‘The Lamborghini of SHAME records’, zo omschrijft SHAME zanger, Charlie Steen het nieuwe album van zijn band. Food For Worms wordt hun vierde. Wat Charlie bedoelt, is dat kosten nog moeite gespaard zijn om een succes te maken van de plaat. En dat dat volgens hem is gelukt. Groter budget, meer studiotijd. En een klasse A producer. Dat werk.
De man die de Britse band moet helpen omhoog te stoten in de vaart der volkeren is niemand minder dan…Mark Ellis. Beter bekend als Flood. Flood heeft zich in de loop der decennia opgewerkt van assistent technicus op het eerste album van New Order tot sterproducer bekend van zijn bemoeienissen met onder heel veel meer U2, Smashing Pumpkins en Nick Cave. Ook vermeldenswaardig en van historisch belang is zijn werk met The Jesus & Mary Chain, Depeche Mode en Sigur Ros. Zoals gezegd A categorie.
De vraag is natuurlijk, wat kon hij voor SHAME betekenen? Het antwoord, gebaseerd op één vooruitgeschoven nummer is heel wat. Fingers Of Steel – het had een Judas Priest titel kunnen zijn- is een nummer van welhaast epische proporties. Je zou zelfs kunnen spreken van een heuse (post)punksymfonie!
Waar mister Flood echter goed voor gewaakt heeft, is dat SHAME gewoon SHAME is gebleven. Ondanks de volvette productie en hun haast tastbare ambitie is de band van One Rizla nog makkelijk herkenbaar. Missie geslaagd.
Nieuwe auto, zelfde bestuurder. Zo is Max verstappen ook groot geworden.
De stap van Charlie Sheen naar Charlie Steen is eigenlijk net zo groot als die ene letter verschil doet vermoeden. Want Charlie kennen we als de acteur die net zo dol is op zijn vak als op de alcohol. In Engeland kom je bij alcoholmisbruik, wanneer je strontlam op je fiets tegen het tuinhekje van de buren bent gereden en er toevallig politie in de buurt is, in de drunk tank pink terecht. Om je roes uit te slapen. U ziet: het is een kleine wereld.
Charlie Steen is de zanger van Shame, dat zo’n drie jaar terug debuteerde met het goed ontvangen Songs Of Praise. Een plaat gevuld met vlotte postpunk. Lekker ontwrichtend, zoals we het zo graag horen in deze muziekhoek. Drunk Tank Pink is dan de lastige tweede, maar dat heb je geen moment in de gaten. Het album haalt zelfs een hoger niveau.
Er werd een andere producer aangetrokken; Dan Foat en Nathan Boddy werden ingeruild voor James Ford, bekend van zijn werk voor onder meer Arctic Monkeys, Foals, Florence and the Machine, Depeche Mode, Haim en Gorillaz. Je krijgt het idee dat Ford een schot in de roos is geweest. Hoewel je het zonder goede liedjes niet redt natuurlijk.
Drunk Tank Pink is diverser. Steen zingt zelfverzekerder, terwijl hij zich op het vorige album nog “My voice ain’t the best you heard“, liet ontvallen. Stukje zelfspot, dat de flair en bluf van de band best wel typeert. Ze zijn nog altijd hartstikke jong, terwijl met Drunk Tank Pink het tweede zeer volwassen album is afgeleverd. Dreigend gitaarwerk, meezingbare refreinen, onverwachte wendingen en wat woede her en der, terwijl er met Human, For A Minute ook even gas wordt teruggenomen. Om met het knallende, nog geen twee minuten durende Great Dog het pedaal meteen weer meedogenloos in te trappen:
“Another young girl and another young guy Another blue shirt and another red tie A good writer writes, a great writer steals A good dog sits but a great dog heels
I take another walk with you.”
Zit je er even doorheen tijdens de quarantaine, zuigt de lockdown je mentaal leeg, ging je na 21 uur nog altijd even zwemmen, maar haalt de avondklok je nu uit dat ritme? Zet Drunk Tank Pink op! Volumeknop lekker een flinke slag naar rechts en je zit vrij snel een stuk beter in je vel (dat rijmt). Op naar de derde golf! Pieter Visscher
Het eerste goede nieuws van komend jaar is de release van Drunk Tank Pink op 15 januari, het tweede studioalbum van de Britse postpunkband Shame; een jaar nadat het album is afgerond in de beroemde Franse studio’s La Frette. CHAOS Music Magazine sprak met de band hoe zij terugkijken op het opnameproces.
shame kwam vorige week met een nieuwe EP, Nigel Hitter op de proppen. Twee nummers waren al eerder verschenen Water In The Well en Snow Day. De laatste hebben we aan de playlist toegevoegd.
Want qua titel toepasselijk bij het jaargetij en qua anders dan we gewend zijn van de Londenaren. Een sentimentele ballad zit er niet in, maar op Snow Day treffen we de shame in een relatief rustige bui. De meters blijven in het wit, Charlie Steen doet zijn stembanden nauwelijks geweld aan en de band kan hem bij te houden. Van een klassieke songopbouw is echter geen sprake. Een refrein ontbreekt. In plaats daarvan krijgen we een paar vocale en instrumentale breaks. Je moet Snow Day een paar keer horen om de logica te begrijpen. Een lager tempo betekent overigens niet dat we ons kunnen ontspannen. De tekst van Snow Day is multi-interpretabel. Snow Day zou een liefdesverklaring kunnen zijn, maar ook een zelfmoordbrief van iemand die gezeten op de top van een heuvel zijn ogen sluit en valt. In slaap of in de afgrond is de vraag.
Op 15 januari, drie jaar en drie dagen na hun debuutalbum verschijnt Drunk Tank Pink. Het nieuwe album van shameis onder compleet andere omstandigheden gemaakt dan Songs Of Praise.
Zoals alle bands met een (post)punk stempel is shame gebouwd voor de bühne. Toen er begin dit jaar een plots einde kwam aan het toeren zag de band uit Zuid Londen hun wereld ineen storten. Waar eerst drukte was, heerste nu de stilte. Die verandering vindt zijn weerslag op het nieuwe album. Tenminste dat zegt zanger Eddie Steen. Gitarist Sean Cole-Smith beaamt het, maar erg te horen is het niet. Tenminste niet op de twee singles die vooruit zijn geschoven.
Alphabet is shame zoals we ze kennen, dreigend en onstuimig. Ook Water In The Well zou op het eerste album niet heel erg uit de toon zijn gevallen. Single twee van Drunk Tank Pink heeft een punk funk ritme, de nodige breaks, stukjes voorgedragen tekst en de voor shame zo typerende losse koortjes. Zou best kunnen dat andere songs op het album breken met de mal. Cole-Smith heeft Afrikaanse high life muziek ontdekt, maar Water In Th Well is shame zoals we ze hebben leren kennen en waarderen.
Dit nieuws gaat al langer rond dan het covid-19 virus, éindelijk is het zo ver en kondigt shame hun langverwachte nieuwe album Drunk Tank Pink aan! Daarnaast heeft de band een door Pedro Takahashi geregisseerde video gedeeld voor de gloednieuwe single ‘Water in the Well’.
Er zijn momenten op Drunk Tank Pink dat je bijna naar de hoes moet grijpen om te controleren of dit dezelfde band is die Songs Of Praise uit 2018 heeft gemaakt. Het is een flinke sprong die shame gemaakt heeft van de losbandige post-punk van hun debuut tot het uitgestrekte avontuur dat uiteengezet is in de grotere, gedurfdere James Ford-geproduceerde follow-up!
Deze creatieve sprong werd gedeeltelijk veroorzaakt door de recente crash van de band, nadat ze hun hele volwassen leven onderweg hadden doorgebracht. Het komt voort uit het begin van de band als pubers met grote ogen, die op hun tanden bijten in de pubs en de kleine podia van Zuid-Londen, tot de meest gevierde nieuwe band in Groot-Brittannië, compleet gekatapulteerd door het succes van hun baanbrekende debuutalbum.
Opnieuw wennend aan een normaal thuis met – voor het eerst sinds de formatie van de band – geen liveshows aan de horizon, probeerde frontman Charlie Steen de psychose er uit te feesten. “When you’re exposed to all of that for the first time you think you’re fucking indestructible”, merkt hij op.“After a few years you reach a point where you realise everyone needs a bath and a good night’s sleep sometimes.”
Een intense aanval van lucide koortsdromen overtuigde Charlie ervan dat zelfmedicatie voor zijn demonen geen erg gezond actieplan was en dat het waarschijnlijk tijd was om te stoppen en naar zijn diepste zelf te kijken.“You become very aware of yourself and when all of the music stops, you’re left with the silence”, zegt Charlie terugblikkend. “And that silence is a lot of what this record is about.”
In een kamer (lees:meer een kast waarin vroeger een wasmachine stond totdat die naar buiten werd gesleept en vervangen door een bed), in een roze tint geschilderd die gebruikt werd om dronken tankgevangenen te kalmeren, cocoonde Charlie zichzelf om na te denken en te schrijven.
In de kamer die ‘the womb’ werd genoemd – door het prisma van zijn eigen surrealistische dromen – sprak hij over de psychologische tol die het leven in de band van hem had geëist. Het uiteenvallen van zijn relatie, het verlies van een gevoel van eigenwaarde en de groeiende identiteitscrisis die zowel de band als een hele generatie voelden.
Charlie: “The common theme when I was catching up with my mates was this identity crisis everyone was having, no one knows what the fuck is going on.”
“It didn’t matter that we’d just come back off tour thinking, ‘How do we deal with reality!?’”,beaamt gitarist Sean Coyle-Smith. “I had mates that were working in a pub and they were also like, ‘How do I deal with reality!?’ Everyone was going through it.”
Sean had een andere tactiek als Charlie en barricadeerde zichzelf in zijn slaapkamer. Hij verliet nauwelijks het huis en in plaats daarvan deconstrueerde hij obsessief zijn benadering van spelen en muziek maken, plukte hij de draden van de muziek die hij verslond uit elkaar (Talking Heads, Nigerian High Life, de droge funk van ESG, Talk Talk …) en creëerde werk doordrenkt met paniek en knetterintensiteit. “For this album I was so bored of playing guitar”, herinnert hij zich, “the thought of even playing it was mind-numbing. So I started to write and experiment in all these alternative tunings and not write or play in a conventional ‘rock’ way.”
Het geniale van Drunk Tank Pink is hoe Charlie’s tekstuele thema’s aansluiten bij de muziek. Opener Alphabet ontleedt het uitgangspunt van ‘moeten presteren’ tijdens een sirene van nerveuze, schokkerige gitaren, het refrein klinkt als een bierfles over een mosh-pit wordt gegooid. Nigel Hitter verandert de alledaagsheid van routine in iets spectaculairs via een onsamenhangende puzzel van gesyncopeerde ritmes en shattered punkfunk. Het resultaat is een enorme uitbreiding van het sonische arsenaal van shame.
Nadat de band op Grauzone Festival afgelopen februari al nieuwe muziek live liet horen, hebben we een half jaar later dan eindelijk een nieuwe single te verkondigen! De eerste nieuwe muziek sinds het volprezen debuutalbum Songs of Praise (2018, Dead Oceans).
Het hectische, stormende ‘Alphabet’ is absoluut geen Abc’tje zoals frontman Charlie Steen uitlegt: ““Alphabet is a direct question, to the audience and the performer, on whether any of this will ever be enough to reach satisfaction. At the time of writing it, I was experiencing a series of surreal dreams where a manic subconscious was bleeding out of me and seeping into the lyrics. All the unsettling and distressing imagery I faced in my sleep have taken on their own form in the video”
Shame is inmiddels een constante factor in de postpunk-scene. In januari
van dit jaar trokken de bandleden de Franse La Frette studio in voor de
opname van hun tweede album. Dit album zou in de tweede helft van dit
jaar uit moeten komen. CHAOS Music Magazine had een interview met de
band over de opnames van dit tweede album.
Pinguin Radio en de Volkskrant slaan de handen ineen voor een maandelijkse radio-uitzending waarin de luisteraar bij de hand wordt genomen langs de beste albums en de beste tracks van het moment.
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!
De Kroniek der betere Popmuziek
Tekst Robert van Gijssel
Het plaatjaar begint zoals gewoonlijk rustig; weinig grote popreleases in januari, maar pas op, veel parels links en rechts van de mainstream. Alsof we het jaar aarzelend begroeten met de bescheiden tokkelende pracht van het oer-instrument van de popmuziek. De gitaar.
Die speelt natuurlijk de hoofdrol in de country, folk en americana, die ons de afgelopen weken werkelijk om de oren vlogen. In rijke roots- en popgeschiedenis geaarde muziek uit, uiteraard, de Verenigde Staten. Maar ook uit Zweden. En Nederland.
Tim Knol trapt 2018 af met een plaat die het hele jaar op de draaitafel kan blijven liggen en het waarschijnlijk wel volhoudt tot in de eindejaarslijstjes – ja, die beginnen we maar vast weer in te vullen. Cut the Wire is een prachtige, beheerste songwritersplaat waarop de zoete stem van Knol kan schitteren en toch ook wat herinneringen ophalen aan het beste werk van Daryll Ann. Natuurlijk ook omdat Knol weer terzijde wordt gestaan door gitarist Anne Soldaat van die band.
De melodieën van gitaar en stem kringelen om elkaar heen, in het wel zeer toepasselijk getitelde Sweet Melodies. En in het bijna feeërieke nummer Weight of Clouds, dat zich al na een keer luisteren nestelt in een plekje vlak naast je hart. Wat een topplaat.
Uit de geboortegronden van de popmuziek, en dus de zuidelijke delen van de Verenigde Staten, komt de fris gedouchte countryjongen Tyler Childers tot ons met een vrij traditionalistische countryplaat genaamd Purgatory. Childers kan tot het kamp van de aloude ‘outlawcountry’ van Waylon Jennings en Willie Nelson worden gerekend, omdat hij scherp snijdende en lichtelijk onaangepaste country maakt, voorzien van nogal rebelse teksten. Het nummer Whitehouse Road bijvoorbeeld, een echte countryradiohit in wording, is een ode aan de cocaine en andere witte poeders, en dus het snelle leven op de linkerweghelft. De refreinen zijn stuk voor stuk meezingers en Purgatory is dus een echte feestplaat. Niet moeilijk doen, maar countryrocken.
Dat doet de Amerikaanse Ben Miller Band ook, op de volwassenwordingsplaat Choke Cherry Tree. Ben Miller is al jaren een rootsfestivalfavoriet omdat de shows van de band rond Ben Miller erg enerverend zijn. De band begon een beetje als novelty-act, met zelfgebouwde instrumenten en een basgitaar met een wastobbe als klankkast, maar op de nieuwe plaat bewijst Miller vooral een erg goede songwriter te zijn. De arrangementen zijn avontuurlijk, zeker als de band zich laat begeleiden door strijkers, in de nummers Lighthouse en Mississippi Cure. Een dwingende tip, deze Ben Miller Band. Luister zelf.
En pik dan ook even de verrassend goede rootspopplaat van de Zweedse zussen Klara en Johanna Söderberg alias First Aid Kit mee. En de uitmuntende en erg toegankelijke metalplaat Down Below van de ook al Zweedse band Tribulation, die begonnen is aan een grote internationale doorbraak.
Beluister dit alles en meer, in de Volkskrant Radio-podcast op Pinguin radio.
Shame – Song of Praise, Ben Miller Band – Choke Cherry Tree, Kacy & Clayton – The Siren’s Song, Tyler Childers – Purgatory, Tim Knol – Cut the Wire, Case Mayfield – Egomaniac, First Aid Kid – Ruins, Robert Finley – Going Platinum, Tribulation – Down Below en Watain – Trident Wolf Eclipse.
Elke eerste maandag van de maand op Pinguin Radio van 20:00 tot 22:00 uur de beste tracks van de beste albums van het moment samengesteld door de muziekredactie van de Volkskrant. Deze editie hebben we overigens de beste albums van het afgelopen jaar voor je geselecteerd.
De kroniek van de nieuwe muziek
Lees hieronder alle cd-reviews van de albums van het moment volgens de redactie van de Volkskrant.
—
Shame – Song of Praise (Dead Oceans/Konkurrent)
Eindelijk weer een Britse gitaarrockband die de luisteraar doet opveren. Uit Brixton komen vijf jongens die zichzelf Shame noemen en de eerste goede rockplaat van 2018 voor hun rekening nemen.
Door: Gijsbert Kamer 12 januari 2018
Songs of Praise is stevig geworteld in het postpunkgeluid waarin vooral de Britten begin jaren tachtig goed waren. Zanger Charlie Steen sneert meer dan hij zingt en klinkt soms als een nazaat van The Falls Mark E. Smith. En dan zijn er nog die ijzige, guur afgestemde gitaarpartijen, die herinneringen oproepen aan al dan niet vergeten bands als Killing Joke en The Chameleons.
Maar Shame appelleert niet alleen aan nostalgische sentimenten bij de generaties ouder dan zij, daarvoor zijn de songs te eigenzinnig en de teksten te brutaal. ‘I like you better when you’re not around’, zingt Steen in Tasteless. Een liedje dat zo op het laatste album van het ook al zo geweldige Protomartyr had kunnen staan.
Het mooiste nummer, Angie, bewaart Shame voor het laatst. Zeven minuten duurt het en de dreiging wordt met de minuut sterker.
Meanderende gitaarakkoorden, zanger Steen die zich even inhoudt en zich al murmelend een weg baant om dan helemaal los te komen. Zijn wanhoop en verlangens worden overtuigend verklankt. Eindelijk, zeggen we dan. Eindelijk is er weer eens een jong Brits gitaarbandje dat echt nieuwsgierig maakt naar hoe het zich verder zal ontwikkelen.
Ben Miller Band – Choke Cherry Tree (New West Records/Pias)
De Amerikaanse Ben Miller Band uit Joplin in de staat Missouri begon ruim tien jaar geleden als gadgetband, met zelfgemaakte instrumenten uit de voorraadschuur, zoals een bas gebouwd op een wastobbe, met een bezemsteel en een fietsband als snaar. Maar het stadium van leuke novelty-act op een festival is de band allang voorbij. Het kwartet toerde vijf jaar geleden de wereld over met ZZ Top en bouwde zo een flinke fanbase op, want vooral de concerten zijn meeslepend. Ook omdat het liedwerk van Miller gewoon goed is.
Door: Robert van Gijssel 26 januari 2018
Op Choke Cherry Tree wordt stevig in de zuidelijke Amerikaanse rootstraditie gegrepen. Met stompende, rauw scheurende gitaarblues in Big Boy, waar zo te horen de hellehonden achteraan rennen. Maar opvallend genoeg ook in zachtzinniger folk- en cajunsongs als Trapeze, waarin zanger Miller het goed doet als verteller.
De mannen en dame zitten niet vast in americanahokjes, dat blijkt wel uit het opmerkelijkste nummer van deze plaat: Akira Kurosawa. Inderdaad, over de Japanse cineast, voor wie Ben Miller kennelijk een diepe fascinatie koestert. Origineel. Net als de toevoeging van een cello en zelfs een compleet strijkorkest aan het plattelandsinstrumentarium, in bijvoorbeeld het tranentrekkende nummer Lighthouse en het slotnummer Mississippi Cure. Dat liedje valt nog het beste te omschrijven als een neoklassiek Randy Newman-lied. De arrangementen rond de meerstemmige zangpartijen zijn prachtig. Er zit nog heel veel groei en avontuur in deze band, die vooral serieus genomen wil worden, ver voorbij de wastobbe.
Kacy & Clayton – The Siren’s Song (New West Records/Pias)
De muziek van het Canadese duo Kacy & Clayton klinkt alsof ze komt overgewaaid vanuit de Laurel Canyon, die groene wijk in de heuvels rond Hollywood waar de hippies in de jaren zestig bloemen plukten uit de prinsessenhof van Joni Mitchell. Kacy Anderson en Clayton Linthicum, nicht en neef, maken op traditionalistische wijze gemengde folk en country, en zij doen dat zo aardig dat bijvoorbeeld Jeff Tweedy van de bands Wilco fan is geworden. Tweedy produceerde het album The Siren’s Song, dat in de Verenigde Staten al een paar maanden uit was, maar vanaf deze week ook in Nederlandse platenzaken ligt.
Door: Robert van Gijssel 19 januari 2018
De stem van Kacy Anderson, die ook viool speelt, is het beste verkoopargument van het duo: een melodieus meanderende, zachtzinnige vertelstem met engelachtig vibrato, die sprookjesliedjes als het titelnummer de juiste psychedelische lading weet mee te geven: ‘On that shining crystal shore, my eyes did squint to see, three pairs of scarlet lips, singing harmony.’ Als gitarist Clayton Linthicum de bescheiden tweede stem laat volgen in refreinen met flarden close harmony, klinken Kacy & Clayton weldadig.
Het wordt minder als Linthicum de hoofdrol op zich neemt. Hij is een gemiddeld begaafde zanger en dat wreekt zich in het liedje White Butte Country, waarin de lage tonen echt even uit het spoor lopen. Maar slaan we dat nummer over, dan hebben we hier toch een mooi nostalgisch folkplaatje te pakken.
Tyler Childers – Purgatory (Thirty Tigers/ Bertus)
Het platenjaar begint met een aangename rootsverrassing. Tyler Childers uit Kentucky – een kind dus uit de kraamkamers van de Amerikaanse country – is een protegé van de zanger Sturgill Simpson, maar kan uitstekend op eigen benen staan.
Door: Robert van Gijssel 5 januari 2018
Zijn album Purgatory, dat nog wel deels door Simpson is geproduceerd, verwijst naar de onaangepaste countrytijden van Willie Nelson en Waylon Jennings, met door bitse gitaren gegeselde liedjes. Zeer enerverende liedjes, die vooral werken als ze hard uit de autoradio knallen.
Elke track is even opwindend, dankzij de knauwende en soms subtiel overslaande stem van Childers, het jankende samenspel van violen, steelgitaar en hakkende banjo’s en vooral de meezingrefreintjes in fantastische samenzang.
Childers en band gaan geen hippe experimenten aan en blijven trouw aan de ‘outlawcountry’ uit de jaren zeventig. Ook in de teksten, want die zijn behoorlijk rebels. Childers zingt over alcoholisme, moord, ondiepe graven en brute bargevechten, overigens in een welbespraakte en poëtische stijl. En het kwaadaardig rockende topnummer Whitehouse Road lijkt een loflied op de geneugten van Colombiaanse poeders. ‘We been sniffin’ that cocaine, ain’t nothing better when the wind cuts cold. Lord, it’s a mighty hard livin’, but a damn good feelin’ to run these roads.’
Er zijn verschillende manieren om binnen de lijntjes te blijven, wil Childers maar zeggen. Een wild maar onweerstaanbaar countryfeestje.
Tim Knol – Cut the Wire (Excelsior) Het was 2015 en Tim Knol was Tim Knol even zat. Na drie albums onder zijn eigen naam, waarvan het laatste (Soldier On uit 2013) toch ook minder teweegbracht dan de twee voorgangers, maakte hij een plaat met zijn garagebandje The Miseries en leek hij liever zijn fotocamera op te pakken dan zijn akoestische gitaar.
Door: Menno Pot 19 januari 2018
Nu is hij terug met Cut the Wire en hoera: er is (ook voor de maker zelf) weer alle reden om van Tim Knol te houden. Niet omdat hij weer klinkt als op zijn eerste albums, maar juist omdat hij een nieuw, prachtig licht popgeluid smeedde: een bandsound, maar lichtvoetiger dan die van The Miseries. Je hoort duidelijk de hand van Anne Soldaat, zijn trouwe metgezel.
Al na een minuutje van het prachtige openingslied Whispering Heart weet je dat het goed zit: de frisheid is terug in de wiegende, elegante melodieën die Knol zo mooi kan schrijven én met zijn heldere stem prachtig kan inkleuren (Weight of Clouds!).
Hoe opbeurend het ook allemaal klinkt, Cut the Wire is bij vlagen ook een afrekening: met het verleden, de verwachtingen en zichzelf.
Gewoon mooie muziek maken, dat is nu het devies, maar hij doet hier meer dan dat. Het is alsof we Tim Knol op Cut the Wire voor het eerst echt in zijn hart mogen kijken, tot in een roerende ode aan zijn oma aan toe.
Case Mayfield – Egomaniac (BackStage Hotel Records) In tien jaar is het BackStage Hotel aan de Leidsegracht uitgegroeid tot een centrale plek en ontmoetingsplaats in de Amsterdamse muziekscene: muzikanten die in de poptempels Paradiso en de Melkweg optreden logeren er, lokale muzikanten treden op in de bar.
Door: Menno Pot 19 januari 2018
Nu is ‘BackStage Hotel’ ook een platenlabel, met het vierde album Egomaniac van singer-songwriter Case Mayfield als eerste uitgave.
Het liet langer op zich wachten dan we van Mayfield (echte naam: Kees Veerman) gewend zijn: ‘Ik was klaar met de muziek en de muziek met mij’, zegt hij in het meegeleverde persbericht. Dat moet nu van beide zijden voorbij zijn, want Egomaniac biedt ons alles wat Case Mayfield bijzonder maakt: onorthodox, intuïtief gitaarspel, meanderende melodieën en die licht hese stem, die nu eens teder en dan weer hysterisch of ronduit agressief kan klinken.
De mensen van het BackStage Hotel-label wisten Case Mayfield weer aan het schrijven te krijgen en hebben de Nederlandse popmuziek daarmee meteen al een eerste belangrijke dienst bewezen.
First Aid Kid – Ruins (Sony Music)
Het leek er op, bij Klara en Johanna Söderberg, dat de twee Zweedse zusjes Amerikaanser klonken dan menig americana-zangeres. En het was ook op, zo lezen we in een schrijven bij hun vierde album Ruins. Ze waren klaar met elkaar en met de wat sobere country-folk waarmee ze in vijf jaar naam maakten. Maar ze hebben zichzelf herpakt en komen terug met een vollere popsound, waarbinnen gelukkig volop ruimte blijft voor hun prachtige samenzang.
Die dubbele snik blijft fraai in liedjes als It’s a Shame en To Live a Life. Net als de pedal steel die af en toe opduikt. Het popgeluid past First Aid Kit prima. Het schuurt een beetje tegen dat van HAIM en zelfs Fleetwood Mac aan. Mooi gedaan.
Robert Finley – Going Platinum (Easy Eye/Warner) Een mooi decembersprookje diende zich nog even aan in de vorm van Goin’ Platinum, het tweede album van Robert Finley, een zanger/gitarist uit het zuiden van de Verenigde Staten.
Door: Gijsbert Kamer
Het is het tweede album van de 64-jarige muzikant, en zijn eerste op Easy Eye, het label van Black Keys-zanger Dan Auerbach. Die nam de zo goed als blinde Finley onder zijn hoede nadat hij vorig jaar diens debuut Age Don’t Mean A Thing hoorde.
Auerbach haalde de als straatmuzikant de kost verdienende zanger naar zijn studio in Nashville en omringde hem door een uitgelezen groep sessiemuzikanten, onder wie de legendarische gitarist Duane Eddy.
De gewezen timmerman blijkt te beschikken over een diep doorleefde, soms vilein krakende bluesstem. Meteen in het eerste nummer trekt hij een scheur open waar Tom Jones jaloers op zou zijn. Er klinkt dezelfde jubel in door als waarmee de zanger uit Wales ooit naam maakte. Maar Finley kan ook in een diepe blues verzinken, vaak begeleid door een subliem dameskoortje.
Eigenlijk onbegrijpelijk dat Finley nu pas zijn talenten met de buitenwereld deelt. Wat een geluk dat Dan Auerbach zijn pad kruiste, die ook nog een door merg en been gaande kopstem aan de zanger wist te ontlokken.
Tribulation – Down Below (Century Media Records/Sony) Het mooiste aan Down Below: het is een echt album. Met pakkende, snelle openingssongs, een instrumentaal droomstuk (Purgatorio) en een paar finale klappers naar het einde toe.
Door: Robert van Gijssel 2 februari 2018
Als beginnend metalbandje wilde Tribulation een jaar of tien geleden vooral indruk maken op de honderd meter: snelle riffjes, turbodrums, grommende vocalen uit de abattoirs van de death en black metal. Niets bijzonders.
Dat werd Tribulation pas toen het slachtafval bij de weg werd gezet en de Zweden begonnen aan een esthetische renaissance van eigenlijk pure hardrock. Het doorbraakalbum The Children of the Night uit 2015 greep vele metalheads al bij de keel, en opvolger Down Below voert de ontroering nog een tandje op.
De grommende, eentonige stem van Johannes Anderson is gebleven – en die zangstijl moet je dus wel liggen – maar het is opmerkelijk hoe de zanger en bassist met zijn gegrauw toch pakkende refreintjes weet te vormen.
Dat gebeurt al meteen in het openingsnummer The Lament, dat je ook ogenblikkelijk in de zwelgende gitaarpracht van deze plaat trekt; melodieus en episch, en halverwege de song evoluerend in stoere progrock.
De arrangementen zijn nog gefundeerder dan op de voorganger, en krullen in een laagdrempelig, gothic hardrockliedje als Nightbound alle kanten op. Soms scheert Tribulation langs de kitscherige randen van de Viking metal, maar steeds als je de wenkbrauwen fronst, neemt de band weer een afslag. Het liefst naar klassieke en psychedelische gitaarrock uit de jaren zeventig, maar op Cries of the Underworld ook naar het modern-klassieke werk van landgenoten Ghost.
Het mooiste aan Down Below: het is een echt album. Met pakkende, snelle openingssongs, een instrumentaal droomstuk (Purgatorio) en een paar finale klappers naar het einde toe; het sierlijk uitgetekende gitaarepos The World en de zwaar gestapelde slotthriller Come, Become, to Be, waarin de unisono kringelende gitaartjes van de Eindhovense legende The Devil’s Blood om de hoek kijken.
Watain – Trident Wolf Eclipse (Century Media/ Sony Music) Dilemma voor een band die streng in de leer wil zijn: blijf je trouw aan de in marmer gebeitelde regels van het genre, van bijvoorbeeld de tegenwoordig weer best hippe black metal, dan val je in herhaling. Rek je de grenzen op, dan word je door het sektarische deel van de aanhang uitgezwaaid. Want dan ben je niet langer authentiek, of ‘true’.
Door: Robert van Gijssel 12 januari 2018
Het Zweedse Watain heeft met dit dilemma geleefd. De band gold de afgelopen decennia als een van de voornaamste – en geliefdste – verspreiders van de ware en compromisloze black metal. Platen als Casus Luciferi (2003) en Lawless Darkness (2010) ramden de nare boodschap erin bij stroef doorratelende drums, krijsende gitaren en de luguber grauwende stem van Erik Danielson. Klassiek spul voor de liefhebbers.
In 2013 probeerde het trio toch eens iets anders, op The Wild Hunt. Maar de akoestische gitaren, geijkte rockriffjes en ballads maakten van Watain ineens een vrij slechte metalband zonder smoel. Op opvolger Trident Wolf Eclipse klinkt Watain waarachtiger dan ooit, en dus lekker lomp beukend in een modderige draaikolk van kabaal. De productie is asgrauw en ondoordringbaar, de schreeuwende declamaties zijn monotoon en verkillend, in bijvoorbeeld The Fire of Power: ‘Who do not fear to walk the way the vultures fly, towards destruction and doom, arms outstretched and willingly consumed.’
Hard en vies, zoals we Watain kenden. De band klinkt op het eerste gehoor wat eenvormig, maar wie zich overgeeft aan het muzikale onheil, vindt in de roffelende metal toch voldoende haakjes en stoere riffs die knap worden uitgebouwd tot een gierende bak punkherrie (Pandemoniac). Of razendsnel en destructief samenspel van drums en gitaren in Towards the Sanctuary. Zo blijkt de vertrouwde omgeving van de gure satanskerk voor Watain toch nog lang niet uitgewoond.
—
Luister hier naar de vorige editie! Volkskrant Radio – januari 2018
Iedere eerste maandag van de maand tussen 20:00 en 22:00 uur live te beluisteren bij Pinguin Radio en een dag later terug te vinden op Volkskrant.nl als podcast en uiteraard ook bij ons op de site!