geboren Amerikaan trommelde een aantal bevriende muzikanten op om het project samen met hem gestalte te geven. Multi-instrumentalisten Ben LaMar Gay, Jeff Parker en Junius Paul zijn van de partij. Opnames vonden plaats in de thuisstudio van McRaven. Hij speelt zelf Wurlitzer, synthesizers en bas op het album.

McRavens ritmische interpretatie van het swingende New York Is Killing Me is gebaseerd op gesamplede drums van zijn vader, Stephen, ook al gelauwerd in de muziekwereld. Er wordt tijdens de opnames flink op los geïmproviseerd en dat geeft je het gevoel alsof je erbij bent in de studio.

De grote man van XL Recordings, producer Richard Russell, is dolenthousiast over de plaat, al zal dat niemand verbazen. Hij is blij dat het nergens rommelig is geworden, het gevaar dat binnen de jazz altijd wel enigszins op de loer ligt. “There’s nothing excess in there. There’s still Gill’s great voice, and that huge presence.” Op zo’n moment denk je: geen speld tussen te krijgen. Pieter Visscher

Liefhebbers van Makaya McCraven en Gil Scott-Heron luisteren uiteraard naar het heerlijke Pinguin Pluche.